ECLI:NL:RBROT:2025:14400

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
10 december 2025
Zaaknummer
C/10/707785 / JE RK 25-2042, C/10/707794 / JE RK 25-2043
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en vervangende toestemming voor medische behandeling en identiteitsdocumenten van minderjarigen

Op 6 november 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering met betrekking tot de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 15 november 2026, en vervangende toestemming verleend voor de aanvraag van een Nederlands reisdocument en voor een psychodiagnostisch onderzoek voor [voornaam minderjarige 1]. De kinderrechter oordeelde dat de ontwikkeling van de minderjarigen ernstig wordt bedreigd door de opvoedsituatie en de emotionele beschikbaarheid van de moeder. De vader heeft zijn medewerking aan de aanvragen herhaaldelijk geweigerd, wat de noodzaak van de rechterlijke toestemming onderstreept. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om zelfstandig te zorgen voor een onbelaste omgang tussen de minderjarigen en hun ouders. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/707785 / JE RK 25-2042, C/10/707794 / JE RK 25-2043
en C/10/709614 / JE RK 25-2275
Datum uitspraak: 6 november 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling, vervangende toestemming voor de aanvraag van een Nederlands reisdocument en vervangende toestemming voor het afnemen van een psychodiagnostisch onderzoek
in de zaken van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. E.A. Hoogendijk, kantoorhoudende in Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. H. de Jong, kantoorhoudende in Burgum.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 27 mei 2025;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 29 september 2025;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 4 november 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 november 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder en haar advocaat;
  • de vader en zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [persoon A] .
1.3.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de taal Farsi, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van
A. Ataei, tolk in de taal Farsi. De tolk heeft, alvorens haar taak aan te vangen, op de bij wet voorgeschreven wijze, de belofte afgelegd dat zij haar taak naar haar geweten zal vervullen.
Aangezien de vader de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de taal Farsi, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van K. Barak, tolk in de taal Farsi. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 21 oktober 2024 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 15 november 2025.

3.De verzoeken

Ten aanzien van C/10/707785 / JE RK 25-2042
3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Ten aanzien van C/10/707794 / JE RK 25-2043
3.2.
De GI verzoekt vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument ten behoeve van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Ten aanzien van C/10/709614 / JE RK 25-2275
3.3.
De GI verzoekt met spoed vervangende toestemming te verlenen voor een medische op grond van artikel 1:265h van het Burgerlijk Wetboek (BW) vervangende toestemming te verlenen voor de noodzakelijke medische behandeling van [voornaam minderjarige 1] . Deze medische behandeling betreft het afnemen van een psychodiagnostisch onderzoek. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting de verzoeken gehandhaafd en als volgt toegelicht.
Ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling
Het afgelopen jaar is er veel hulpverlening ingezet. Door middel van een behandeling via Sagesse, het NIKA-traject voor [voornaam minderjarige 1] en de moeder en praktische ondersteuning voor de moeder wordt geprobeerd om de situatie bij de moeder thuis beter te laten verlopen. De moeder heeft baat bij de geboden hulpverlening. Daardoor zijn de boze buien van [voornaam minderjarige 1] thuis afgenomen. Er zijn nog wel zorgen over de emotionele beschikbaarheid van de moeder naar [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Door de traumatische gebeurtenissen die zij heeft meegemaakt, verstijft de moeder bij een schriksituatie en durft zij de woning niet te verlaten. Als de moeder stress ervaart moet zij beschikbaar zijn voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Door middel van het onlangs gestarte NIKA-traject kan de moeder leren wat [voornaam minderjarige 1] nodig heeft.
Er zijn geen zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 2] . Zij is een sociaal meisje, dat goed meekomt.
