ECLI:NL:RBROT:2025:14770

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2025
Publicatiedatum
17 december 2025
Zaaknummer
25-009428
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van klager in beklag ex art. 5.1.11 jo. 552a Sv met betrekking tot gegevensverwerking en rechtshulpverzoek

Op 1 april 2025 heeft klager een klaagschrift ingediend op basis van artikel 5.1.11 en artikel 552 Sv. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft op 3 juni 2025 een schriftelijk standpunt gepresenteerd, gevolgd door een aanvulling op 10 november 2025. De rechtbank heeft het klaagschrift op 17 november 2025 behandeld in een openbare raadkamer, waar de gemachtigde advocaat en de officier van justitie zijn gehoord. Klager was niet aanwezig, omdat de oproep naar een verkeerd adres was verzonden.

Klager stelt dat zijn gegevens onrechtmatig zijn verkregen tijdens een doorzoeking en dat deze gegevens zijn gedeeld met buitenlandse autoriteiten, wat in strijd zou zijn met artikel 7 van de Overeenkomst inzake wederzijdse rechtshulp. De advocaat van klager heeft betoogd dat de verwerking van zijn gegevens disproportioneel is en in strijd met artikel 8 van het EVRM. Klager verzoekt de rechtbank om de onrechtmatigheid van de gegevensverwerking vast te stellen en de nog aanwezige data te vernietigen.

De officier van justitie heeft echter geconcludeerd dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er onvoldoende informatie is om te bepalen of klager als betrokkene kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een bevoegdheid die is uitgeoefend ter uitvoering van een rechtshulpverzoek, en dat klager niet kan worden ontvangen in zijn beklag. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team straf 2
raadkamernummer : 25-009428
datum : 1 december 2025
Beslissing van de meervoudige raadkamer op het beklag op grond van op van artikel 5.1.11 en (in samenhang daarmee) artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klager], klager,

geboren op [geboortedatum] 1982, geboorteland onbekend,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
voor deze zaak domicilie kiezende te [adres],
ten kantore van zijn advocaat mr. J.C. Reisinger.

Procedure

Op 1 april 2025 is op grond van op artikel 5.1.11 en (in samenhang daarmee) artikel 552 Sv een klaagschrift ingediend. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft op 3 juni 2025 een schriftelijk standpunt kenbaar gemaakt. Op 10 november 2025 is een schriftelijke aanvulling op het klaagschrift ingediend. De officier van justitie een aanvulling op het schriftelijke standpunt van het OM, gedateerd 13 november 2025, naar de rechtbank verzonden.
De rechtbank heeft het klaagschrift op 17 november 2025 in openbare raadkamer behandeld.
De gemachtigde advocaat en de officier(en) van justitie mr. M. Boekhoud (en mr. K. van den Brand) zijn ter zitting gehoord. Klager is niet in raadkamer verschenen. De advocaat heeft ter zitting medegedeeld dat de oproep naar een adres in Nederland is verzonden, terwijl zijn cliënt daar niet woonachtig is.

