ECLI:NL:RBROT:2025:14734

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
16 december 2025
Zaaknummer
C/10/681908 / FA RK 24-4992
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het ouderlijk gezag en zorgregeling tussen ouders van een minderjarige

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 30 oktober 2025, wordt het ouderlijk gezag over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2021, gewijzigd. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. F. Boor, verzoekt om gezamenlijk gezag met de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.G. Pittaluga. De rechtbank heeft de procedure gestart op basis van verzoekschriften van beide partijen, waarbij de man zijn verzoek op 3 juli 2024 indiende en de vrouw op 29 september 2025 reageerde. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 oktober 2025 waren beide partijen aanwezig, evenals de raad voor de kinderbescherming, vertegenwoordigd door [persoon A].

De rechtbank overweegt dat de man ontvankelijk is in zijn verzoek, aangezien hij de minderjarige heeft erkend en nooit gezamenlijk gezag met de vrouw heeft uitgeoefend. De rechtbank concludeert dat er geen contra-indicaties zijn voor gezamenlijk gezag en dat de communicatie tussen de ouders, ook al is deze niet optimaal, niet uitsluit dat gezamenlijk gezag kan worden toegekend. De rechtbank wijst het verzoek van de man toe, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat.

Daarnaast wordt er een zorgregeling vastgesteld, waarbij de man en de vrouw afspraken maken over de zorg voor de minderjarige. De rechtbank complimenteert partijen met het bereiken van overeenstemming over de zorgregeling tijdens de mondelinge behandeling. De beschikking bevat gedetailleerde afspraken over de zorgregeling, inclusief de verdeling van vakanties en feestdagen. De rechtbank benadrukt dat de uitoefening van het gezag en de zorgregeling in het belang van de minderjarige moet plaatsvinden, met de mogelijkheid voor partijen om in onderling overleg van de regeling af te wijken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/681908 / FA RK 24-4992
Beschikking van 30 oktober 2025 over het ouderlijk gezag en de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
[naam man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. F. Boor te Utrecht,
t e g e n
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. M.G. Pittaluga te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 3 juli 2024;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 29 september 2025;
  • het eindverslag Traject Rotterdams Omgangshuis van 8 juli 2025 in de procedure onder zaaknummer C/10/681672 / KG ZA 24-626.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2025. Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), als adviseur, vertegenwoordigd door [persoon A] .

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] .
2.2.
De man heeft de minderjarige erkend.
2.3.
De vrouw oefent van rechtswege het ouderlijk gezag uit over de minderjarige.
2.4.
Bij vonnis in kort geding van deze rechtbank van 24 juli 2024 is vastgesteld dat partijen bij proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar het hulpverleningstraject omgangsbegeleiding en is bepaald dat partijen met behulp van dit hulpverleningstraject zullen bewerkstelligen dat de het contact tussen de man en de minderjarige wordt hersteld en dat zij afspraken zullen maken aan de hand waarvan de minderjarige onbelast omgang kan hebben met de man.

