ECLI:NL:RBROT:2025:14301

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
8 december 2025
Zaaknummer
C/10/692691 / HA ZA 25-78
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de ontbinding van een koopovereenkomst van een auto met gebreken

In deze zaak gaat het om de zakelijke koop van een auto, waarbij eiseres, [persoon A], een Mercedes-Benz A-klasse heeft gekocht van gedaagde, [persoon B], voor een bedrag van € 29.950,-. Na de aankoop vertoont de auto ernstige gebreken, waaronder defecten aan de distributieriem en de motor, waardoor eiseres tweemaal met pech langs de snelweg stil is komen te staan. De rechtbank oordeelt dat gedaagde de gebreken niet adequaat heeft gerepareerd en dat eiseres de koopovereenkomst terecht heeft ontbonden. Gedaagde wordt veroordeeld tot terugbetaling van het aankoopbedrag, maar hoeft geen schadevergoeding te betalen. Eiseres dient de auto in te leveren, maar hoeft deze niet schadevrij en schoon in te leveren.

De procedure omvat verschillende processtukken, waaronder de dagvaarding en de conclusie van antwoord. Tijdens de zitting op 17 september 2025 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun advocaten. Eiseres vordert de ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van het aankoopbedrag, terwijl gedaagde stelt dat hij in de gelegenheid moet worden gesteld om de gebreken te repareren. De rechtbank concludeert dat gedaagde voldoende gelegenheid heeft gehad om de gebreken te verhelpen, maar dat dit niet is gebeurd. Daarom is de ontbinding van de koopovereenkomst rechtsgeldig.

De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres tot schadevergoeding af, omdat de leasevergoeding niet kan worden beschouwd als schade in de zin van de wet. De kosten voor juridische bijstand worden toegewezen volgens de gangbare regels. De proceskosten komen voor rekening van gedaagde, die grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zaaknummer/rolnummer: C/10/692691 / HA ZA 25-78
Vonnis van 12 november 2025
in de zaak van
[persoon A] , handelend onder de naam [handelsnaam],
vestigingsplaats: Den Haag,
eisende partij in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. Y.Y. Boduç,
tegen
[persoon B] , voorheen handelend onder de naam [voormalige handelsnaam] , thans handelend onder de naam [huidige handelsnaam],
vestigingsplaats: Dordrecht,
gedaagde partij in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. H.E.C.M. Nieland.
De partijen worden hierna ‘ [persoon A] ’ en ‘ [persoon B] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 december 2024, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties;
  • de oproepbrief van 22 april 2025 voor de mondelinge behandeling;
  • de brief van de rechtbank van 15 augustus 2025 met de zittingsagenda;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met een productie.
  • de spreekaantekeningen van mr. Y.Y. Boduç;
1.2.
Op 17 september 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [persoon A] , bijgestaan door mr. Y.Y. Boduç voornoemd;
  • [persoon B] , bijgestaan door mr. H.E.C.M. Nieland voornoemd.

