ECLI:NL:RBROT:2025:14196

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 november 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
C/10/708311 HA RK 25-1003
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek van verzoeker tegen rechter mr. P.A. Ellenbroek wegens te late indiening

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 27 november 2025 een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van verzoeker, die zich niet kon vinden in de onpartijdigheid van rechter mr. P.A. Ellenbroek. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 13 oktober 2025, na een mondelinge behandeling op 7 oktober 2025, waarbij verzoeker aanwezig was. De wrakingskamer heeft beoordeeld of het verzoek tijdig was ingediend, zoals vereist door artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de feiten waarop het verzoek was gebaseerd, al bekend waren tijdens de zitting op 7 oktober. Verzoeker had de mogelijkheid om direct bezwaar te maken tegen de rechter, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die verzoeker aanvoerde om de late indiening te rechtvaardigen, niet voldoende waren. De beslissing om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren werd genomen door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/708311 / HA RK 25-1003
Beslissing van 27 november 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te Rotterdam,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaten: mrs. D.J.M. Kulk en A. Sedighi,
strekkende tot de wraking van
mr. P.A. Ellenbroek,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van verzoeker strekt tot wraking van de rechter in de civiele zaak met nummer C/10/695415 HA ZA 25-202. Die zaak betreft een geschil tussen [naam 1] als eisende partij en verzoeker als gedaagde partij. De mondelinge behandeling heeft op 7 oktober 2025 plaatsgevonden. Het dossier van deze zaak is ter beschikking gesteld van de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van verzoeker van 13 oktober 2025;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 20 oktober 2025;
  • de spreekaantekeningen van verzoeker.
1.3.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 20 november 2025 zijn verschenen:
  • verzoeker en zijn hiervoor genoemde advocaten;
  • de rechter;
  • mr. S. Pershad, advocaat van [naam 1], als betrokkene.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Aan de orde is de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten of omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoeker bekend waren geworden – zoals artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
vereist.
2.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is. Verzoeker baseert zijn wrakingsverzoek op uitlatingen, gedragingen en beslissingen van de rechter op de zitting van 7 oktober 2025. Op 29 september 2025 heeft de wederpartij van verzoeker aanvullende producties overgelegd, waaronder een getuigenverklaring van [naam 2]. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechter meegedeeld dat zij [naam 2] persoonlijk, zij het oppervlakkig, kent. Verzoeker was, bijgestaan door zijn advocaat mr. Sedighi, daarbij aanwezig. Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede “zodra de feiten of omstandigheden bekend zijn” betekent dat een wrakingsverzoek moet worden gedaan onmiddellijk nadat de feitelijke grond tot wraking bekend is geworden, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is.
2.3.
In dit geval is die termijn overschreden. De gewraakte gedragingen van de rechter hebben, indien zij al zouden komen vast te staan, zich immers voorgedaan ter zitting van
7 oktober 2025, terwijl het verzoek tot wraking pas is ingediend op 13 oktober 2025.
2.4.
Verzoeker heeft toegelicht dat hij het verzoek niet eerder heeft ingediend, omdat hij een zorgvuldige afweging wilde maken vanwege het ingrijpende middel van wraking. Verzoeker heeft naast zorgvuldigheid in zekere zin ook terughoudendheid in acht willen nemen. Hij heeft enige tijd genomen om te reflecteren op de zitting en meer in het bijzonder of zijn gevoel van ongemak en ongenoegen over het verloop van de mondelinge behandeling werkelijk aanleiding gaf om de onpartijdigheid van de rechter ter discussie te stellen. Daar komt bij dat een deel van de tijd is verstreken, doordat verzoeker bij email van 10 oktober 2025 de advocaat van [naam 1] heeft verzocht toestemming te geven voor het indienen van het wrakingsverzoek en doordat die toestemming op 13 oktober 2025 is onthouden waarop vervolgens advies van de Deken is ingewonnen.
2.5.
Naar het oordeel van de wrakingskamer rechtvaardigen de door verzoeker aangevoerde omstandigheden niet de late indiening van het wrakingsverzoek. Verzoeker was samen met zijn advocaat op de zitting aanwezig. De rechter heeft direct aan het begin van de zitting uitdrukkelijk aan de orde gesteld dat zij [naam 2] persoonlijk kent en verzoeker had direct dan wel in ieder geval na de twee schorsingen van de zitting bezwaar kunnen maken tegen de voortzetting van de zitting door de rechter of zich kunnen beraden op een wrakingsverzoek. Dat heeft verzoeker niet gedaan. De wrakingskamer begrijpt dat verzoeker een zorgvuldige afweging wilde maken alvorens een wrakingsverzoek in te dienen, maar het vragen van toestemming aan de wederpartij is geen vereiste voor het indienen van een wrakingsverzoek. Verzoeker wordt bijgestaan door een advocaat, die op de hoogte is althans moet zijn van de vereisten van het indienen van een wrakingsverzoek, met name het vereiste van tijdigheid van een wrakingsverzoek. Dat een deel van de tijd is verstreken, doordat toestemming van de wederpartij en advies van de Deken is gevraagd, komt voor rekening en risico van verzoeker. Het pas indienen van het wrakingsverzoek op 13 oktober 2025 kan dan ook niet worden aangemerkt als “zodra de feiten of omstandigheden (…) bekend zijn geworden”. Het verzoek is te laat gedaan.
2.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het wrakingsverzoek.
De beslissing
De rechtbank:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van
mr. P.A. Ellenbroek.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.G.L. de Vette, voorzitter, mr. F. Aukema-Hartog en mr. W.J. de Veld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.C.C. Kan, griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.