ECLI:NL:RBROT:2025:14297

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
8 december 2025
Zaaknummer
10-021065-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring belaging ex-partner met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-partner heeft belaagd. De verdachte, geboren in 1989, heeft gedurende een periode van zeven maanden herhaaldelijk contact gezocht met de aangeefster, ondanks haar expliciete verzoeken om dit te stoppen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende manieren, waaronder het sturen van berichten, bellen, en het achterlaten van bloemen en handgeschreven briefjes, de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster heeft geschonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het oogmerk had om de aangeefster te belagen, wat resulteerde in een bewezenverklaring van belaging. De officier van justitie had een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden geëist, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een contact- en locatieverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar, met vervangende hechtenis bij overtreding. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 3.072,95 aan de benadeelde partij toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Rotterdam.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-021065-25
Datum uitspraak: 26 november 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1989,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. V.D.E.M. Amesz, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest. Daarnaast oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • oplegging van een maatregel als bedoeld in 38v Wetboek van Strafrecht (Sr), te weten een contact- en locatieverbod met betrekking tot het slachtoffer [slachtoffer] , voor de duur van 5 jaren met 2 weken hechtenis per overtreding tot een maximum van 6 maanden;
  • de bijzondere voorwaarden en de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v Sr direct uitvoerbaar te verklaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Hoewel de verdachte erkent dat hij meermaals geprobeerd heeft contact te hebben met de aangeefster, heeft hij nooit de bedoeling gehad haar te dwingen iets (niet) te doen, te dulden of haar vrees aan te jagen. Aan het vereiste oogmerk voor stalking wordt dus niet voldaan.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft de feitelijk tenlastegelegde handelingen bekend. De vraag is vervolgens of hij hiermee ook het oogmerk heeft gehad om aangeefster te belagen.
De volgende feiten en omstandigheden zijn voor de beoordeling daarvan van belang.
Op 10 april 2024 heeft de aangeefster, [slachtoffer] , de relatie met de verdachte beëindigd. De verdachte verscheen vervolgens op 16 juni 2024 bij de woning van de moeder van de aangeefster, waar ook de aangeefster aanwezig was. Zij heeft de verdachte toen nadrukkelijk laten weten geen contact meer met hem te willen. Ondanks dit verzoek bleef de verdachte nadien toch steeds contactpogingen ondernemen, zelfs nadat de politie een stop-gesprek met hem had gevoerd. Gedurende een periode van zeven maanden is de verdachte op zeer frequente basis en op verschillende manieren, al dan niet via anderen, contact blijven zoeken met de aangeefster. Zo heeft hij haar meermaals gebeld en berichten gestuurd. Verder is hij een aantal keren bij haar woning en die van haar moeder geweest, heeft hij bloemen en handgeschreven briefjes achtergelaten en heeft hij veelvuldig geringe geldbedragen naar haar bankrekening overgemaakt voorzien van begeleidende teksten specifiek gericht aan de aangeefster.
Het stelselmatig handelen van de verdachte op deze indringende en obsessieve wijze, terwijl de aangeefster hem herhaaldelijk en op niet mis te verstane wijze te kennen had gegeven hier geen prijs op te stellen en geen contact meer met hem te willen, brengt mee dat bij de verdachte ook sprake is van het voor stalking vereiste oogmerk.
