ECLI:NL:RBROT:2025:14653

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
15 december 2025
Zaaknummer
10-216462-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling met afwijzing beroep op noodweer en strafoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 december 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging doodslag en zware mishandeling, omdat deze beschuldigingen niet bewezen konden worden. Wel is de verdachte schuldig bevonden aan poging zware mishandeling, omdat hij op 27 augustus 2023 in Schiedam het slachtoffer met gebalde vuist tegen het hoofd heeft gestompt en hem meermalen heeft geslagen terwijl het slachtoffer op de grond lag. De rechtbank heeft het beroep op noodweer van de verdediging afgewezen, omdat er geen noodweersituatie was aangetoond. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft de straffen gematigd gezien de omstandigheden, waaronder de provocatie van het slachtoffer en de inspanningen van de verdachte om zijn gedrag te verbeteren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer: 10-216462-23
Datum uitspraak: 2 december 2025
Datum zitting: 18 november 2025
Tegenspraak
Verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats],
ingeschreven op het adres [adres] te [plaatsnaam ].
Advocaat van de verdachte: mr. E.R. Weening
Officier van justitie: mr. N. van Manen

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 november 2025.
De rechtbank heeft op 20 november 2025, dus na de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting, een e-mailbericht van de raadsman ontvangen met daarin als bijlage een verslag van De Waag. De rechtbank is onder de beraadslaging niet gebleken dat het onderzoek op de terechtzitting onvolledig is geweest (artikel 346 Wetboek van Strafvordering) en ziet daarom, ook in de door de raadsman toegezonden informatie, geen aanleiding om het onderzoek te heropenen.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte – samengevat – van poging doodslag, subsidiair zware mishandeling, meer subsidiair poging zware mishandeling. De volledige tenlastelegging (hierna: beschuldiging), houdt in dat
primair:
hij op of omstreeks 27 augustus 2023 te Schiedam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist) op/tegen
het hoofd heeft gestompt en/of geslagen, waardoor die [slachtoffer] ten val
is gekomen, en/of
die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam heeft
gestompt en/of geslagen en/of geschopt, terwijl die [slachtoffer] op de
grond lag
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 27 augustus 2023 te Schiedam
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbreuk, inwendige
bloedingen in het hoofd en/of een scheur in de tong, heeft toegebracht
door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist)
op/tegen het hoofd te stompen en/of te slaan, waardoor die [slachtoffer] ten
val kwam en/of
die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam heeft
gestompt en/of geslagen en/of geschopt, terwijl die [slachtoffer] op de
grond lag;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 27 augustus 2023 te Schiedam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist) op/tegen
het hoofd heeft gestompt en/of geslagen, waardoor die [slachtoffer] ten val
is gekomen, en/of
die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam heeft
gestompt en/of geslagen en/of geschopt, terwijl die [slachtoffer] op de
grond lag
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Bewijs

3.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van poging doodslag en van zware mishandeling en dat hij moet worden veroordeeld voor poging zware mishandeling.
3.2.
Conclusie van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Volgens de verdediging heeft de verdachte maar één keer geslagen en levert dat geen poging doodslag, zware mishandeling of poging zware mishandeling op.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak poging doodslag en zware mishandeling
De verdachte wordt vrijgesproken van poging doodslag en van zware mishandeling. Die beschuldigingen zijn niet bewezen. De officier van justitie en de verdediging zijn tot dezelfde conclusie gekomen, zodat de rechtbank dit niet verder zal motiveren.
3.3.2.
Bewezenverklaring poging zware mishandeling
De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte:
op 27 augustus 2023 te Schiedam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] met gebalde vuist tegen het hoofd heeft gestompt waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen, en die [slachtoffer] meermalen heeft geslagen terwijl die [slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.3.3.
Bewijsmiddelen
De bewezenverklaring is gebaseerd op de hieronder opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen.
1.
Verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 18 november 2025
“Ik heb [slachtoffer] op 27 augustus 2023 in Schiedam met mijn vuist geslagen en hem aan de linkerkant van zijn gezicht geraakt.”
2.
Proces-verbaal van de politie, verklaring van de [getuige] [1]
“Op zondag 27 augustus 2023 in Schiedam zag ik een man, het slachtoffer, lopen. Ik zag dat deze man richting een andere man liep. Deze man was donker getint. De donkere man sloeg ineens de andere man. Ik zag dat het slachtoffer op de grond viel. Ik zag dat de donkere man vervolgens nog twee klappen gaf tegen het hoofd van de man die op de grond lag.”

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1.
Kwalificatie
Het bewezen feit levert het volgende strafbare feit op:
poging zware mishandeling.
4.2.
Strafbaarheid van het feit en van de verdachte
4.2.1.
Beroep op strafuitsluitingsgrond
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte handelde uit noodweer danwel dat sprake is geweest van noodweerexces.
Mocht de rechtbank het beroep op noodweer(exces) niet volgen, heeft de verdediging verzocht om stukken aan het dossier toe te voegen. Het gaat om een aangifte die de ex-partner van de aangever (en ten tijde van het feit de partner van de verdachte) tegen de aangever heeft gedaan wegens bedreiging en stalking, de daarop volgende onderzoekshandelingen door de politie en uitgewerkte gesprekken tussen de aangever en zijn ex-partner. Volgens de verdediging zou daar (mogelijk) uit blijken dat de aangever agressief is en zou dat het beroep op noodweer kunnen versterken.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank wijst het verzoek om aanvullende stukken aan het dossier toe te voegen af. De rechtbank acht deze stukken niet noodzakelijk om te kunnen beoordelen wat er op 27 augustus 2023 is gebeurd. Voor zover het gaat om de context en dynamiek tussen de verdachte en de aangever, zoals de verdediging op de zitting heeft toegelicht, acht de rechtbank zich voldoende ingelicht door de stukken die zich al in het dossier bevinden en door wat daarover op de zitting is besproken.
De rechtbank wijst het beroep op noodweer(exces) af. De feitelijke toedracht die de verdediging daaraan ten grondslag heeft gelegd, namelijk dat de aangever op de verdachte af kwam rennen en hem vervolgens meteen heeft geslagen, is niet aannemelijk geworden. Wel is komen vast te staan dat de aangever op de verdachte af liep (en niet rende) en dat de verdachte als eerste heeft geslagen. Van een noodweersituatie, in die zin dat de verdachte zich mocht verdedigen tegen jegens hem toegepast geweld, is niet gebleken.
4.2.3.
Conclusie
Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straffen