2.De beoordeling

De zaak in het kort
2.1.
De zaak gaat over de zakelijke koop van een auto. [persoon A] heeft op 20 oktober 2023 een Mercedes-Benz, model A-klasse gekocht bij [persoon B] voor een bedrag van € 29.950,-, maar de auto vertoont gebreken. De rechtbank oordeelt dat [persoon B] de gebreken niet (goed) heeft gerepareerd en dat [persoon B] niet nog een gelegenheid krijgt om de gebreken te herstellen. [persoon A] heeft de koopovereenkomst terecht ontbonden en [persoon B] moet [persoon A] het aankoopbedrag van € 29.950,- terugbetalen. [persoon B] hoeft geen schadevergoeding aan [persoon A] te betalen. [persoon A] moet de auto bij [persoon B] inleveren, maar de auto hoeft niet schadevrij en schoongemaakt te zijn.
2.2.
De beslissingen worden hieronder toegelicht.
Wat eist [persoon A] in deze zaak?
2.3.
[persoon A] eist dat de rechtbank de koopovereenkomst vernietigt dan wel ontbindt, met veroordeling van [persoon B] tot terugbetaling van het aankoopbedrag van € 29.950,-. Ook vordert [persoon A] (in geval de overeenkomst wordt ontbonden) een bedrag aan schadevergoeding van € 13.015,40. Tot slot eist [persoon A] een veroordeling van [persoon B] in de proceskosten.
Wat eist [persoon B] in deze zaak?
2.4.
[persoon B] is het niet eens met de eis van [persoon A] . [persoon B] eist dat hij in de gelegenheid wordt gesteld om de koopovereenkomst na te komen door de auto door een Mercedesgarage na te laten kijken en eventuele reparaties op zijn kosten uit te laten voeren. Voor zover de koopovereenkomst zou eindigen en de auto terug zou moeten naar [persoon B] , vordert [persoon B] dat de auto schadevrij en schoon, voor wat betreft het interieur en exterieur, wordt ingeleverd, met veroordeling van [persoon A] in de proceskosten.
[persoon A] heeft de koopovereenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk ontbonden en [persoon B] wordt niet in de gelegenheid gesteld de koopovereenkomst alsnog na te komen
2.5.
[persoon A] heeft primair vernietiging van de koopovereenkomst gevorderd. Maar vaststaat dat [persoon A] de koopovereenkomst zelf al op 17 mei 2024 buitengerechtelijk heeft ontbonden. De rechtbank zal daarom beoordelen of deze buitengerechtelijke ontbinding rechtsgeldig heeft plaatsgevonden.
2.6.
Tussen partijen staat vast dat de auto kort na aankoop ernstige gebreken vertoonde: zowel de distributieriem als de motor waren defect, waardoor [persoon A] tweemaal met pech langs de snelweg stil is komen te staan. Zo’n gebrek verhindert het normaal gebruik van de auto, namelijk deelname aan het verkeer. De gebreken gaan het niveau van een eenvoudig te verhelpen gebrek te boven. Dat blijkt ook uit het feit dat een nieuw motorblok en een nieuwe turbo moesten worden besteld. Daarmee is sprake van een gebrek van zodanige aard dat ontbinding gerechtvaardigd is.
2.7.
Partijen discussiëren met name over de vraag of [persoon B] voldoende in de gelegenheid is gesteld om de gebreken te repareren en of [persoon A] de koopovereenkomst dus al kón ontbinden. [persoon B] stelt dat hij (nogmaals) in de gelegenheid moet worden gesteld om de auto te laten repareren, namelijk bij een Mercedesgarage. [persoon A] vindt van niet.
De rechtbank overweegt dat [persoon A] [persoon B] een redelijke termijn heeft geboden om de auto te herstellen: [persoon A] heeft voor het eerst op 15 november 2023 gemeld dat de auto erg trilt bij het afremmen op de snelweg, waarna [persoon A] op 2 december 2023 voor het eerst met de auto is komen stil te staan langs de snelweg. Pas op 16 februari 2024 heeft [persoon B] bericht dat de auto was hersteld. Het herstel heeft dus drie maanden geduurd. Tijdens deze herstelperiode heeft [persoon B] herhaaldelijk aan [persoon A] laten weten dat de auto gereed was en dat ze de auto de volgende [persoon A] zou kunnen komen ophalen, maar dat bleek telkens niet het geval te zijn. [persoon B] heeft gesteld dat onderdelen langere tijd op zich lieten wachten vanwege de nasleep van de coronaperiode. Dat moge zo zijn, maar dat kan niet in het voordeel van [persoon B] werken, omdat hij [persoon A] daarover niet heeft geïnformeerd. Kort na teruggave van de auto op 16 februari 2024 bleek de auto weer gebreken te vertonen: [persoon A] heeft naar aanleiding van verschillende storingsmeldingen de auto op 21 februari 2024 laten uitlezen bij een andere garage en op 6 maart 2024 is de auto voor de tweede keer stil komen te staan langs de snelweg. Dat [persoon A] niet opnieuw medewerking heeft verleend aan het opnieuw laten repareren door [persoon B] , kan [persoon A] niet worden verweten. Gelet op de gang van zaken bij de eerste herstelpoging mocht [persoon A] ervan uitgaan dat de auto niet binnen redelijke termijn of zonder ernstige overlast zou kunnen worden hersteld [1] .
2.8.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [persoon B] voldoende in de gelegenheid is gesteld om de gebreken te repareren en dat [persoon A] gerechtigd was de koopovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. [persoon B] wordt dus niet in de gelegenheid gesteld om de koopovereenkomst na te komen door de auto door een Mercedesgarage na te laten kijken en eventuele reparaties op zijn kosten uit te laten voeren. Doordat de koopovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden, is [persoon B] verplicht de koopsom van € 29.950,- aan [persoon A] terug te betalen en is [persoon A] verplicht de auto aan [persoon B] terug te geven.
