In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Hef Wonen en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De huurder heeft in de afgelopen negentien maanden slechts drie keer de huur betaald, wat heeft geleid tot een aanzienlijke huurachterstand van € 13.312,59. Ondanks eerdere toezeggingen om de huurachterstand af te lossen, heeft de huurder deze verplichtingen niet nagekomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de persoonlijke omstandigheden van de huurder niet aan de verhuurder kunnen worden tegengeworpen en dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat de huurder niet in staat zou zijn om de huur te betalen.
De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden op basis van artikel 6:265 BW, omdat de huurachterstand ernstig genoeg is om de overeenkomst te beëindigen. De huurder is veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te ontruimen en moet een gebruiksvergoeding van € 837,95 per maand betalen tot de ontruiming. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de huurder geen incassokosten hoeft te betalen, omdat de bepaling in de huurovereenkomst hierover als oneerlijk werd beschouwd. De huurder is verder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.501,45. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.