5.1.
Eis van de officier van justitie
De verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 dagen (gelijk aan de duur van het voorarrest) en een taakstraf van 240 uur.
5.2.
Oordeel van de rechtbank
5.2.1.
Ernst en omstandigheden van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling. Uit het dossier en de behandeling ter zitting is naar voren gekomen dat de aangever zich in het verleden verbaal agressief heeft uitgelaten richting de verdachte. Ook is aannemelijk geworden dat het de aangever was die op 27 augustus 2023 verbaal de confrontatie opzocht. Maar het is de verdachte geweest die fysiek geweld heeft gebruikt. En dat geweld was fors. De verdachte, een geoefend vechtsporter, heeft de aangever met kracht met zijn vuist tegen het hoofd gestompt, en ook nadat de aangever was gevallen heeft de verdachte hem nog meerdere malen geslagen. De aangever heeft hierdoor bloedingen tussen de hersenvliezen, een breuk van de uitwendige gehoorgang en een verwonding aan de kin en tong opgelopen en moest in ieder geval één nacht ter observatie in het ziekenhuis doorbrengen. Gewelddadige feiten als deze veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid in de eerste plaats bij de betrokken aangever, maar ook bij omstanders en in de maatschappij.
5.2.2.
Persoon en persoonlijke omstandigheden
Strafblad
Uit het strafblad (uittreksel justitiële documentatie) van 8 oktober 2025 blijkt dat de verdachte in de afgelopen jaren niet onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten. Het strafblad van de verdachte leidt dus niet tot het opleggen van een zwaardere straf.
Rapportage
In het ongedateerde voortgangsverslag van de reclassering, door de rechtbank ontvangen op 17 november 2025, staat het volgende.
De verdachte heeft sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis per 30 augustus 2023 onder toezicht gestaan van de reclassering. De verdachte heeft zijn behandeling bij De Waag, gericht op het aanleren van andere manieren om met conflicten om te gaan, voltooid. Vanwege de huidige verdenking is de Verklaring Omtrent Gedrag (VOG-)aanvraag van de verdachte tweemaal afgewezen, waardoor hij verschillende werkzaamheden niet meer kan verrichten en een deel van zijn inkomen mist. Hij richt zich nu op andere opdrachten. Er is geen sprake van financiële problemen.
Omdat de verdachte al twee jaar onder toezicht heeft gestaan, zijn behandeling heeft voltooid en de meeste leefgebieden op orde zijn, ziet de reclassering geen reden meer om het toezicht voort te zetten na een eventuele veroordeling. De reclassering adviseert daarom, bij veroordeling, geen reclasseringstoezicht op te leggen.
5.2.3.
Redelijke termijn
De verdachte moet binnen een redelijke termijn worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 28 augustus 2023, omdat de verdachte toen in verzekering is gesteld. De redelijke termijn van twee jaar is dus met drie maanden overschreden. Bij het opleggen van de straf houdt de rechtbank hier in het voordeel van de verdachte rekening mee.
5.2.4.
Oplegging straffen
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit vindt de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf van 2 maanden passend, zoals ook het uitgangspunt is in de door rechtbank gehanteerde oriëntatiepunten. De rechtbank houdt echter in het voordeel van de verdachte rekening met de overschrijding van de redelijke termijn, met de provocatie van de kant van het slachtoffer, met de inzet van de verdachte de afgelopen twee jaren om persoonlijke problemen aan te pakken en zijn gedrag te veranderen, en met de gevolgen die het missen van een VOG voor zijn werk en inkomen heeft gehad. In die omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om de gevangenisstraf flink te beperken, maar wel als vergelding een taakstraf op te leggen.
Al met al vindt de rechtbank een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest (3 dagen) en een taakstraf van 120 uur passend en geboden.

6.Wettelijke voorschriften

Het opleggen van deze straffen is gebaseerd op de artikelen 9, 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissingen

De rechtbank:
Bewezenverklaring
verklaart bewezen dat de verdachte het feit, zoals hierboven is omschreven, heeft gepleegd;
Kwalificatie en strafbaarheid
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hierboven vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
Straffen
Gevangenisstraf
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf van 3 (drie) dagen;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de gevangenisstraf, voor zover deze tijd niet al op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Taakstraf
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf van 120 (honderdtwintig) uur, waarbij de reclassering bepaalt uit welke werkzaamheden deze taakstraf zal bestaan;
beveelt dat, voor het geval de verdachte de taakstraf niet (goed) verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
Voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; deze voorlopige hechtenis is eerder geschorst.

8.Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. IJspeerd, voorzitter,
en mrs. W.J. de Veld en L.F.M. Venderbos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Westhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 2 december 2025.

Voetnoten

1.Proces-verbaalnummer [proces-verbaalnummer].