4.1.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat voor de startdatum van de pleegperiode de rechtbank uitgaat van de datum dat voor de verdachte duidelijk moet zijn geweest dat hij geen contact mocht onderhouden met aangeefster, te weten16 juni 2024.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op één of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode van
16 juni2024 tot en
met 20 januari 2025 te Vlaardingen en
/ofMaassluis en
/ofRotterdam
, althans in
Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- veelvuldig
, althans meerdere malen,berichten (via sociale media) te sturen naar
die [slachtoffer] en
/of(via sociale media) te bellen naar die [slachtoffer] en
/of
-
veelvuldig, althansmeerdere malen
,langs te gaan bij de woning van die [slachtoffer] en
/of
familieleden van [slachtoffer] en
/ofdaar contact te zoeken met die [slachtoffer] en
/ofdaar op die [slachtoffer]
te wachten en
/of
- bloemen en
/ofeen briefje
te sturen naar en/ofachter te laten bij die [slachtoffer] en
/of
- veelvuldig
, althans meerdere malen, (een) (geringe
)geldbedrag
(en
)naar de
bankrekening van die [slachtoffer] over te maken met daarbij berichten in de omschrijving
en
/of
- contact te zoeken met familieleden van die [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets
te doen, niet te doen,te dulden
en/of vrees aan te jagen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
belaging
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straffen en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft gedurende een periode van zeven maanden zijn ex-vriendin belaagd nadat zij de relatie had beëindigd. Hij deed dit door herhaaldelijk berichten (via sociale media) te sturen, te bellen, langs haar woning te gaan, bankoverschrijvingen te doen met begeleidende teksten en bloemen en handgeschreven briefjes bij haar achter te laten. Daarnaast heeft de verdachte ook contact gezocht met familieleden van het slachtoffer, door hen berichten te sturen of langs hun woning te gaan. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij, ondanks herhaaldelijke en expliciete verzoeken van het slachtoffer om het contact te beëindigen, op indringende wijze heeft geprobeerd met haar in contact te blijven komen. Hiermee heeft hij een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Zij leefde hierdoor in angst, sliep slecht en voelde zich niet meer veilig in haar eigen woning. Uit de voorgedragen slachtofferverklaring blijkt bovendien dat zij tot op heden nog de nadelige psychische gevolgen hiervan ondervindt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad (justitiële documentatie) van verdachte van 21 oktober 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De verdachte is in 2023 onherroepelijk veroordeeld voor het mishandelen van zijn (ex-)partner, en hij is daarnaast in 2020 gedagvaard voor het mishandelen van zijn
(ex-)partner.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft op 14 april 2024 een rapport over de verdachte opgemaakt. Hieruit volgt dat verdachte de ernst en impact van zijn gedrag niet lijkt te onderkennen. De reclassering ziet hierin een risico verhogende factor. Als beschermende factoren worden de hechte band met zijn familie en zijn werkzaamheden als steigerbouwer in het bedrijf van zijn vader genoemd.
In het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis is de verdachte op 6 februari 2025 als bijzondere voorwaarde een elektronisch gemonitord contact- en locatieverbod opgelegd. De verdachte heeft zich in dit proces toen open en meewerkend opgesteld.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een contact- en locatieverbod ten aanzien van aangeefster [slachtoffer] , wederom met elektronische monitoring, en het meewerken aan middelencontrole.
De reclassering heeft op 30 oktober 2025 een aanvullend advies over de verdachte uitgebracht. Hieruit volgt dat de verdachte op 14 juli 2025 gestart is met ambulante behandeling bij Fivoor. Het is echter nog niet gelukt om een concreet behandelplan op te stellen, omdat de verdachte slechts enkele keren is verschenen en de overige afspraken heeft afgezegd of niet is verschenen. De reclassering vraagt zich daarom af of hij voldoende gemotiveerd is om zich te blijven conformeren aan de behandeling.
Ten aanzien van de woonomgeving van de verdachte zijn er de afgelopen maanden meerdere wisselingen geweest. Na zijn schorsing verbleef hij aanvankelijk bij zijn vader, maar wegens spanningen en conflicten is hij per 29 juli 2025 geplaatst in gedeelde woning van Mutatiozorg in Rotterdam alwaar hij ook ambulante begeleiding ontving. Zijn verblijf in deze woning is echter per 15 oktober 2025 beëindigd vanwege aanhoudende spanningen met medebewoners. Vervolgens is de verdachte op 17 oktober 2025 verhuisd naar een beschermde woonvorm van Antes, waar hij 24-uursbegeleiding ontvangt. Vanaf de start van het verblijf in deze woonvorm nemen ook hier de spanningen en de irritaties tussen de verdachte en de medebewoners toe, en hebben zich in korte tijd al meerdere kleine incidenten voorgedaan waar de verdachte bij betrokken was. De reclassering acht dit zorgelijk en vraagt zich af hoe lang deze situatie nog houdbaar is.
