Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Artikel 2.1. van de Wht, voor zover hier van belang, luidt:
1. De Dienst Toeslagen kent op aanvraag compensatie toe aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag, die schade heeft geleden, doordat ten aanzien van hem:
a. voor 23 oktober 2019 bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de Dienst Toeslagen; of
b. de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang of de op die wetten berustende bepalingen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem.
Artikel 1.1a van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, geldend van 1 augustus 2010 tot en met 28 oktober 2011, voor zover hier van belang, luidt:
1. Op deze wet is de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met uitzondering van artikel 5, van toepassing, met dien verstande dat met de aanwezigheid van een partner geen rekening wordt gehouden in de kalendermaand waarin het partnerschap aanvangt of eindigt.
Artikel 1.6, derde lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, geldend van 1 augustus 2010 tot en met 28 oktober 2011, voor zover hier van belang, luidt:
3. Een ouder met een partner heeft slechts aanspraak op een kinderopvangtoeslag, indien de partner in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont, en
a. in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland arbeid verricht,
b. een uitkering ontvangt als bedoeld in het eerste lid, onder c, d, e, h of i, en gebruik maakt van een in één van die onderdelen bedoelde voorziening gericht op arbeidsinschakeling of een daarmee vergelijkbare uitkering respectievelijk voorziening, vastgesteld krachtens de wetgeving van een andere lidstaat of Zwitserland,
c. werkloos wordt als bedoeld in het tweede lid en een uitkering ontvangt als bedoeld in het tweede lid, onder a of b, of een daarmee vergelijkbare uitkering, vastgesteld krachtens de wetgeving van een andere lidstaat of Zwitserland, of
d. een persoon is als bedoeld in het eerste lid, onder f, g, j, k of l.
Artikel 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, geldend van 10 oktober 2010 tot en met 31 december 2010, voor zover hier van belang, luidt:
1. De partner van de belanghebbende is degene die hierna als eerste wordt genoemd:
a. de niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot of geregistreerde partner;
Artikel 2 van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang, geldend van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010, luidt:
De hoogte van de kinderopvangtoeslag wordt voor iedere kalendermaand afzonderlijk bepaald.
Artikel 11 van de Regeling Wet kinderopvang, geldend van 1 januari 2011 tot en met 14 april 2011, luidt:
1. De administratie van een kindercentrum of gastouderbureau is zodanig ingericht dat op verzoek van:
a. de toezichthouder, bedoeld in artikel 1.61 van de wet, tijdig de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met f, respectievelijk in het derde lid, kunnen worden verstrekt die voor de naleving van bij en krachtens hoofdstuk 1, afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van de wet gegeven voorschriften van belang zijn; of
b. de Belastingdienst/Toeslagen, het college of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tijdig, de gegevens of inlichtingen over de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onder f en g, respectievelijk derde lid, eerste volzin, voor zover betrekking hebbend op onderdeel f, en tweede volzin, onder c, d, e, f of g kunnen worden verstrekt die voor de aanspraak van een ouder op en de hoogte van de kinderopvangtoeslag, de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente of de hoogte van de tegemoetkoming van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van belang zijn.