ECLI:NL:RBROT:2025:14771

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2025
Publicatiedatum
17 december 2025
Zaaknummer
22-004037-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot kwijtschelding of vermindering van ontnemingsbedrag afgewezen wegens onvoldoende draagkracht

Op 1 december 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een verzoek tot kwijtschelding en/of vermindering van een ontnemingsbedrag, opgelegd aan de veroordeelde in het kader van een strafzaak. De veroordeelde, geboren in 1963 te Curaçao, had een ontnemingsmaatregel opgelegd gekregen van € 1.000.000,- door het gerechtshof Den Haag op 15 november 2018. Deze maatregel werd onherroepelijk na een niet-ontvankelijk verklaring van de Hoge Raad op 10 maart 2020. Tot 11 oktober 2025 had de veroordeelde € 60.159,- betaald, maar er resteerde nog een bedrag van € 864.556,49. De veroordeelde verzocht om kwijtschelding of vermindering van dit bedrag, onderbouwd met argumenten over zijn gezondheidsproblemen en de verkoop van onroerend goed op Curaçao, dat niet op zijn naam staat.

De officier van justitie heeft het verzoek afgewezen, stellende dat er geen sprake was van betalingsonmacht. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde onvoldoende bewijs had geleverd dat hij nu en in de toekomst geen draagkracht heeft om de ontnemingsvordering te voldoen. De rechtbank stelde vast dat de veroordeelde inkomen heeft en zijn betalingsverplichtingen nakomt, ook zonder overuren te maken. Bovendien zijn er nog verhaalsmogelijkheden op de kavels in Curaçao. De rechtbank heeft het verzoek tot kwijtschelding en/of vermindering van de betalingsverplichting afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team straf 2
parketnummer : 22-004037-16
raadkamernummer : 25-017935
datum : 1 december 2025
Beslissing van de meervoudige strafkamer op het verzoek op grond van artikel 6:6:26 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[veroordeelde], veroordeelde,

geboren op [geboortedatum] 1963 te Curaçao,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres], [postcode] [plaatsnaam],
mr. D.M. Penn, advocaat te Maastricht.

Procedure

Het verzoek van de veroordeelde is op 1 juli 2025 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft op 13 november 2025 een schriftelijk standpunt kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft het verzoek op 17 november 2025 op de openbare terechtzitting behandeld. De veroordeelde, zijn advocaat en de officier(en) van justitie mr. K. van den Brand (en mr. M. Boekhoud) zijn op zitting gehoord.

Feiten

Het gerechtshof Den Haag heeft aan de veroordeelde bij arrest van 15 november 2018 een ontnemingsmaatregel opgelegd, inhoudende de verplichting tot betaling aan de Staat van
€ 1.000.000,-. Deze ontnemingsmaatregel is onherroepelijk geworden nadat de Hoge Raad op 10 maart 2020 het cassatieberoep niet-ontvankelijk heeft verklaard. De veroordeelde heeft tot 11 oktober 2025, zijnde de datum waarop hij de laatste betaling heeft verricht in het kader van de lopende betalingsregeling, een bedrag van € 60.159,- betaald. Daarnaast zijn diverse inbeslaggenomen goederen uitgewonnen, zodat een restbedrag openstaat van € 864.556,49.

Verzoek veroordeelde

Het verzoek strekt tot kwijtschelding dan wel vermindering van de aan de veroordeelde ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel opgelegde verplichting. Door en namens de veroordeelde is aangevoerd dat hij langdurig overuren heeft gewerkt om de betalingsregeling te kunnen nakomen. Sinds januari 2025 kan de veroordeelde vanwege gezondheidsredenen geen overuren meer maken. Verder staan de kavels op Curaçao niet op zijn naam, maar op die van zijn echtgenote. De veroordeelde heeft geprobeerd de kavels onderhands te verkopen, maar dit is niet gelukt vanwege het beslag dat erop rust. Uit een overgelegd uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat veroordeelde geen gemachtigde is van het bedrijf Primaire Healthcare B.V. Hij heeft in elk geval geen € 1.000.000,- verdiend aan de strafbare feiten waarvoor hij is veroordeeld en daarnaast komt zijn pensioenleeftijd in zicht.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. Er is geen sprake van betalingsonmacht. De veroordeelde heeft het termijnbedrag zelf voorgesteld. Het termijnbedrag hoeft niet voort te vloeien uit hetgeen hij nu kan betalen, omdat de ontnemingsmaatregel is gebaseerd op door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vanwege de drugsgerelateerde feiten. Er rust conservatoir beslag op de percelen op Curaçao en deze zullen nog worden uitgewonnen. Daarvoor is een rechtshulpverzoek ingediend. Als dat is gebeurd, bestaat duidelijkheid over het restbedrag en wat dat misschien kan betekenen voor een nieuw termijnbedrag. De beslaguitwinning van de kavels door de Minister valt buiten deze verzoekschriftprocedure. Verder heeft de veroordeelde zijn gezondheidsproblemen onvoldoende onderbouwd en het naderen van de pensioengerechtigde leeftijd is geen reden om het verzoek tot kwijtschelding of vermindering toe te wijzen.

Beoordeling

De rechtbank stelt voorop dat, om in aanmerking te komen voor kwijtschelding dan wel vermindering van de opgelegde betalingsverplichting, op de verzoeker de verplichting rust om gemotiveerd en met bewijsstukken onderbouwd aannemelijk te maken dat nu en in de toekomst bij de veroordeelde geen draagkracht aanwezig is en zal zijn om het te betalen bedrag te voldoen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de veroordeelde onvoldoende onderbouwd dat hij nu en in de toekomst geen draagkracht heeft om de ontnemingsvordering te betalen. De veroordeelde werkt en heeft inkomen. Hieruit blijkt dat hij draagkracht heeft om maandelijks een bedrag af te lossen op de ontnemingsvordering. Uit de toelichting van het CJIB blijkt ook dat de veroordeelde zijn betalingsverplichting nakomt en dat de laatste betaling dateert van 11 oktober 2025. Het lukt hem dus ook zonder overuren te maken om zijn betalingsverplichting sinds januari 2025 tot op heden na te komen. De veroordeelde heeft verder geen (medische) stukken en/of een verklaring van zijn werkgever overgelegd waaruit blijkt dat hij vanwege gezondheidsredenen (of om andere redenen) geen (of minder) draagkracht heeft om het te betalen bedrag te voldoen. Bovendien worden de kavels op naam van zijn echtgenote in Curaçao nog uitgewonnen. Uit het arrest van het gerechtshof Den Haag van 15 november 2018 blijkt dat aannemelijk is dat deze aan de veroordeelde toebehoren. Hier is dus nog sprake van een verhaalsmogelijkheid ten behoeve van de ontnemingsmaatregel. Het verzoek tot kwijtschelding dan wel vermindering van de opgelegde betalingsverplichting zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door de meervoudige strafkamer,
mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
mrs. J.C. Tijink en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2025.