De reclassering ziet momenteel risico’s op het gebied van middelengebruik, psychosociaal functioneren en het ontbreken van een structurele dagbesteding. Er bestaat een vermoeden van toename van middelengebruik van cannabis de afgelopen periode. Hoewel de verdachte sporadisch in de steigerbouw werkt, is er geen sprake van structuur. Het toezicht op de verdachte door de reclassering verloopt daarnaast moeizaam. De verdachte toont in toenemende mate weerstand tegen het toezicht, in het bijzonder tegen het dragen van de enkelband en het locatieverbod. Op dit moment staat de reclassering niet negatief tegenover het afsluiten van een enkelband. Tegelijkertijd ziet men dat er nog weinig stabiliteit is op de eerder genoemde leefgebieden. De verdachte bevindt zich in een kwetsbare fase, waarin het extra belangrijk is dat hij zijn behandeling bij Fivoor blijft volgen, zich actief inzet om tot een stabiele dag invulling te komen en een stabiele woonplek heeft. Mocht besloten worden om de elektronische monitoring van het locatieverbod te beëindigen, dan is het wat de reclassering betreft belangrijk dat het locatie- en contactverbod door een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr gewaarborgd wordt.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen hierboven is opgenomen, komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
Bij het bepalen van de strafmaat is aansluiting gezocht bij de straffen die vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Voor belaging wordt in beginsel, en afhankelijk van de duur, intensiteit en ontwrichting van het leven van het slachtoffer, een gevangenisstraf van enige duur opgelegd.
Uit de politieregistraties blijkt dat de verdachte ook eerder in andere relaties belastend gedrag jegens zijn partner heeft vertoond, waarbij contact- en huisverboden werden opgelegd. In de slachtofferverklaring wordt bovendien vermeld dat de verdachte, ondanks het opgelegde locatie- en contactverbod, recent weer indirect contact zou hebben gezocht met het slachtoffer. De rechtbank acht deze ontwikkeling zeer zorgelijk. De verdachte lijkt van geen ophouden te willen weten en het kwalijke en strafwaardige van zijn handelen niet (volledig) in te zien.
Om herhaling van dergelijk belastend gedrag richting het slachtoffer te voorkomen is een stevige stok achter de deur noodzakelijk. De rechtbank is daarom van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en noodzakelijk is. Daarnaast wordt aan de verdachte een taakstraf van 150 uren opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden opleggen zoals geadviseerd, met uitzondering van de elektronische monitoring.
De verdachte heeft al lange tijd een enkelband gedragen en de rechtbank houdt rekening met de belasting die die maatregel meebrengt en de belemmering die deze kan betekenen voor het vinden en houden van werk. De rechtbank acht het van belang dat de verdachte zich juist actief inzet om een stabiele dagbesteding en woonplek te realiseren. Dit is noodzakelijk voor zijn herstel en ter voorkoming van recidive. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat de hierna op te leggen maatregel en de daaraan verbonden hechtenis, die volgt op het overtreden van het contact- en locatieverbod zoals hieronder vermeld, een voldoende afschrikkende werking zal hebben.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank acht het ter voorkoming van ernstig belastend gedrag van verdachte richting aangeefster van belang dat verdachte op geen enkele wijze contact zoekt of heeft met haar en dat het hem verboden wordt zich in haar omgeving te bevinden. De rechtbank zal aan verdachte daarom op grond van artikel 38v Sr de maatregel opleggen dat hij zich onthoudt van contact met aangeefster en dat hij zich niet bevindt in Vlaardingen en Maassluis (zoals weergegeven in de plattegrond in het deeladvies EM d.d. 30 januari 2025, die als bijlage aan dit vonnis wordt gehecht). De rechtbank legt de maatregel op voor de duur van vijf jaar en bepaalt dat de duur van de vervangende hechtenis twee weken bedraagt voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes maanden. De rechtbank zal bepalen dat deze maatregel eveneens dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen tegen aangeefster.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 72,95 aan materiële schade, wegens de aanschaf van twee beveiligingscamera’s (€ 37,95) en de kosten van een urgentieaanvraag om te verhuizen (€ 35,-). Ter onderbouwing zijn foto’s van de aangeschafte camera’s, een brief met betrekking tot de toekenning van de urgentie en een bankafschrift overgelegd.
