ECLI:NL:RBROT:2025:14746

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
16 december 2025
Zaaknummer
10-301679-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van tenuitvoerlegging gevangenisstraf in hoger beroep wegens taalbarrière

Op 28 november 2025 heeft de voorzieningenrechter in strafzaken van de Rechtbank Rotterdam, mr. L. Feraaune, een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een opgelegde gevangenisstraf toegewezen. De verzoeker, geboren in 1996 en gedetineerd, was bij vonnis van de politierechter op 12 februari 2025 bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De mededeling van deze beslissing was op 10 september 2025 aan hem verstrekt, maar hij had geen kennis van de Nederlandse taal. Op 20 oktober 2025 heeft de verzoeker hoger beroep ingesteld. Het verzoek tot schorsing werd op 19 november 2025 ingediend en op 28 november 2025 behandeld in openbare raadkamer. De verzoeker en zijn advocaat, mr. D. Eijpe, alsook de officier van justitie, mr. E. van Veen, werden gehoord. De verzoeker stelde dat hij de schriftelijke mededeling in het Nederlands niet begreep en dat er geen vertaling was verstrekt. De officier van justitie gaf aan dat het verzoek kon worden toegewezen. De rechtbank oordeelde dat het niet onwaarschijnlijk was dat het gerechtshof het hoger beroep ontvankelijk zou achten, gezien de tekortkomingen in de informatieverstrekking door het Openbaar Ministerie. De voorzieningenrechter besloot daarom de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf te schorsen totdat het gerechtshof onherroepelijk op het hoger beroep beslist.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Straf team 2
raadkamernummer : [nummer]
parketnummer : 10-301679-24
datum : 28 november 2025
beslissing van de rechtbank Rotterdam, voorzieningenrechter in strafzaken, op het verzoek ex artikel 6:1:16 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verdachte], verzoeker,

geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ([geboorteland]),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
gedetineerd in de [detentieadres],
voor deze zaak domicilie kiezende aan [adres 2], ten kantore van zijn raadsman mr. D. Eijpe,
strekkende tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, door de rechtbank opgelegd in de strafzaak met parketnummer 10-301679-24, totdat onherroepelijk op het ingestelde hoger beroep is beslist.

Feiten

De verzoeker is bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 12 februari 2025 bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Op 10 september 2025 is deze beslissing aan de verzoeker medegedeeld. Op 20 oktober 2025 is hoger beroep ingesteld.

Procedure

Het verzoek is op 19 november 2025 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 28 november 2025 het verzoek in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de verzoeker, de advocaat, mr. D. Eijpe en de officier van justitie, mr. E. van Veen, in raadkamer gehoord.

Verzoek

Namens de verzoeker is het volgende aangevoerd. De schriftelijke mededeling van de beslissing van de rechtbank van 12 februari 2025 is in het Nederlands aan de verzoeker verstrekt, terwijl hij de Nederlandse taal niet machtig is. Een vertaling van deze mededeling heeft de verzoeker nooit ontvangen. Er is een aanvullend proces-verbaal opgemaakt door de agent die de mededeling heeft uitgereikt. Daarin is opgenomen dat hij de mededeling in de Engelse taal heeft uitgelegd aan de verzoeker. Dit proces-verbaal is niet op ambtseed opgemaakt. Daarnaast is het onduidelijk of de verzoeker wel de Engelse taal voldoende machtig was om de mededeling te begrijpen. De verzoeker dacht dat het ging om een andere strafzaak. Gelet daarop is het niet onwaarschijnlijk dat het gerechtshof het hoger beroep ontvankelijk zou achten.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt dat het verzoek kan worden toegewezen.

Beoordeling

Op grond van artikel 6:1:16 Sv mag geen rechterlijke beslissing ten uitvoer worden gelegd zolang daartegen enig rechtsmiddel openstaat en, zo dit is aangewend, het is ingetrokken of daarop is beslist. Door hoger beroep of beroep in cassatie wordt de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf geschorst of opgeschort. Voor zover hier van belang, wordt volgens het vierde lid onder b van dit artikel de tenuitvoerlegging door hoger beroep of beroep in cassatie niet geschorst of opgeschort als naar het oordeel van het Openbaar Ministerie vaststaat dat het rechtsmiddel na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn is aangewend, tenzij op verzoek van degene die het middel heeft aangewend, en na zijn verhoor, indien hij dit bij het verzoek heeft gevraagd, de voorzieningenrechter van het gerechtshof of de rechtbank anders bepaalt.
Wil de verzoeker in het door hem aangewende rechtsmiddel kunnen worden ontvangen, dan dient sprake te zijn van een bijzondere, de verzoeker niet toe rekenen omstandigheid die meebrengt dat de overschrijding van deze termijn verontschuldigbaar is. Gelet op het voorlopige karakter van de procedure draagt het onderzoek hiernaar een summier karakter. De aangevoerde juridische en feitelijke standpunten kunnen dan ook slechts met inachtneming van dit summiere karakter van het onderzoek worden beoordeeld.
Op grond van artikel 366 Sv dient de officier van justitie zo spoedig mogelijk de mededeling van het vonnis van de rechtbank aan de verdachte te betekenen, indien de rechtbank haar beslissing heeft uitgesproken buiten de aanwezigheid van de verdachte. Op grond van het vierde lid van dat artikel is een schriftelijke vertaling van deze mededeling in een voor de verdachte begrijpelijke taal vereist. Uit het dossier blijkt dat de verzoeker uitsluitend een mededeling in het Nederlands heeft ontvangen, terwijl hij deze taal niet machtig is. Een agent heeft gepoogd de inhoud hiervan mondeling in het Engelse toe te lichten. Uit het proces-verbaal, opgemaakt door deze agent, blijkt echter dat het de verzoeker kennelijk niet (direct) duidelijk was waarop de mededeling betrekking had.
Gelet op het voorgaande is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat het gerechtshof de informatieverstrekking door het Openbaar Ministerie dermate te kort vindt schieten, dat het hierin aanleiding zal zien de verzoeker in zijn hoger beroep te ontvangen. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 10-301679-24 tot het gerechtshof onherroepelijk heeft beslist op het hoger beroep van de verzoeker.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. L. Feraaune, voorzieningenrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2025.