[persoon A] krijgt geen schadevergoeding
2.9.
[persoon A] vordert van [persoon B] een bedrag van € 13.015,40 aan schadevergoeding, bestaande uit € 11.805,40 aan leasevergoeding, € 1.210,00 aan kosten juridische bijstand en een onbepaalde post voor parkeer- en brandstofkosten.
2.10.
De leasevergoeding wordt afgewezen. Vaststaat dat [persoon A] met Hiltermann Lease een leaseovereenkomst heeft voor de auto. [persoon A] stelt dat gedurende de periode waarin de auto bij [persoon B] voor reparatie stond, zij wel de leasetermijnen aan Hiltermann Lease heeft moeten voldoen, maar de auto in die tijd niet heeft kunnen gebruiken. Volgens [persoon A] is [persoon B] daarom een schadevergoeding verschuldigd bestaande uit de betaalde leasetermijnen gedurende de reparatieperiode. De rechtbank volgt [persoon A] hierin niet. Uit de door [persoon A] overgelegde leaseovereenkomst blijkt dat sprake is van een financiële leaseovereenkomst (huurkoop). De verplichting tot betaling van de leasetermijnen ziet daarom niet op het verkrijgen van gebruiksgenot zoals bij een huurovereenkomst, maar vormt de afbetaling van de koopprijs van de auto zelf. Dat [persoon A] gedurende de reparatieperiode geen gebruik heeft kunnen maken van de auto, maakt daarom niet dat zij daardoor schade heeft geleden bestaande uit de doorlopende leasetermijnen.
2.11.
De parkeer- en brandstofkosten worden ook afgewezen. [persoon A] heeft geen concreet bedrag voor deze kosten gevorderd en heeft in het geheel geen onderbouwing voor deze kosten gegeven. Bovendien heeft [persoon B] de verschuldigdheid van deze kosten betwist.
2.12.
De kosten voor juridische bijstand zullen worden vastgesteld aan de hand van de gangbare regels voor buitengerechtelijke kosten en aan de hand van het gangbare liquidatietarief.
[persoon A] hoeft de auto niet schadevrij en schoon bij [persoon B] in te leveren
2.13.
Nu vaststaat dat de koopovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden en [persoon B] de auto terug moet nemen, vordert [persoon B] dat [persoon A] de auto schadevrij en schoon, voor wat betreft het interieur en exterieur, inlevert.
2.14.
Tussen partijen staat vast dat de auto schade heeft aan de buitenzijde en vervuild is (schimmelvorming heeft) aan de binnenzijde. [persoon B] stelt dat [persoon A] deze schade en vervuiling heeft veroorzaakt. Toen de auto aan [persoon A] werd afgeleverd, was de auto namelijk zonder schade en schoon. [persoon A] betwist dat de auto door haar toedoen is beschadigd en is vervuild. De schade, bestaande uit blikschade aan de voorzijde van de auto, is volgens [persoon A] veroorzaakt doordat [persoon B] de auto tijdens de reparatieperiode voor drie weken op de openbare weg heeft laten staan, waarna de auto door handhavers is weggesleept. De schimmelvorming aan de binnenzijde is volgens [persoon A] ontstaan doordat er tijdens de reparatieperiode in de auto is ingebroken en de auto daardoor zonder ruit buiten heeft gestaan, aan alle weersinvloeden onderhevig. Tegenover deze betwisting heeft [persoon B] onvoldoende onderbouwd dat de schade en de vervuiling door toedoen van [persoon A] zijn ontstaan.
[persoon B] moet buitengerechtelijke kosten van € 1.074,50 betalen
2.15.
Toegewezen wordt een bedrag van € 1.074,50 aan buitengerechtelijke kosten, omdat aan de voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen [2] .
[persoon B] moet rente betalen
2.16.
De door [persoon A] gevorderde wettelijke rente vanaf 1 juni 2024 wordt toegewezen, omdat [persoon A] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [persoon B] dat niet heeft betwist.
[persoon B] moet de proceskosten betalen
2.17.
De proceskosten komen voor rekening van [persoon B] , omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt [3] . In conventie en in reconventie worden de kosten die [persoon B] aan [persoon A] moet betalen begroot op:
  • € 115,84 aan dagvaardingskosten,
  • € 1.325,00 aan griffierecht,
  • € 2.358,00 aan salaris voor de gemachtigde (3 punten x € 786,00),
  • € 278,00 aan nakosten.
Dat is in totaal € 4.076,84. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.18.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [persoon A] dat eist en [persoon B] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt [4] . Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen in hoger beroep gaat. De verklaring voor recht kan naar haar aard niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
veroordeelt [persoon B] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis aan [persoon A] te betalen € 29.950,-, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 juni 2024 tot de [persoon A] dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [persoon B] om aan [persoon A] te betalen € 1.074,50 aan buitengerechtelijke kosten;
3.3.
veroordeelt [persoon B] in de proceskosten, die aan de kant van [persoon A] worden begroot op € 4.076,84 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [persoon B] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna door de deurwaarder wordt betekend, dan moet [persoon B] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. Hartman. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2025.
3954/ 2459

Voetnoten

1.artikel 7:21 lid 3 BW
2.artikel 6:96 BW
3.artikel 237 Rv
4.artikel 233 Rv