2.2.1.Rechtmatigheid doorzoeking auto
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de doorzoeking van de auto van de verdachte rechtmatig was. Daarbij gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De feiten
De politie krijgt op 15 augustus 2025 een melding van iemand die het vermoeden heeft een drugsdeal te hebben gezien. De melding houdt in dat een man een parkeergarage is ingelopen, daar een rode bigshopper heeft overhandigd aan een andere man bij een blauwe Peugeot en vervolgens de parkeergarage weer heeft verlaten. Daarna lijkt het volgens de melder alsof de – in de parkeergarage achtergebleven – man iets in zijn auto wil verstoppen.
Als agenten enkele minuten na de melding ter plaatse komen, zien zij de verdachte gehurkt op de achterbank van de blauwe Peugeot zitten. Hij is met een schroevendraaier achter de rugleuning bezig. De verdachte reageert zenuwachtig als hij door een agent wordt aangesproken. Hij transpireert en zijn gezicht is wit weggetrokken. De verdachte staat volgens de agent te “darrelen op zijn benen”. De agent ziet de verdachte tijdens het aanspreken voortdurend kijken naar de rode bigshopper, die in de auto achter de passagiersstoel staat, waardoor het niet lukt om verdachtes aandacht te krijgen. Ook ziet de agent de verdachte meerdere keren naar de ingang van de parkeergarage kijken, waardoor bij de agent de indruk bestaat dat de verdachte zijn kansen op een vluchtpoging berekent. De verdachte wisselt zijn blik schichtig tussen de auto en de ingang van de parkeergarage.
Omdat het om een cabriolet gaat, kan de andere agent in de auto kijken. Hij ziet een rode bigshopper achter de passagiersstoel. De bigshopper is deels bedekt met een t-shirt. Bij het onbedekte deel ziet de agent dat zich in de rode bigshopper geen boodschappen bevinden. De agent ziet wel dat zich in de rode bigshopper een witte bigshopper bevindt. Deze witte bigshopper is omgedraaid. Bij de agent bestaat daardoor het vermoeden dat het met deze manier van verpakken de bedoeling is om de inhoud van de rode bigshopper aan het zicht te onttrekken. Er wordt vervolgens besloten om de auto te doorzoeken.
Het oordeel
In artikel 9 lid 1 onder a van de Opiumwet wordt aan opsporingsambtenaren de bevoegdheid gegeven zich de toegang tot vervoermiddelen te verschaffen indien een redelijke vermoeden bestaat dat in het vervoermiddel drugs aanwezig zijn of daarmee worden vervoerd. Uit artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering volgt daarnaast dat een toegangs- en doorzoekingsbevoegdheid van vervoermiddelen bestaat in geval van een verdenking van een misdrijf zoals omschreven in artikel 67 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten onder de hiervoor genoemde omstandigheden – in onderlinge samenhang bezien – redelijkerwijs konden vermoeden dat in de auto mogelijk drugs aanwezig waren. Anders dan de verdediging heeft betoogd, ging het namelijk niet alleen om een vage anonieme tip en zenuwachtig gedrag van de verdachte. Er was immers een concrete melding over een mogelijke drugsdeal met een rode bigshopper. De verdachte werd met de rode bigshopper aangetroffen terwijl hij met een schroevendraaier in de auto bezig was. Hij reageerde zenuwachtig en keek voortdurend naar de rode bigshopper, waarin een omgedraaide witte bigshopper de inhoud aan het zicht onttrok.
De politie was vanwege het gerechtvaardigde vermoeden van de aanwezigheid van drugs bevoegd tot doorzoeking van de auto. Het resultaat van de doorzoeking kan daarom voor het bewijs worden gebruikt.
2.2.2.Bewezenverklaring
hij op 15 augustus 2025 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, opzettelijk
aanwezig heeft gehad 4.888,0 gram, van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.2.3.Bewijsmiddelen
De bewezenverklaring van het feit is gebaseerd op de hieronder opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen en de onderstaande bewijsmotivering.
1.
Verklaring van de verdachte
Ik was op 15 augustus 2025 onderweg naar Nederland. Tijdens de reis werd ik gebeld door een onbekend persoon. Hij vroeg of ik iets wilde bijverdienen. Ik moest een pakket naar een bepaald adres vervoeren. Achteraf bleef dat ik een koerier was. Voor het vervoer kreeg ik een bedrag tussen de € 50,- en € 100,-.
Ik heb in Nederland in Berkel en Rodenrijs een onbekende man ontmoet, bij de parkeergarage van Jumbo. Hij heeft mij een rode bigshopper overhandigd.
2.
Proces-verbaal van de politie
Op 15 augustus 2025 krijgen wij van het Operationeel Centrum Rotterdam de melding dat een mogelijke drugsdeal was gezien. Daarbij liep volgens de melder een man met een rode bigshopper een parkeergarage in, overhandigde de bigshopper aan een andere man bij een blauwe Peugeot en liep daarna weer weg.