De GI heeft begeleiding voor de vader ingezet voor de omgang met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
Tijdens de omgang van de vader met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] staat de vader niet open voor reflectie en verandering van zijn opvoedvaardigheden. De vader vindt zichzelf een goede opvoeder en is van mening dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] een weekend naar hem in Friesland moeten komen. Het is echter van belang om de omgang stap voor stap op te bouwen. Mede door het gebrek aan financiële middelen komt de vader inmiddels niet meer vanuit zijn woonplaats in Friesland naar de omgangsmomenten in Utrecht. Het is belastend voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] als zij nog verder voor de omgang met hun vader moeten reizen. Daarom heeft de GI voor de vader meerdere fondsen aangeschreven, waarbij er een fonds is toegekend. Via de gemeente is tevergeefs geprobeerd om bijzondere bijstand voor de vader te regelen. De vader heeft aan de gemeente geen volledige inzage in zijn financiën gegeven. De vader krijgt elke maand omgang met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] aangeboden. Ook een inhaalbezoek wordt gepland als de omgang niet door is gegaan. Het is belangrijk dat de vader zijn houding gaat veranderen en vanuit het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] gaat kijken naar wat zij nodig hebben. Het is belangrijk dat zij structureel contact hebben met hun vader.
Voor het monitoren van de ingezette hulpverlening bij de moeder en de omgang van de vader met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] is het van belang dat de ondertoezichtstelling voor een jaar wordt verlengd.
Ten aanzien van de vervangende toestemmingen
Abusievelijk is aangegeven dat het verzoek strekkende tot het verlenen van vervangende toestemming voor de noodzakelijke medische behandeling een spoedeisend karakter heeft, het is een regulier verzoek. Er zijn zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] op school. Hij heeft veel boze buien en raakt in conflict met leeftijdsgenoten. Vanwege het gedrag van [voornaam minderjarige 1] heeft de begeleider aangegeven dat een psychodiagnostisch onderzoek voor [voornaam minderjarige 1] nodig is. Tot nu toe heeft de vader voor dit onderzoek geen toestemming gegeven. De uitkomsten van het NIKA-traject met de moeder kan de onderzoeksvraag voor het psychodiagnostisch onderzoek beïnvloeden.
Ook is de GI al een lange periode bezig om een identiteitsbewijs voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te regelen. De vader weigert ook hieraan zijn medewerking te verlenen en heeft angst dat de moeder met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] naar Iran vertrekt. De moeder gaat met hen soms op bezoek bij haar zus in Duitsland. Ook voor een bezoek aan de tandarts is een identiteitsbewijs nodig.
De jeugdbeschermer wil graag in contact komen om de noodzakelijke toestemming van de vader te krijgen. Hij staat daar echter niet voor open.
4.2.
Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting aangegeven dat zij instemt met de verzoeken van de GI. Daarbij is aandacht gevraagd voor het volgende. De vader zegt de afspraken over de omgang met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] regelmatig af en geeft uiteenlopende redenen voor. De vader heeft met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wekelijks op maandag en woensdag ongeveer tien minuten een videobelcontact. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] vinden deze contacten te lang duren. Toch stimuleert de moeder [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in deze contacten met hun vader. De vader neemt soms tijdens deze videobelcontacten met zijn gezin in Iran contact op en verlangt dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ook met deze familieleden spreken. Daardoor raakt [voornaam minderjarige 2] in de war. De moeder heeft geen intentie om met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] naar Iran te reizen. Haar familie woont in Nederland, alleen een zus woont in Duitsland. De moeder heeft verder geen familie in Iran en kan daar ook niet heen reizen met een identiteitskaart.
De reden van de verhuizing van de moeder met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] naar een ander deel van het land heeft te maken met het forse huiselijk geweld dat in het verleden heeft plaatsgevonden. Er is geen sprake geweest van een echtscheiding tussen de ouders, zoals namens de vader is aangevoerd. Zij zijn immers niet gehuwd geweest. De rechtbank heeft de verblijfplaats van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij de moeder bepaald.
4.3.
Namens de vader heeft zijn advocaat ter zitting aangegeven dat de vader zich verzet tegen de verzoeken van de GI en het volgende is daarbij aangevoerd.
Er zijn geen gronden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling. [voornaam minderjarige 2] ontwikkelt zich tot een evenwichtig persoon en doet het goed op school.