Daarnaast vordert zij een vergoeding van € 3.000,- aan immateriële schade, met name omdat het handelen van de verdachte bij haar PTSS heeft veroorzaakt. Ter onderbouwing van haar stelling in dit verband heeft zij de verklaring van haar GGZ-psycholoog, een overzicht van medische notities en adviezen van haar psychiater, en foto’s van de aan haar voorgeschreven medicatie overgelegd.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering volledig toe te wijzen, met vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering af te wijzen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. De kosten voor de aanschaf van de beveiligingscamera’s zijn onvoldoende onderbouwd. Verder bestaat er geen rechtstreeks verband tussen de gedragingen van de verdachte en de urgentieaanvraag. Ten aanzien van de immateriële kosten heeft de verdediging aangevoerd dat onvoldoende onderbouwd is dat het psychisch letsel bij de benadeelde partij uitsluitend door de gedragingen van verdachte is veroorzaakt.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
De rechtbank oordeelt ten aanzien van de beveiligingscamera’s en de kosten van de urgentieaanvraag dat deze schadeposten voldoende zijn onderbouwd. Deze schade is het rechtstreekse gevolg van de bewezenverklaarde belaging en komt dus voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank weegt hierin mee dat de verdachte de benadeelde partij gedurende een lange periode heeft belaagd, waardoor zij gevoelens van angst en onveiligheid heeft ervaren. Daarbij is van belang dat de verdachte ook meerdere keren bij de woning van de benadeelde partij is geweest.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit en persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij. Uit de overgelegde medische stukken blijkt dat de benadeelde partij gediagnosticeerd is met PTSS, die is ontstaan als een direct gevolg van de bewezenverklaarde belaging. De schade wordt naar maatstaven van billijkheid vastgesteld op € 3.000,-, zodat de vordering in haar geheel wordt toegewezen. Bij deze vaststelling heeft de rechtbank rekening gehouden met de schadevergoeding in vergelijkbare zaken, waarbij een soortgelijke mate van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en psychisch letsel is vastgesteld.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 16 juni 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.072,95, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich na uitnodiging melden bij Fivoor Reclassering, op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.;
2. de veroordeelde zal zich laten behandelen bij Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
3. de veroordeelde zal op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zoeken of houden met [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] 1992 en haar ouders, zolang de reclassering dit verbod nodig vindt;
4. de veroordeelde zal zich niet bevinden in Vlaardingen en Maassluis (zoals weergegeven in de aan het vonnis gehechte plattegrond), zolang de reclassering dit verbod nodig vindt;
5. de veroordeelde zal meewerken aan de controle van het gebruik van alcohol en verdovende middelen teneinde het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1a. zich niet op te houden in Vlaardingen en Maassluis (zoals weergegeven in de aan het vonnis gehechte plattegrond), gedurende 5 jaar na heden;
2a. zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] 1992) en haar ouders, gedurende 5 jaar na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 (twee) weken;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste 6 (zes) maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 150 uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
118 urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
59 dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 3.072,95 (zegge: drieduizend tweeënzeventig euro en vijfennegentig cent), bestaande uit € 72,95 aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 3.072,95(hoofdsom,
zegge:
drieduizend tweeënzeventig euro en vijfennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.072,95 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
40 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en H.C. van Vuren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. van Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 april 2024 tot en
met 20 januari 2025 te Vlaardingen en/of Maassluis en/of Rotterdam, althans in
Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door
- veelvuldig, althans meerdere malen, berichten (via sociale media) te sturen naar
die [slachtoffer] en/of (via sociale media) te bellen naar die [slachtoffer] en/of
- veelvuldig, althans meerdere malen, langs te gaan bij de woning van die [slachtoffer] en/of
familieleden van [slachtoffer] en/of daar contact te zoeken met die [slachtoffer] en/of daar op die [slachtoffer]
te wachten en/of
- bloemen en/of een briefje te sturen naar en/of achter te laten bij die [slachtoffer] en/of
- veelvuldig, althans meerdere malen, (een) (geringe) geldbedrag(en) naar de
bankrekening van die [slachtoffer] over te maken met daarbij berichten in de omschrijving
en/of
- contact te zoeken met familieleden van die [slachtoffer] ,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Plattegrond locatieverbod