Standpunt klager

Klager beklaagt zich als betrokkene ex artikel 5.1.11 Sv. Bij hem zijn gegevens vastgelegd tijdens een doorzoeking of onderzoek in een geautomatiseerd werk en zijn gegevens vastgelegd middels een (ip-)tap in het kader van het opsporingsonderzoek rond Sky ECC. Deze gegevens zijn (vrijwillig) door Nederland gedeeld met Frankrijk en/of (indirect) met Noorwegen, terwijl dit niet is gebeurd in overeenstemming met in het bijzonder artikel 7 van de Overeenkomst, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie.
In de aanvulling op het klaagschrift is namens klager aangevoerd dat de verkrijging van de versleutelingselementen
(private encryption keys)een onderzoek in een geautomatiseerd werk oplevert als bedoeld in artikel 5.1.11 Sv. Klager is dan ook ontvankelijk in zijn beklag. Verder stelt klager zich op het standpunt dat sprake is van een disproportionele verwerking van gegevens en daarmee van een schending van artikel 8 EVRM. De versleutelings-elementen zijn verkregen met het doel om de versleutelde data uit de ip-tap (interceptie), die heeft plaatsgevonden ten aanzien van Sky ECC-communicatie van alle gebruikers leesbaar te maken door middel van ontsleuteling. Hierdoor is sprake van ofwel een gebrek aan een rechtens te respecteren doel ofwel van betrokkenheid van Nederland als intercepterende/ opsporende autoriteit. Op zitting is het klaagschrift namens klager verder toegelicht. Door klager wordt verzocht 1) vast te stellen dat de verwerking in en door Nederland onrechtmatig is, en 2) de data die er nog zijn te vernietigen ex artikel 552a lid 2 Sv. Voor zover de rechtbank klager niet-ontvankelijk zou verklaren, wordt verzocht de bepaling artikel 5.1.11 Sv welwillend uit te leggen. Klager weet niet op basis van welke procedure hij zich anders zou moeten beklagen over de (onrechtmatige) gegevensverwerking.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft in het schriftelijke standpunt geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van klager. Namens klager is te weinig informatie gegeven, waardoor niet bekend is of sprake is van een zaak. Het beklag komt op tegen de (vermeende) onrechtmatige gegevensverstrekking van Sky-ECC informatie door Nederland aan buitenlandse autoriteiten, in het bijzonder aan Frankrijk en (via Frankrijk) aan Noorwegen. Het is een feit van algemene bekendheid dat in onderzoek Werl de inhoudelijke communicatie van SKY-gebruikers is verkregen middels een tap vanaf een Franse server. Voor zover de Franse autoriteiten ten aanzien van Sky-ECC gebruik hebben gemaakt van een bevoegdheid waarbij geïnfiltreerd is op telefoons op ander grondgebied dan Frankrijk, zag de verkrijging enkel op het bemachtigen van versleutelingselementen. Daarmee kon geïntercepteerde communicatie worden ontsleuteld. De data die door Frankrijk in het gemeenschappelijk onderzoeksteam (JIT) werd verkregen, is dus verkregen door middel van interceptie. Gelet op de summiere informatie in het klaagschrift in combinatie met hetgeen als algemeen bekend mag worden verondersteld uit voornoemd onderzoek is niet gebleken van informatie die maakt dat klager kan worden aangemerkt als betrokkene in de zin van artikel 5.1.11 Sv. Klager dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
In de aanvulling op het schriftelijke standpunt en op zitting is door de officier van justitie gewezen op de bijlage bij de aanvulling, bevattende een brief die op 2 juni 2022 door de zaaksofficier van onderzoek 26Argus is opgemaakt. De officier van justitie ontkent dat sprake is van een onderzoek in een geautomatiseerd werk als bedoeld in artikel 5.1.11 Sv, zoals door de verdediging gesteld. Het rechtsmiddel in artikel 5.1.11 Sv staat – voor zover van belang – open voor diegene bij wie door de Nederlandse autoriteiten in het kader van de uitvoering van een rechtshulpverzoek voorwerpen in beslag zijn genomen, gegevens zijn vastgelegd tijdens een doorzoeking of onderzoek in een geautomatiseerd werk, of gegevens zijn gevorderd. Daarvan is geen sprake. De versleutelingselementen zijn door Frankrijk verkregen en dus is er geen sprake van een (Frans) rechtshulpverzoek. Daar komt bij dat de gegevens voor een deel door middel van een Franse ip-tap zijn verkregen en voor een beperkt deel door middel van een Franse bevoegdheid die in Nederland vergelijkbaar is met een bevoegdheid als bedoeld in artikel 126nba/uba Sv. Van klager zijn ook geen gegevens vastgelegd tijdens een doorzoeking noch gegevens gevorderd. De officier van justitie blijft bij het standpunt dat klager niet-ontvankelijk is.

Beoordeling

Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 5.1.11 juncto 552a Sv de betrokkene bij wie in het kader van de uitvoering van een verzoek om rechtshulp voorwerpen in beslag zijn genomen dan wel gegevens zijn gevorderd, of bij wie gegevens zijn vastgelegd tijdens een doorzoeking of onderzoek in een geautomatiseerd werk, aan wie een vordering medewerking te verlenen aan het ontsleutelen van gegevens is gedaan, of die een vordering heeft ontvangen om gegevens te bewaren en beschikbaar te houden, alsmede de betrokkene bij wie ontoegankelijkmaking van gegevens, aangetroffen in een geautomatiseerd werk, als bedoeld in artikel 125o Sv, heeft plaatsgevonden binnen 14 dagen na kennisgeving een klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv kan indienen bij de rechtbank. Dit geldt ook voor andere personen die in hun hoedanigheid van directe belanghebbenden in Nederland op grond van lid 2 van dit artikel van het OM een kennisgeving van dit rechtsmiddel hebben ontvangen.
Voor zover de rechtbank op basis van het dossier en hetgeen is besproken in raadkamer kan beoordelen, is geen sprake van een bevoegdheid of bevoegdheden als genoemd in artikel 5.1.11 lid 1 Sv die in Nederland is of zijn uitgeoefend ter uitvoering van een rechtshulpverzoek, waartegen de klager blijkens een door het OM aan hem verstrekte kennisgeving als betrokkene of direct belanghebbende een klaagschrift kan indienen. In het dossier bevinden zich geen stukken (zoals een rechtshulpverzoek en/of een vordering van de officier van justitie, een beslissing van de rechter-commissaris of andere uitvoeringsstukken) waaruit dat kan worden opgemaakt. Door of namens klager is ook niet gesteld dat het gaat om een bevoegdheid die is uitgeoefend ter uitvoering van een rechtshulpverzoek en dat klager van het OM een kennisgeving van het rechtsmiddel op grond van artikel 5.1.11 Sv heeft ontvangen. Dit maakt dat klager niet kan worden ontvangen in zijn beklag, zodat hij niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Voor zover het klaagschrift kan worden beschouwd als beklag op grond van artikel 552a Sv geldt dat klager ook niet in het verzoek tot vernietiging van gegevens ex art. 552a lid 2 Sv kan worden ontvangen. Dit omdat - voor zover de rechtbank op basis van het dossier en hetgeen is besproken in raadkamer kan beoordelen - geen sprake is van een Nederlands strafrechtelijk onderzoek en het niet gaat om gegevens, vastgelegd tijdens een doorzoeking of op vordering verstrekt. Klager zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in het beklag.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart klager niet-ontvankelijk in het beklag.
Deze beslissing is gegeven door de meervoudige raadkamer,
mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
mrs. J.C. Tijink en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2025.
De voorzitter en de jongste rechter zijn niet in staat om deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de beklager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beslissing.