De maatregel van een ondertoezichtstelling is er niet voor bestemd om bij de moeder wat begeleiding in te zetten en voor de omgang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] met de vader. Dat de omgang van de vader met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] niet optimaal verloopt, is niet uitsluitend aan de vader te wijten. Ook de moeder is een paar keer de afspraken niet nagekomen en de GI is een keer verhinderd geweest. Dat de moeder plotseling naar de andere kant van het land is verhuisd, is tot op zekere hoogte begrijpelijk. Bij ruziënde ouders na een scheiding moet er aan de rechtbank toestemming worden gevraagd als een ouder honderden kilometers verderop verhuisd. De familie van de moeder woont in Brabant en omstreken en een zus woont in Duitsland. De moeder had ook in de omgeving van de woonplaats van de vader kunnen gaan wonen. Het heeft geen toegevoegde waarde om een jeugdbeschermer bij de omgang tussen de vader en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] betrokken te laten zijn. De vader heeft de indruk dat de GI de omgang met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in de weg staat. De vader wil graag dat alles in overleg wordt bepaald en niet op de manier zoals het nu gaat. Het is niet vreemd als de vader tijdens het contact met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hun halfbroers en zussen inbelt. De vader heeft immers meer kinderen.
De vader zal niet zomaar akkoord met het verlenen van zijn toestemming voor een identiteitskaart. De moeder heeft identiteitskaarten nodig om familie in Duitsland te bezoeken. Het is ook mogelijk om contact te hebben met familie door middel van Facetime.
De GI heeft het verzoek vervangende toestemming voor medische diagnostiek summier onderbouwd. De vader heeft meer informatie nodig om te bepalen of diagnostisch onderzoek voor [voornaam minderjarige 1] noodzakelijk is. Daarbij is het voorstelbaar dat aan de moeder hulpverlening wordt verleend. [voornaam minderjarige 1] heeft veel problemen. Er zijn echter al langer problemen, de oorzaak daarvan ligt bij de moeder. De moeder krijgt wat begeleiding, maar daar is geen zicht op.

5.De beoordeling

Ten aanzien van C/10/707785 / JE RK 25-2042
5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] nog steeds ernstig wordt bedreigd. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt en groeien op in een zorgelijke opvoedsituatie. Tussen de ouders is sprake geweest van spanning, conflicten en geweld. Er zijn zorgen over de emotionele beschikbaarheid van de moeder. Plotselinge gebeurtenissen of triggers kunnen een traumareactie bij de moeder oproepen, die zich kenmerkt door angst. Tijdens deze momenten is de moeder voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onvoldoende emotioneel beschikbaar. Zo durft de moeder dan bijvoorbeeld niet naar buiten om [voornaam minderjarige 2] van school te halen. De ouders hebben geen contact met elkaar over en in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . De moeder heeft angst voor de vader en de vader laat onvoldoende initiatief zien. Daar komt bij dat [voornaam minderjarige 1] kind-eigen problematiek heeft. [voornaam minderjarige 1] heeft moeite met veranderingen en sociaal contact, last van langdurige woede-uitbarstingen en heeft op school conflictsituaties met leeftijdsgenoten. Vanwege de zorgen zijn de moeder en [voornaam minderjarige 1] aangemeld voor een traject bij NIKA. Op termijn zal ook duidelijk moeten worden of de moeder psychische ondersteuning nodig heeft.
5.3.
Door de complexe en langdurige problematiek zijn de ouders tot nu toe niet zelfstandig in staat om ervoor te zorgen dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onbelaste omgang met hun beide ouders hebben. Voor de vader heeft de GI begeleiding van de omgang met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] via het Opstapje in Utrecht ingezet. Uit de verslagen en evaluatie van de bezoeken blijkt dat de vader moeite heeft om structuur aan te brengen en grenzen te stellen en om zijn opvoedvaardigheden te verbeteren. Daar komt bij dat de reis naar Utrecht voor de vader financieel belastend is. De jeugdbeschermer heeft zich echter ingezet om de omgang tussen de vader en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] mogelijk te maken, zoals door de GI tijdens de zitting is toegelicht. De vader heeft de aangeboden mogelijkheden echter onvoldoende benut. Dat de moeder destijds met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij de vader is weggevlucht, in een Safehouse heeft verbleven en uiteindelijk in een zelfstandige woning terecht is gekomen aan de andere kant van het land, kan de vader de moeder niet verwijten. Het is begrijpelijk dat de GI de omgang stapsgewijs wenst op te bouwen, gelet op de gebeurtenissen in het verleden en de kind-eigen problematiek van [voornaam minderjarige 1] . Daarom zijn de bezoeken ook van wat kortere duur. Met de GI is de kinderrechter van oordeel dat een reis naar de regio Leeuwaarden waar de vader woonachtig is, voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] belastend is, te meer ook nu het gaat om relatief korte omgangsmomenten.