3.De beoordeling

3.1.
Gezag
3.1.1.
De man verzoekt te bepalen dat hij en de vrouw het gezag over de minderjarige voortaan gezamenlijk uitoefenen.
3.1.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
3.1.3.
Op grond van artikel 1:253c lid 1 BW kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten.
Als de andere ouder met het gezamenlijk gezag niet instemt, wordt een dergelijk verzoek op grond van het tweede lid van genoemd wetsartikel slechts afgewezen als (a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of (b) afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.1.4.
De man is ontvankelijk in zijn verzoek om hem samen met de vrouw te belasten met het ouderlijk gezag over de minderjarige, omdat hij de minderjarige heeft erkend en hij nooit met de vrouw het gezamenlijk ouderlijk gezag heeft gehad.
3.1.5.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening. Zij moeten hiervoor belangrijke beslissingen over hun kinderen samen kunnen nemen of in ieder geval in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen. Het kind mag in beginsel niet klem of verloren raken tussen de ouders als de ouders dat niet kunnen. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer met zich dat er geen gezamenlijk gezag kan worden toegekend.
3.1.6.
Omdat de rechtbank niet is gebleken van contra-indicaties voor gezamenlijk gezag zal zij, conform het advies van de raad, het verzoek van de man toewijzen. Voor de gezamenlijke uitoefening van het gezag is het niet noodzakelijk dat partijen elkaar
fysiekof via beeld zien en spreken om te komen tot gezamenlijke beslissingen. Partijen kunnen hiertoe op verschillende manieren communiceren, bijvoorbeeld via de e-mail. Voor zover de vrouw hiervan stress krijgt omdat zij dit moeilijk of spannend vindt, kan zij zich wenden tot de hulpverlening, bijvoorbeeld via (een doorverwijzing vanuit) de huisarts of het Wijkteam van haar gemeente.
3.1.7.
Verder ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten voor de vrees van de vrouw dat de man, vanwege een gewelddadig karakter, misbruik zal maken van zijn positie als gezagsdrager of zich niet constructief zal opstellen bij het nemen van belangrijke beslissingen. De man ontkent gewelddadig te zijn en heeft ter zitting zijn bereidheid uitgesproken om samen met de vrouw belangrijke beslissingen te nemen over de minderjarige, ook ten aanzien van haar (verdere) medische behandeling. De man heeft spijt betuigd van eerdere, door de vrouw als intimiderend ervaren, berichten en toegezegd zich in het vervolg niet op die manier te zullen uitlaten richting de vrouw.
3.1.8.
Evenmin deelt de rechtbank de vrees van de vrouw dat door gezamenlijk gezag de veiligheid van de vrouw en die van de minderjarige zou worden bedreigd. Uit het eindverslag Traject Rotterdams Omgangshuis van 15 juli 2025 blijkt dat het contact tussen de man de minderjarige vanaf het begin van de omgangsbegeleiding voorspoedig is verlopen. De begeleiders constateren dat de minderjarige blij is om de man te zien en de vrouw heeft dit ook beaamd. Dat de man zich tijdens de omgangsbegeleiding beter zou hebben voorgedaan dan hoe hij zich daadwerkelijk gedraagt (lees: agressief), is niet komen vast te staan. Nu partijen in deze procedure een opbouwregeling hebben afgesproken zal de man naast regelmatig contact met de minderjarige ook meer zicht krijgen op haar behoeften en wensen. Daarmee zal hij beter in staat zijn om gezagsbeslissingen te nemen. De overeengekomen opbouwregeling duidt er bovendien op dat partijen samen tot afspraken kunnen komen en dat vormt juist een belangrijk uitgangspunt voor gezamenlijk gezag.
3.1.9.
De rechtbank benadrukt dat het ouderlijk gezag niet vrijblijvend is. Hieraan zijn zowel rechten als plichten verbonden. Wanneer een ouder misbruik maakt van zijn of haar gezagspositie kan dat aanleiding zijn tot beëindiging van het gezag. De uitoefening van het gezag dient steeds te geschieden in het belang van het kind, hetgeen in elk geval constructief overleg en afstemming tussen de ouders vereist. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen in het belang van de minderjarige een manier zullen vinden om te overleggen met elkaar. In deze beschikking heeft de rechtbank hiertoe een concrete suggestie gedaan, communicatie via de e-mail. De rechtbank spreekt de hoop uit dat dit partijen verder zal helpen bij de invulling van het gezamenlijk gezag.
