ECLI:NL:RBROT:2025:1479

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
ROT 24/3246
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de spoedsluiting van een horeca-inrichting na explosie

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 7 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de spoedsluiting van zijn horeca-inrichting [horecagelegenheid 1] beoordeeld. De burgemeester had op 10 augustus 2023 besloten om de horeca-inrichting met spoed te sluiten voor een periode van twee weken, na een explosie die plaatsvond voor het pand. Eiser, vertegenwoordigd door mr. Z.M. Nasir, betwistte de sluiting en voerde aan dat er geen directe relatie was tussen het vuurwerk en zijn horecagelegenheid. De burgemeester, vertegenwoordigd door mr. J.C. Avedissian en mr. R. Aghabalazadeh, verdedigde de sluiting op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening en de Horecanota Rotterdam, die stelt dat bij ernstige geweldsincidenten de openbare orde kan worden aangetast.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester in redelijkheid tot de sluiting kon besluiten, gezien de ernst van het incident en de mogelijke verstoring van de openbare orde. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester de sluiting noodzakelijk kon achten om de openbare orde en het woon- en leefklimaat te herstellen. Eiser's argumenten over de onredelijkheid van de sluiting en de gevolgen voor zijn onderneming werden door de rechtbank niet overtuigend geacht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de beslissing van de burgemeester in stand bleef. De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de burgemeester om in het belang van de openbare orde te handelen, vooral in situaties van ernstige geweldsincidenten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/3246

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] h.o.d.n. [horecagelegenheid 1] , uit Rotterdam, eiser

(gemachtigde: mr. Z.M. Nasir),
en

de burgemeester van Rotterdam, de burgemeester

(gemachtigden: mr. J.C. Avedissian en mr. R. Aghabalazadeh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een spoedsluiting van zijn horeca-inrichting [horecagelegenheid 1] aan de [adres] in Rotterdam.
1.1.
Met het primaire besluit van 10 augustus 2023 heeft de burgemeester [horecagelegenheid 1] met spoed gesloten voor een periode van twee weken. Met het bestreden besluit van 19 februari 2024 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij dat besluit gebleven. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
1.2.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigden van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

2. De door de politie opgestelde en aan de burgemeester gerichte spoedrapportage van 10 augustus 2023 houdt onder meer het volgende in. Op 10 augustus 2023, omstreeks 03:45 uur, heeft een explosie plaatsgevonden voor het pand van [horecagelegenheid 1] . Ter plekke zag een politiemedewerker dat het rolluik van [horecagelegenheid 1] was gesloten. Op het rolluik waren veegsporen en roetvegen te zien. Voor de deur lagen kartonnen resten van vermoedelijk vuurwerk. Er lagen zeer weinig vuurwerkresten. Gezien het sporenbeeld had de politiemedewerker de indruk dat er een poging was gedaan het rolluik schoon te vegen en de straat op te ruimen. Er werd nog onderzoek gedaan naar de toedracht van het incident. Na onderzoek door de recherche is gebleken dat het explosief een cobra betrof, zo volgt uit nadere berichten van de politie van 28 december 2023 en 13 januari 2024. Naar aanleiding van de explosie en het lopende onderzoek heeft de burgemeester het primaire besluit genomen en [horecagelegenheid 1] gesloten voor de duur van twee weken. Met het bestreden besluit heeft de burgemeester het bezwaar van eiser hiertegen ongegrond verklaard. De burgemeester is na twee weken niet overgegaan tot een vervolgsluiting.

