ECLI:NL:RBROT:2025:14526

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
11 december 2025
Zaaknummer
C/10/705715 / JE RK 25-1771
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe gedragsproblemen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 17 oktober 2025, wordt de minderjarige [minderjarige], geboren in 2012, onder toezicht gesteld en wordt een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze maatregelen vanwege ernstige bedreigingen van de ontwikkeling van de minderjarige door complexe gedragsproblemen. De moeder van de minderjarige, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft ingestemd met het verzoek, hoewel zij liever had gezien dat [minderjarige] bij haar zou wonen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd door emotieregulatie- en hechtingsproblematiek, en dat de dynamiek tussen de moeder en [minderjarige] zorgelijk is, met escalaties tot gevolg. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de vrijwillige hulpverlening niet voldoende is en dat een steviger regie noodzakelijk is. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling is vastgesteld voor de duur van een jaar, en de machtiging tot uithuisplaatsing is verleend voor negen maanden. De kinderrechter hoopt op een snelle betrokkenheid van een vaste jeugdbeschermer.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/705715 / JE RK 25-1771
Datum uitspraak: 17 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd in Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. R. Moghni, kantoorhoudende in Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
gevestigd in Dordrecht, hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlage van de Raad van 26 augustus 2025, binnengekomen bij de rechtbank op dezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 2] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover via videobellen, deels bijgestaan door haar begeleidster J. Brand, een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een gezinshuis.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening te verlenen voor de duur van negen maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. [minderjarige] heeft emotieregulatie- en hechtingsproblematiek. Daarnaast zijn er zorgen over de dynamiek tussen de moeder en [minderjarige] . Gisteravond en vanochtend hebben zich fysieke escalaties voorgedaan tussen [minderjarige] en haar gezinshuishouder. [minderjarige] was hier zelf ook van geschrokken. Gelet op het gedrag van [minderjarige] , de specialistische hulp die zij nodig heeft en de wisselvallige en ambivalente houding van de moeder – waarbij eerdere adviezen niet altijd zijn opgevolgd – is een steviger regie noodzakelijk dan binnen het vrijwillige kader mogelijk is.

4.Het standpunt van de GI

4.1.
De GI brengt naar voren dat er waarschijnlijk nog geen jeugdbeschermer aan de zaak kan worden gekoppeld, waardoor plaatsing op de monitorlijst nodig is. De hulpverlening kan in de tussentijd wel worden opgestart.

5.Het standpunt van de moeder

5.1.
Door en namens de moeder wordt ingestemd met het verzoek van de Raad. Daarbij wordt opgemerkt dat de moeder liever heeft dat [minderjarige] bij haar woont, maar dat zij dit momenteel niet kan dragen en dat dit niet in het belang van [minderjarige] is. De moeder heeft eigen problematiek, waardoor zij niet altijd het geduld kan opbrengen dat [minderjarige] nodig heeft. In de thuissituatie deden zich escalaties voor waarbij de moeder [minderjarige] heeft geslagen. Het is van belang dat [minderjarige] tijdelijk elders verblijft en dat het contact op afstand wordt opgebouwd. [minderjarige] heeft eerder een weekend bij de moeder doorgebracht, wat goed verliep. Het is prettig dat de huidige situatie het mogelijk maakt dat zowel de moeder als [minderjarige] na dergelijke momenten kunnen bijkomen.

6.De beoordeling

6.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
6.2.
De ontwikkeling van [minderjarige] wordt ernstig bedreigd. [minderjarige] kent een belast verleden en kampt met emotieregulatie- en hechtingsproblematiek. Daarnaast vertoont zij zelfbepalend gedrag. Dit lijkt te komen door de situatie waarin zij is opgegroeid. Haar moeder was door eigen problematiek onvoldoende beschikbaar voor [minderjarige] . De verstandhouding tussen [minderjarige] en haar moeder is zorgelijk. Dit leidt regelmatig tot conflicten, die soms fysiek escaleren. Ter zitting gaf de moeder aan [minderjarige] uit onmacht weleens te hebben geslagen. Hierdoor kan [minderjarige] momenteel niet meer thuis wonen. [minderjarige] verblijft daarom in een gezinshuis. In deze setting heeft zij haar gezinshuishouder fysiek aangevallen, waarvan zij achteraf erg geschrokken is. Het is noodzakelijk dat [minderjarige] passende hulpverlening krijgt, zodat zij begrijpt waar haar emoties vandaan komen en leert hiermee op een veilige manier om te gaan. Het vrijwillige kader is ontoereikend om de ernstige ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De problematiek is te complex, bovendien heeft de moeder eerder ambivalent en wisselvallig gedrag vertoond, waardoor betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is. De ondertoezichtstelling is daarom in dit geval nodig. De kinderrechter stelt [minderjarige] onder toezicht voor de duur van een jaar. De kinderrechter betreurt dat deze zaak naar verwachting op de monitorlijst komt en spreekt de hoop uit dat er snel een vaste jeugdbeschermer betrokken zal zijn. In ieder geval moet de voor [minderjarige] benodigde hulpverlening worden opgestart.
6.3.
De kinderrechter is van oordeel dat de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . [2] Gezien de zorgelijke dynamiek tussen [minderjarige] en haar moeder, het feit dat de moeder aangeeft dat terugkeer naar huis momenteel niet mogelijk is en [minderjarige] nog behandeling nodig heeft, is het in het belang van [minderjarige] dat zij in het gezinshuis blijft waar zij eerder al op vrijwillige basis verbleef. Doordat er nu sprake is van een ondertoezichtstelling, is hiervoor een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk.
6.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland met ingang van 17 oktober 2025 tot 17 oktober 2026;
7.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening met ingang van 17 oktober 2025 tot 17 juli 2026;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2025 door mr. D.I. Hendriks-van Wel, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R.S.E. Pronk als griffier, en op schrift gesteld op 28 oktober 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.