ECLI:NL:RBROT:2025:14491

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
11 december 2025
Zaaknummer
FT RK 25/931
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot gedwongen schuldregeling op basis van onvoldoende aannemelijkheid van het voorstel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot een gedwongen schuldregeling op basis van de Faillissementswet. Verzoekster had op 28 mei 2025 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan haar schuldeisers, maar dit voorstel werd door een aantal schuldeisers afgewezen. De rechtbank heeft de situatie van verzoekster en haar schuldeisers zorgvuldig beoordeeld. Verzoekster had een schuld van € 47.514,79 en had een regeling aangeboden die voorzag in een betaling van 4,42% aan de preferente schuldeisers en 2,21% aan de concurrente schuldeisers. De rechtbank oordeelde dat het voorstel niet het uiterste was waartoe verzoekster in staat moest worden geacht, vooral omdat zij inmiddels een betaalde dienstbetrekking had gevonden en er onvoldoende bewijs was dat zij niet in staat was om meer te werken. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de schuldeisers die het voorstel hadden afgewezen zwaarder wogen dan die van verzoekster. Daarom werd het verzoek om de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 30 oktober 2025
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [plaatsnaam],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 28 mei 2025, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om een vijftal schuldeisers, te weten:
  • Otto Postorders, in behandeling bij Direct Pay Services B.V. (hierna: Otto Postorders);
  • Havensteder, in behandeling bij Hafkamp Groenewegen Gerechtsdeurwaarders (hierna: Havensteder);
  • Emesa Nederland B.V. (hierna: Emesa);
  • Hollandse Nieuwe Mobiel, in behandeling bij Riverty Back in Flow (hierna: Hollandse Nieuwe Mobiel);
  • Stichting SkippyPepijn (hierna: SkippyPepijn);
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 16 oktober 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer M.M. Draër, werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening);
  • [naam], werkzaam bij Hafkamp Groenewegen Gerechtsdeurwaarders, namens Havensteder.
De overige schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Schuldhulpverlening heeft, namens verzoekster, het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling op 27 oktober 2025 ingetrokken.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift vijftig schuldeisers, waarvan één preferente schuldeiser met één vordering en negenenveertig concurrente schuldeisers met zesenvijftig vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 47.514,79 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 8 januari 2025 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 4,42% aan de preferente schuldeisers en 2,21% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. De schuldenlast bedroeg op dat moment € 48.180,54. Verzoekster heeft bij brief van 11 februari 2025 opnieuw een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 4,48% aan de preferente schuldeisers en 2,24% aan de concurrente schuldeisers. De schuldenlast bedroeg op dat moment € 47.514,79.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. Verzoekster ontving ten tijde van het aanbod aan de schuldeisers een PW-uitkering. Op basis van dit inkomen was er geen sprake van afloscapaciteit. Doordat verzoekster een kind van een gedupeerde van de toeslagenaffaire is, heeft schuldhulpverlening alsnog een aanbod aan de schuldeisers gedaan op basis van een afloscapaciteit van € 65,00 per maand. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Vijfenveertig schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Otto Postorders, Havensteder, Emesa, Hollandse Nieuwe Mobiel en SkippyPepijn stemmen hier niet mee in. Otto Postorders heeft een vordering van € 350,00 op verzoekster, welke 0,7% van de totale schuldenlast beloopt. Havensteder heeft een vordering van € 3.435,75 op verzoekster, welke 7,2% van de totale schuldenlast beloopt. Emesa heeft een vordering van € 150,00 op verzoekster, welke 0,3% van de totale schuldenlast beloopt. Hollandse Nieuwe Mobiel heeft een vordering van € 150,00 op verzoekster, welke 0,3% van de totale schuldenlast beloopt. SkippyPepijn heeft een vordering van € 1.221,48 op verzoekster, welke 2,6% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Havensteder heeft in de contacten met schuldhulpverlening te kennen gegeven dat er niet is gebleken dat verzoekster in het kader van de PW-uitkering is ontheven van de sollicitatieplicht. Verzoekster zou dan ook meer inkomen kunnen genereren indien zij betaald werk zou verrichten. Daarnaast heeft Havensteder ter zitting te kennen gegeven dat de lopende huurtermijnen niet worden voldaan.
Otto Postorders, Emesa, Hollandse Nieuwe Mobiel en SkippyPepijn hebben geen reactie gegeven op het aangeboden akkoord noch een verweerschrift ingediend. Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben Otto Postorders, Emesa, Hollandse Nieuwe Mobiel en SkippyPepijn ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting kenbaar te maken.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Otto Postorders, Havensteder, Emesa, Hollandse Nieuwe Mobiel en SkippyPepijn bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Otto Postorders, Havensteder, Emesa, Hollandse Nieuwe Mobiel en SkippyPepijn in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de vorderingen van Otto Postorders, Havensteder, Emesa, Hollandse Nieuwe Mobiel en SkippyPepijn een aandeel vormen in de totale schuldenlast van 11,1%.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Het aanbod betreft een saneringskrediet gebaseerd op de inkomsten van verzoekster uit hoofde van een PW-uitkering en de door schuldhulpverlening ter beschikking gestelde afloscapaciteit van € 65,00 per maand.
Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster inmiddels een betaalde dienstbetrekking heeft gevonden van achtentwintig uur per week. Daarnaast is uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting onvoldoende duidelijk geworden dat verzoekster niet in staat zou zijn om (minimaal) zesendertig uur per week te werken. Verzoekster heeft geen medische stukken overgelegd, waaruit blijkt dat zij arbeidsongeschikt is. De rechtbank kan dus niet zonder meer vaststellen dat de afloscapaciteit waarop het aanbod is gebaseerd blijvend is.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van Otto Postorders, Havensteder, Emesa, Hollandse Nieuwe Mobiel en SkippyPepijn als weigerende schuldeisers zwaarder wegen dan die van verzoekster of de overige schuldeisers. Het verzoek om Otto Postorders, Havensteder, Emesa, Hollandse Nieuwe Mobiel en SkippyPepijn te bevelen in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van mr. J.A. Kuijvenhoven, griffier, in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2025. [1]