ECLI:NL:RBROT:2025:14481

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
11 december 2025
Zaaknummer
FT RK 25/1532
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp) met toepassing van de hardheidsclausule

Op 23 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin [verzoeker] verzocht om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp). [verzoeker] bevond zich in een problematische schuldensituatie en had een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de Wsnp. Tijdens de zitting op 16 oktober 2025 werd het verzoek behandeld, waarbij [verzoeker] en zijn beschermingsbewindvoerder, de heer G.J. van Rossen, aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat [verzoeker] ontvankelijk was in zijn verzoek, ondanks dat hij geen poging had gedaan tot een buitengerechtelijke schuldregeling. Dit was gerechtvaardigd gezien de omstandigheden, waaronder een moratorium dat was verleend vanwege een dreigende woningontruiming.

De rechtbank beoordeelde dat [verzoeker] zich in een problematische schuldensituatie bevond en dat hij te goeder trouw was bij het ontstaan van zijn schulden, met uitzondering van enkele schulden aan het CJIB en de Belastingdienst. Desondanks besloot de rechtbank om [verzoeker] toe te laten tot de Wsnp met toepassing van de hardheidsclausule, omdat hij zijn omstandigheden onder controle had gekregen en inmiddels een baan had. De rechtbank stelde de looptijd van de Wsnp-regeling vast op 18 maanden, met een ingangsdatum van 23 oktober 2025. Tevens werden een bewindvoerder en een rechter-commissaris benoemd om toezicht te houden op de uitvoering van de regeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken en [verzoeker] werd geïnformeerd over zijn rechten met betrekking tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
insolventienummer: [nummer]
vonnis van:
23 oktober 2025
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres],
[postcode] [plaatsnaam].
Waar deze zaak over gaat
[verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp). Dit verzoek wordt toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een eerdere ingangsdatum te bepalen.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de Wsnp.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 16 oktober 2025. Op de zitting zijn verschenen:
- [verzoeker],
- de heer G.J. van Rossen, beschermingsbewindvoerder.

