Op 17 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) werd behandeld. De klager, die in 1965 geboren is, had een klaagschrift ingediend met betrekking tot de teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 509.145,- dat op 27 februari 2012 op Schiphol Airport in zijn handbagage was aangetroffen. Dit bedrag was in beslag genomen op grond van artikel 94 Sv, en er was een Europees bevriezingsbevel uitgevaardigd door de Spaanse autoriteiten in verband met een strafrechtelijk onderzoek naar de klager wegens belastingfraude. De rechtbank heeft het klaagschrift op 17 november 2025 behandeld in openbare raadkamer, waarbij de klager, zijn advocaat mr. A.M. Seebregts, en de officier van justitie mr. N.G.H. Verschaeren aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat het strafvorderlijk belang zich niet verzet tegen de teruggave van een bedrag van € 386.383,- aan de klager, na aftrek van een bedrag dat de klager en zijn broer aan de Spaanse autoriteiten verschuldigd zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen strafvorderlijk belang meer is dat de teruggave in de weg staat en heeft het klaagschrift gegrond verklaard. De rechtbank gelastte de teruggave van het bedrag van € 386.383,- aan de klager. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat beroep in cassatie open voor het Openbaar Ministerie.