5.4.
Gelet op al het voorgaande kan de ernstige ontwikkelingsbedreiging niet of onvoldoende worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening. De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar.
Ten aanzien van C/10/707794 / JE RK 25-2043
5.5.
Op grond van artikel 36, eerste lid, van de Paspoortwet kan bij een aanvraag ten behoeve van een minderjarige die onder toezicht is gesteld en jonger is dan zestien jaar, indien een of beide personen die het gezag over de minderjarige uitoefenen, weigeren een verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 34, eerste lid, af te geven, in plaats van die verklaring een verklaring van toestemming van de bevoegde rechter worden overgelegd.
5.6.
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de GI sinds oktober 2024 heeft geprobeerd om de medewerking van de vader te krijgen om zijn toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een identiteitsbewijs voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Ondanks herhaalde verzoeken en duidelijke uitleg van de GI over het belang van een geldig identiteitsbewijs heeft de vader geweigerd om zijn toestemming te geven. Naar het oordeel van de kinderrechter is er geen enkele reden om de noodzaak van het hebben van een identiteitskaart nader te onderbouwen. Zo wordt het tonen van een identiteitskaart vaak al gevraagd bij een bezoek aan een arts in het ziekenhuis of een bezoek aan de tandarts. De kinderrechter acht het dan ook in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] dat voor hen identiteitskaarten worden aangevraagd. Het is voldoende aannemelijk geworden dat het niet mogelijk is om hiervoor schriftelijke toestemming van de andere gezaghebbende ouder, te weten de vader, te verkrijgen. De kinderrechter zal dan ook het verzoek van de GI toewijzen en vervangende toestemming verlenen voor de aanvraag van een Nederlands reisdocument van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , inhoudende een identiteitskaart.
Ten aanzien van C/10/709614 / JE RK 25-2275
5.7.
Op grond van artikel 265h, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan, indien een medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar noodzakelijk is om ernstig gevaar voor diens gezondheid af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert, deze toestemming op verzoek van de gecertificeerde instelling worden vervangen door die van de kinderrechter.
5.8.
Zoals onder het kopje 5.2. is beschreven blijkt op grond van de stukken en de behandeling ter zitting dat [voornaam minderjarige 1] al langer in het sociale contact problemen heeft met zijn gedrag. Zo heeft [voornaam minderjarige 1] nadat de moeder van zijn klasgenootje is overleden, dit klasgenootje uitgedaagd door te benoemen dat zijn moeder dood moet gaan. Daardoor is [voornaam minderjarige 1] in een conflict met zijn klasgenootje terecht gekomen, waarbij [voornaam minderjarige 1] zich het slachtoffer van de situatie voelt en het hem niet lukt om zijn aandeel in te zien. Het is dan ook van belang dat de oorzaak van het gedrag van [voornaam minderjarige 1] duidelijk wordt, zodat passende hulpverlening voor [voornaam minderjarige 1] kan worden ingezet en verdere bedreiging van zijn sociale, emotionele en/of psychische ontwikkeling kan worden weggenomen. De kinderrechter kan het standpunt van de vader niet goed begrijpen dat de toestemming van de vader moet worden gekoppeld aan de noodzaak van hulpverlening voor de moeder. Dat staat er immers los van. Gelet op de problematiek van [voornaam minderjarige 1] acht de kinderrechter het van groot belang dat [voornaam minderjarige 1] zo snel mogelijk wordt aangemeld voor psychodiagnostisch onderzoek. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI toewijzen en vervangende toestemming verlenen voor de medische behandeling van [voornaam minderjarige 1] , inhoudende een psychodiagnostisch onderzoek.
5.9.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
ten aanzien van C/10/707785 / JE RK 25-2042
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 15 november 2026;
ten aanzien van C/10/707794 / JE RK 25-2043
6.2.
verleent vervangende toestemming voor de aanvraag van een Nederlands reisdocument van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , inhoudende een identiteitskaart;
ten aanzien van C/10/709614 / JE RK 25-2275
6.3.
verleent vervangende toestemming voor de medische behandeling van [voornaam minderjarige 1] , inhoudende een psychodiagnostisch onderzoek;
ten aanzien van alle zaken
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2025 door
mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 18 november 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.