3.2.
Zorgregeling
3.2.1.
Omdat de man samen met de vrouw het gezag krijgt over de minderjarige, wordt hierna de term ‘zorgregeling’ gebruikt.
3.2.2.
Ieder van partijen heeft verzocht, al dan niet voorwaardelijk, om een zorgregeling (met opbouw) vast te stellen. Tijdens de mondelinge behandeling is het partijen gelukt om alsnog overeenstemming te bereiken hierover. De rechtbank complimenteert hen daarmee. De rechtbank zal de gemaakte afspraken opnemen in deze beschikking. Het oorspronkelijk meer of anders verzochte zal worden afgewezen.
3.3.
Proceskosten
3.3.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt het ouderlijk gezag over de minderjarige in die zin, dat de man en de vrouw dit gezag over de minderjarige vanaf de datum van deze beschikking gezamenlijk uitoefenen;
4.2.
bepaalt dat van deze beslissing aantekening wordt gemaakt in het in artikel 1:244 BW genoemde openbare gezagsregister;
4.3.
neemt op de onderlinge regeling die partijen over de zorgregeling hebben getroffen, te weten:
reguliere zorgregeling
- vanaf 18 oktober 2025 vindt er in de eerste twee weken op zaterdag van 10.00 uur tot 18.00 uur contact plaats tussen de man en de minderjarige. De man haalt de minderjarige op bij de Bibliotheek Feijenoord, Sandelingplein 16, 3075 AH in Rotterdam en brengt haar terug bij de bloemenstal van de Albert Heijn Keizerswaard, Keizerswaard 33, 3078 AL in Rotterdam;
- daarna verblijft de minderjarige twee weken om de week van vrijdagmiddag 15.00 uur tot zaterdagmiddag 16.00 uur bij de man thuis. De wijze van overdracht van de minderjarige blijft gelijk;
- daarna verblijft de minderjarige om de week van vrijdag uit school tot zondagmiddag 16.00 uur bij de man. De man haalt de minderjarige op bij de Bibliotheek Feijenoord, Sandelingplein 16, 3075 AH in Rotterdam en brengt haar terug bij de bloemenstal van de Albert Heijn aan de Molenstraatje 2, 4001 CB in Tiel. Na de overdracht verlaat de vrouw eerst deze supermarkt, de man verlaat deze minstens 15 minuten later;
vakanties en feestdagen
- in de voorjaarsvakantie is de minderjarige in de oneven jaren bij de vrouw en in de even jaren bij de man;
- in de meivakantie is de minderjarige in de even jaren de eerste week bij de man, de tweede week bij de vrouw en in de oneven jaren de eerste week bij de vrouw, de tweede week bij de man;
- in de zomervakantie is de minderjarige in de even jaren de eerste, de derde en de vijfde week bij de vrouw, de tweede, de vierde en de zesde week bij de man en in de oneven jaren de eerste, de derde en de vijfde week bij de man, de tweede, de vierde en de zesde week bij de vrouw;
- in de voorjaarsvakantie is de minderjarige in de even jaren bij de vrouw en in de oneven jaren bij de man;
- in de kerstvakantie is de minderjarige bij de vrouw;
- de regeling ten aanzien van de schoolvakanties zal ingaan op vrijdagmiddag uit school, waarbij de man de minderjarige zal ophalen en de vrouw de minderjarige de vrijdag daarop om 16.00 uur zal ophalen op een vaste openbare locatie;
- de minderjarige is met de Sinterklaas bij de man;
- de minderjarige is de Kerstavond en de Eerste Kerstdag bij de man;
- de minderjarige is de Tweede Kerstdag, de Oudejaarsavond en de Nieuwjaarsdag bij de vrouw;
- de minderjarige is in de oneven jaren de Eerste Paasdag bij de man, de Tweede Paasdag bij de vrouw en in de even jaren de Eerste Paasdag bij de vrouw, de Tweede Paasdag bij de man;
- de minderjarige is met Moederdag bij de vrouw en met Vaderdag bij de man;
- de minderjarige is met de verjaardag van haar ouders bij de jarige ouder;
- bij de hiervoor genoemde dagen zal de overdracht plaatsvinden op een nader door de vrouw aan te wijzen vaste locatie;
overige afspraken
- op momenten dat de minderjarige bij de man verblijft zal hij zorgdragen voor de benodigdheden van haar verblijf bij hem;
- partijen kunnen in onderling overleg afwijken van deze zorgregeling;
4.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Wahedi, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van S. Yalçin, griffier, op 30 oktober 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.