ECLI:NL:RBROT:2025:14549

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
11 december 2025
Zaaknummer
C/10/707722 / JE RK 25-2035
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen wegens stabilisatie van de situatie en inzet van hulpverlening door de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht. De kinderrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat de situatie van de minderjarige, die in 2011 is geboren, inmiddels gestabiliseerd is en de moeder zelfstandig passende hulpverlening heeft ingezet. De procedure begon met een verzoekschrift van de Raad op 2 oktober 2025, gevolgd door een rapport op 14 oktober en een verweerschrift van de moeder op 24 oktober. Tijdens de zitting waren de moeder, haar advocaat, een vertegenwoordiger van de Raad en twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en de aanwezigen hebben kunnen reageren op zijn verklaring.

De feiten tonen aan dat de moeder het ouderlijk gezag heeft en dat de minderjarige bij haar woont. Eerder was de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld vanwege escalaties in de thuissituatie. De Raad verzocht om een ondertoezichtstelling voor twaalf maanden, maar de kinderrechter concludeerde dat de situatie verbeterd was. De moeder had hulpverlening aangevraagd en er waren positieve ontwikkelingen, zoals de inzet van Ambulante Spoedhulp. De kinderrechter merkte op dat de moeder meer rekening moet houden met de ontwikkelingsfase van de minderjarige en dat de resterende zorgen niet ernstig genoeg waren om een ondertoezichtstelling te rechtvaardigen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de kinderrechter en is op schrift gesteld op 11 november 2025. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/707722 / JE RK 25-2035
Datum uitspraak: 30 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad, gevestigd in Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. F. Pool, kantoorhoudende in Rotterdam,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd in Rotterdam, hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 2 oktober 2025, binnengekomen bij de rechtbank op dezelfde datum;
  • het rapport van de Raad van 14 oktober 2025, binnengekomen bij de rechtbank op 15 oktober 2025;
  • het verweerschrift met bijlagen van (de advocaat van) de moeder van 24 oktober 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder bijgestaan door mr. M.S. Krol, waarnemend voor mr. F. Pool;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1] ;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam 2] en [naam 3] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
Bij beschikking van 13 augustus 2025 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 13 november 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. [minderjarige] is voorlopig onder toezicht gesteld vanwege escalaties in de thuissituatie en politiemeldingen. In dit kader is hij tijdelijk geplaatst in een crisisopvang. [minderjarige] is een kwetsbare jongen die veel heeft meegemaakt, zoals het overlijden van zijn vader, een nacht op het politiebureau verblijven vanwege een verdenking en ruzies met zijn moeder. De zorg bestaat dat de schuld van de ontstane onrust en spanningen te veel bij [minderjarige] wordt neergelegd. Volgens de moeder is de onrust veroorzaakt door verkeerd ingestelde medicatie voor [minderjarige] , maar het lukt de moeder nog onvoldoende om naar haar eigen aandeel te kijken. De moeder sluit onvoldoende aan bij [minderjarige] , waardoor hij zich niet altijd gehoord voelt. Er is systeemtherapie nodig om het patroon van spanningen in de thuissituatie te doorbreken en inzicht te krijgen in het gedrag van [minderjarige] . Dit moet plaatsvinden binnen het gedwongen kader, omdat niet wordt verwacht dat de moeder volledig zal meewerken. De moeder heeft wel zelf gezinstherapie aangevraagd, maar er bestaat de vrees dat deze stagneert wanneer zij het oneens is met de hulpverlening. De samenwerking tussen de moeder en de GI verloopt moeizaam. Wanneer de GI en de moeder van visie verschillen, ontstaat er discussie en strijd. In het onderzoek zijn ook positieve dingen gezien. De spanningen zijn na inzet van Ambulante Spoedhulp (ASH) afgenomen. Daarnaast is [minderjarige] sociaal, sportief, heeft hij vrienden en gaat hij naar school. Bovendien zet hij zich in voor zijn wens om profvoetballer te worden.