Wij, verbalisanten, kwamen aan op de [adres] in Berkel en Rodenrijs. Wij reden de parkeergarage van de Jumbo in en zagen een blauwe Peugeot Cabriolet. Wij zagen een man op de achterbank van het voertuig. De man bleek later te zijn: [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1971.
Ik doorzocht het voertuig. Tijdens deze doorzoeking trof ik een rode bigshopper aan, waarin een witte bigshopper ondersteboven zich bevond. Ik opende de witte bigshopper. Ik zag dat er zich in deze bigshopper een aantal doorzichtige plastic zakken bevonden. Ik zag dat er om deze plastic zakken een witte kristalachtige substantie bevond. Ik kreeg het vermoeden dat dit mogelijk verdovende middelen betroffen. Vervolgens nam ik de bigshoppers met inhoud in beslag.
3.
Proces-verbaal van de politie
Op 15 augustus 2025 , ontving ik van, [naam verbalisant] van de Politie Eenheid Rotterdam, de volgende stukken van overtuiging (SVO) met het verzoek deze te onderzoeken op de aanwezigheid van verdovende middelen:
BVH-goednummer [beslagnummer] Omschrijving SVO grote bigshopper met 10 plastikzakken
RESULTATEN
BVH Goednummer [beslagnummer]
Bruto gewicht 5.368 gram
Resultaat Metamfetamine
4.
Deskundigenverslag
Politie registratienummer [registratienummer]
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
[kenmerk]
kristalachtig brokvormig, wit, uit 4888 gram;aantal bemonsteringen in onderzoek: tien
bevat metamfetamine
2.2.4.Bewijsoverweging met betrekking tot het onderzoek naar de verdovende middelen
Uit het proces-verbaal van bevindingen betreffende het ‘TRUNARC’-onderzoek van 15 augustus 2025 maakt de rechtbank op, dat de bigshopper met inhoud het BVH-goednummer [beslagnummer] heeft gekregen, met als omschrijving “SVO grote bigshopper met 10 plastikzakken”. In dit proces-verbaal wordt geen SIN-nummer vermeld.
In het NFI-rapport van 22 augustus 2025, zaaknummer [dossiernummer] (aanvraag 001) wordt beschreven dat onderzoeksmateriaal met het SIN-nummer [kenmerk] is onderzocht. Omdat in dit NFI-rapport het “Politie registratienummer” [registratienummer] is opgenomen dat correspondeert met het bovengenoemde BHV-goednummer, gaat de rechtbank er van uit dat het NFI het materiaal heeft onderzocht dat zat in de bigshopper die onder de verdachte in beslag is genomen.
2.2.5.Bewijsmotivering met betrekking tot (voorwaardelijk) opzet
De verdediging heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op het aanwezig hebben van harddrugs. Daartoe is aangevoerd dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte wist dat er drugs in de rode bigshopper zaten. Er zijn op zijn telefoon ook geen berichten gevonden over het ontvangen of vervoeren van drugs. De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte de in de auto gevonden metamfetamine opzettelijk aanwezig heeft gehad. Onder opzet in de zin van artikel 2, aanhef en onder C van de Opiumwet wordt ook voorwaardelijke opzet begrepen. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig wanneer de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het gevolg zal intreden. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de rode bigshopper, die hij heeft ontvangen en daarna moest afleveren, verdovende middelen bevatten.
De verdachte verklaart dat hij op 15 augustus 2025 onderweg naar Nederland spontaan door een onbekend persoon is gebeld. Deze onbekende persoon zou verwezen hebben naar iemand die de verdachte alleen van naam kent. De verdachte wil niet verklaren wat deze onbekende man precies aan hem heeft gevraagd. Wel verklaart de verdachte dat deze man vroeg of hij iets wilde bijverdienen. Voor een bedrag van € 50,- tot € 100,- moest de verdachte iets op een bepaald adres afleveren. Daarmee heeft de verdachte ingestemd. Bij de parkeergarage van de Jumbo heeft de verdachte een voor hem onbekende man ontmoet. Deze man heeft aan hem een rode bigshopper overhandigd. De verdachte moest deze bigshopper vervoeren. De verdachte verklaart dat hij niet in de bigshopper heeft gekeken en dat de onbekende man ook niet heeft verteld wat de inhoud van de bigshopper was. De verdachte zou geld krijgen na het afleveren van de bigshopper.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich er onder deze omstandigheden bewust van moet zijn geweest dat de rode bigshopper een illegale inhoud had en mogelijk drugs bevatte. De hele gang van zaken wekte op zijn minst die indruk. Het is onaannemelijk en ongeloofwaardig dat de verdachte dit niet wist. Daarom is op zijn minst sprake van voorwaardelijk opzet.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigd bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. De verdachte wordt wel vrijgesproken van medeplegen. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende vast staat dat er een nauwe en bewuste samenwerking was met één of meer anderen.