2.De beoordeling

Ontvankelijkheid
2.1.
Om toegelaten te worden tot de Wsnp, moet [verzoeker] in beginsel eerst een poging hebben gedaan om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. Dit vereiste vervalt als aannemelijk is dat het niet mogelijk is om tot een dergelijke regeling te komen.
2.2.
Uit het verzoekschrift blijkt dat de beschermingsbewindvoerder namens [verzoeker] geen aanbod heeft gedaan aan de schuldeisers. In plaats daarvan is direct een Wsnp-verzoek ingediend. Op 27 februari 2025 is een moratorium verleend van zes maanden ex artikel 287b Fw vanwege een aangezegde woningontruiming. Het doel was om in deze periode toe te werken naar een minnelijke schuldregeling. Desondanks was het niet mogelijk om structureel betalingen te verrichten omdat er inkomsten buiten het beschermingsbewind werden gehouden en door [verzoeker] werden besteed aan zijn gokverslaving. Hierdoor dreigde er (opnieuw) een woningontruiming die gepland stond op 1 september 2025. Bij wijze van een voorlopige voorziening ex artikel 287 lid 4 Fw is er een tijdelijk moratorium toegewezen. Volgens schuldhulpverlening is het door voornoemde omstandigheden niet mogelijk om op korte termijn tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen met de schuldeisers. Gezien deze omstandigheden heeft de bewindvoerder ervoor gekozen om direct een Wsnp-verzoek in te dienen.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat in deze specifieke situatie voldoende aannemelijk is dat niet binnen afzienbare termijn tot een buitengerechtelijke schuldregeling kan worden gekomen. [verzoeker] is daarom ontvankelijk in zijn verzoek.
De toelating
2.4.
[verzoeker] kan worden toegelaten tot de Wsnp als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat [verzoeker] aan de verplichtingen van de Wsnp zal voldoen.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat de schuld aan het CJIB en de schuld aan de Belastingdienst die binnen de driejaarstermijn vallen, niet te goeder trouw zijn ontstaan. [verzoeker] heeft in de afgelopen drie jaar diverse boetes laten ontstaan bij het CJIB. Deze boetes zien onder andere op snelheidsboetes, onverzekerd rijden en tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden. Daarnaast heeft [verzoeker] een hoge belastingschuld die onder andere ziet op het niet of niet juist doen van de btw-aangiften en de aangiften inkomstenbelasting. Ter zitting heeft [verzoeker] verklaard dat hij een onderneming heeft waarvan een groot deel van de boekhouding van afgelopen jaren nog niet volledig op orde is. De Belastingdienst heeft derhalve ambtshalve aanslagen opgelegd. Deze schulden staan in beginsel in de weg aan toewijzing van het Wsnp-verzoek.
2.6.
In dit geval ziet de rechtbank echter aanleiding om [verzoeker] toch toe te laten tot de Wsnp met toepassing van de hardheidsclausule. Gebleken is dat [verzoeker] de omstandigheden die hebben geleid tot het laten ontstaan en onbetaald laten van deze schulden, onder controle heeft gekregen. Ter zitting heeft [verzoeker] te kennen gegeven dat hij sinds 13 oktober 2025 tweeëndertig uur per week werkzaam is als kok. De werkzaamheden uit de eenmanszaak van [verzoeker] zijn feitelijk gestaakt. Besproken is dat [verzoeker] actie moet ondernemen om de eenmanszaak ook formeel te beëindigen en uit te schrijven uit de KvK. Verder heeft [verzoeker] ter zitting verklaard dat hij in het bezit van een auto is die hij nodig heeft voor woon-werkverkeer. [verzoeker] heeft te kennen gegeven dat er geen nieuwe schulden meer zullen ontstaan in verband met onverzekerd rijden. [verzoeker] ontvangt thans structurele inkomsten waardoor de autoverzekering kan worden afgeschreven. [verzoeker] is zich er dan ook volledig van bewust dat hij geen verkeersboetes mag maken.
2.7.
Daarnaast is er bij de rechtbank voldoende vertrouwen dat [verzoeker] zich zal houden aan de verplichtingen van de Wsnp. [verzoeker] heeft tijdens de zitting toegelicht dat hij zich inmiddels goed beseft dat hij serieus aan de slag moet met het oplossen van zijn schuldenproblematiek. In dit kader heeft de beschermingsbewindvoerder te kennen gegeven dat het beschermingsbewind sinds enkele weken goed verloopt. Er is regelmatig contact en [verzoeker] werkt inmiddels tweeëndertig uur per week. Daarnaast is [verzoeker] ingeschreven in het Cruks-register waardoor hij niet meer kan gokken. Ook heeft [verzoeker] hulp gezocht bij een psycholoog voor zijn mentale problematiek. Voor de rechtbank is het voldoende aannemelijk dat [verzoeker] blijk heeft gegeven van een serieuze en saneringsgezinde houding. Bij de rechtbank is dan ook het vertrouwen ontstaan dat [verzoeker] de verplichtingen uit de WSNP naar behoren zal nakomen.
2.8.
[verzoeker] wordt daarom toegelaten tot de Wsnp.
Bevoegdheid
2.9.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [verzoeker] in Nederland ligt.
Duur
2.10.
De rechtbank stelt de termijn van de Wsnp-regeling ex artikel 349a Fw (hierna: looptijd) op 18 maanden.
De ingangsdatum
2.11.
De Faillissementswet (hierna: Fw) bepaalt dat de looptijd in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de looptijd eerder te laten ingaan.
2.12.
Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Die inspanningsplicht houdt in beginsel in dat er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt moet worden of er moet aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.13.
De rechtbank stelt vast dat [verzoeker] niet heeft verzocht om een eerdere ingangsdatum, terwijl ook overigens op basis van de ingediende stukken en dat wat op de zitting is besproken niet kan worden vastgesteld dat aan de vereiste verplichtingen is voldaan.

3.De (controle van) verplichtingen in de Wsnp

3.1.
De verplichtingen waaraan [verzoeker] tijdens de Wsnp moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te maken, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting (van inkomen boven het vtlb en van goederen die in de boedel vallen).
3.2.
Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert in de eerste plaats of [verzoeker] de verplichtingen van de Wsnp nakomt.
3.3.
De taak van de bewindvoerder is in de tweede plaats om de zogenaamde boedel van de schuldenaar te beheren en te vereffenen (artikel 316 Fw). De boedel omvat alle bezittingen die [verzoeker] nu heeft en wat hij tijdens de toepassing van de regeling verkrijgt (artikel 295 Fw). [verzoeker] heeft de verplichting om tot de boedel behorende bezittingen aan de bewindvoerder af te staan (artikel 296 Fw). De bewindvoerder zal de opbrengsten hiervan verdelen onder de schuldeisers.
3.4.
Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
3.5.
De eerste 13 maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan [verzoeker].
3.6.
Als [verzoeker] zich tijdens het Wsnp-traject houdt aan alle verplichtingen van de Wsnp eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de Wsnp werkt niet meer op [verzoeker] kunnen verhalen. De “schone lei” geldt vanaf het moment dat de bewindvoerder klaar is met zijn afwikkelingstaak. Dat is als de slotuitdelingslijst verbindend is geworden.

4.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum]-1991 te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [postcode] [plaatsnaam];
handelend onder de naam [naam eenmanszaak],
gevestigd te [adres], [postcode] [plaatsnaam];
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M.C. Snel-van den Hout
en tot bewindvoerder J.M. Hoogland,
gevestigd te [postadres]
;
  • stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 23 oktober 2025 en de duur op 18 maanden, en bepaalt de einddatum van de looptijd daarmee op 23 april 2027;
  • draagt de bewindvoerder op de post van [verzoeker] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Dit kan alleen voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. C. de Jong, rechter, in samenwerking met mr. J.A. Kuijvenhoven, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2025. [1]