4.Het standpunt van de GI

4.1.
De GI ondersteunt het verzoek van de Raad en herkent de zorgen die door de Raad zijn benoemd. Ook de GI ziet kwetsbaarheid bij [minderjarige] . [minderjarige] doet regelmatig uitspraken die hij later weer intrekt. ASH rapporteert dat de moeder zich tijdens escalaties groot maakt, waarop [minderjarige] dit gedrag overneemt en de situatie verder escaleert. Hoewel er zorgen zijn, worden er ook positieve stappen gezet, zoals blijkt uit het ASH-verslag. Er is echter nog aanvullende ondersteuning nodig. [minderjarige] is aangemeld voor een jeugdcoach, maar er geldt een wachtlijst van ongeveer drie maanden. De moeder geeft aan dat [minderjarige] ook via school en voetbal een coach heeft. De GI benadrukt echter dat een onafhankelijke coach nodig is die specifiek is toegerust op de problematiek van [minderjarige] . Daarnaast is systematische hulpverlening binnen de thuissituatie nodig om herhaling van escalaties te voorkomen. Hiervoor is een aanmelding gedaan bij De Viersprong. Het is nog onduidelijk wanneer dit traject kan starten, maar de verwachting is binnen twintig weken. De afgelopen periode is gebleken dat de moeder hulpverleners afwijst wanneer zij het niet eens is met hun aanpak, waardoor de GI vreest dat hetzelfde zal gebeuren indien de hulpverlening in een vrijwillig kader wordt voortgezet.

5.Het standpunt van de moeder

5.1.
Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd. Primair verzoekt de moeder het verzoek af te wijzen en subsidiair om de ondertoezichtstelling voor een kortere duur te verlenen. Uit het rapport van de Raad blijkt dat er geen zorgen zijn over de sociale en emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . Hij doet het goed op school, heeft een bijbaan en vrienden. Er is geen sprake van een ontwikkelingsbedreiging. Het feit dat een moeder haar puberzoon niet altijd volledig begrijpt, vormt geen reden voor een ondertoezichtstelling. Daarnaast werd het gedrag van [minderjarige] beïnvloed door verkeerd gedoseerde medicatie en is dat probleem inmiddels verholpen. Enver heeft in de afgelopen periode geobserveerd en geadviseerd dat de moeder rustiger met [minderjarige] moet communiceren, wat door de moeder als helpend is ervaren. De moeder heeft op eigen initiatief hulpverlening ingezet, gezien haar hulpvraag om haar puberzoon beter te begrijpen. [minderjarige] is hiervan nog niet op de hoogte, omdat hij er momenteel niet voor openstaat. De moeder hoopt dat hij op den duur mee gaat. Indien de ondertoezichtstelling wordt afgewezen, zal de moeder doorgaan met de ingezette hulpverlening. Wat betreft de voorgestelde hulpverlening geldt dat er lange wachtlijsten zijn. Dit betekent dat, zelfs indien de ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, er de komende drie maanden weinig tot niets kan worden gedaan. Dit kan leiden tot frustratie bij de moeder, wat een negatieve impact op [minderjarige] kan hebben. Bovendien heeft [minderjarige] duidelijk aangegeven geen ondertoezichtstelling te willen. Een ondertoezichtstelling zou in deze situatie contraproductief en averechts werken.

6.De beoordeling

6.1.
De kinderrechter overweegt het volgende. De aanleiding voor de voorlopige ondertoezichtstelling waren de vele escalaties tussen [minderjarige] en zijn moeder, die lijken voort te komen uit een verstoorde dynamiek, waarbij de moeder onvoldoende ruimte liet aan [minderjarige] , waardoor hij weerstand toonde en de situatie escaleerde. Inmiddels is de situatie gestabiliseerd en worden positieve stappen gezet. De moeder heeft zelfstandig hulpverlening ingezet om beter aan te sluiten bij [minderjarige] . De kinderrechter constateert dat deze ondersteuning nodig is, zodat de moeder leert meer rekening te houden met de ontwikkelingsfase en behoeftes van [minderjarige] en hem de ruimte geeft om keuzes te maken die bij zijn leeftijd passen. De kinderrechter vertrouwt erop dat de moeder deze ondersteuning zal omarmen en voortzetten zolang deze nodig wordt geacht. De resterende zorgen zijn onvoldoende om te spreken van een ernstige ontwikkelingsbedreiging die een ondertoezichtstelling rechtvaardigt. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2025 door mr. F. Aukema-Hartog, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R.S.E. Pronk als griffier, en op schrift gesteld op 11 november 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.