In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 27 november 2025 een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van verzoeker, die zich niet kon vinden in de onpartijdigheid van rechter mr. P.A. Ellenbroek. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 13 oktober 2025, na een mondelinge behandeling op 7 oktober 2025, waarbij verzoeker aanwezig was. De wrakingskamer heeft beoordeeld of het verzoek tijdig was ingediend, zoals vereist door artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de feiten waarop het verzoek was gebaseerd, al bekend waren tijdens de zitting op 7 oktober. Verzoeker had de mogelijkheid om direct bezwaar te maken tegen de rechter, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die verzoeker aanvoerde om de late indiening te rechtvaardigen, niet voldoende waren. De beslissing om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren werd genomen door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.