Het beroep van eiser

3. Eiser voert aan dat slechts sprake is geweest van het gooien van vuurwerk in de richting van [horecagelegenheid 1] . Daarmee staat volgens eiser niet vast dat het vuurwerk was bestemd voor [horecagelegenheid 1] . Eiser betwist dat de roetresten op het rolluik en de vuurwerkresten voldoende zijn om een directe relatie te leggen tussen het vuurwerk en [horecagelegenheid 1] . Er is ook geen sprake geweest van een ernstig geweldsincident in de zin van de Horecanota. In de Horecanota wordt in dat verband gesproken over gebruik van vuurwapens, incidenten met dodelijke slachtoffers, zedendelicten of het gebruik van explosieven. Het gooien van (zwaar) vuurwerk valt daar volgens eiser niet onder. De burgemeester mocht het pand daarom niet sluiten voor de duur van twee weken.
Eiser betoogt verder dat ten onrechte is uitgegaan van dat de explosie te horen was in de Hondiusstraat (twee straten van [horecagelegenheid 1] verwijderd). Na het gooien van het vuurwerk zijn een neef van eiser en een derde achter de verdachten aangerend en die hebben één van de drie verdachten in de kraag gevat. Daarna hebben zij de politie gebeld en mogelijk een verkeerde straatnaam doorgegeven. Het staat daarmee niet vast dat de knal in deze straat te horen was.
Voor wat betreft de duur van de sluiting voert eiser aan dat het onredelijk is om het pand voor de maximale termijn van twee weken te sluiten. De burgemeester kon volstaan met een kortere sluiting. Deze sluiting pakt onevenredig nadelig uit voor eiser, omdat vaste lasten zoals de huur en loon van werknemers onverminderd doorliepen. Daarnaast hanteert eiser ruim dertien jaar een strikt deurbeleid en is eiser in die tijd nooit geconfronteerd met incidenten. Een sluiting als deze kan volgens eiser juist averechts werken en wraakacties uitlokken door bezoekers aan wie de toegang tot [horecagelegenheid 1] is ontzegd.
Tot slot betoogt eiser dat [horecagelegenheid 1] twee weken na de sluiting de deuren weer mocht openen. Van een gevaar voor de openbare orde was daarmee geen sprake.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of de burgemeester [horecagelegenheid 1] mocht sluiten voor de duur van twee weken, aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Voor de relevante regelgeving verwijst de rechtbank naar de bijlage bij deze uitspraak.
5. Op grond van artikel 2:30, eerste lid, aanhef en onder d en artikel 1:8, eerste lid, onder a van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Rotterdam (APV) kan de burgemeester een openbare inrichting tijdelijk of voor onbepaalde tijd gesloten verklaren in het belang van de openbare orde.
6. Voor de uitvoering van de handhavingsbevoegdheid bij horeca-inrichtingen heeft de burgemeester beleid opgesteld dat is neergelegd in de Horecanota Rotterdam 2017-2021 (de Horecanota). Volgens de Horecanota zijn de openbare orde en de veiligheid altijd leidend. Bij ernstige en acute verstoringen van de openbare orde volgt altijd een spoedsluiting voor de duur van maximaal twee weken. Vervolgens wordt gekeken of een verlengde sluiting of andere maatregel noodzakelijk is. Verder volgt uit de Horecanota dat incidenten waarbij in, vanuit of in de directe omgeving van het horecabedrijf gebruik is gemaakt of is gedreigd met het gebruik van één of meer explosieven, vuur-, steek-, slag-, of stroomstootwapens, worden beschouwd als ernstige geweldsincidenten. Bij ernstige geweldsincidenten zijn de openbare orde en veiligheid in en rondom het betreffende horecabedrijf per definitie aangetast. Als uit onderzoek en een (zienswijzen)gesprek met de ondernemer blijkt dat er kans is op herhaling van geweldsincidenten en/of de openbare orde zo ernstig is geschokt dat heropening van het bedrijf niet verantwoord is, besluit de burgemeester om het horecabedrijf gesloten te houden. De sluiting van het horecapand is bedoeld voor herstel van de openbare orde. De burgemeester kan ook besluiten dat een langere sluiting niet noodzakelijk is. De feiten en omstandigheden moeten hiertoe wel aanleiding geven (bijvoorbeeld dat de horeca-ondernemer overtuigend kan aantonen dat hij maatregelen treft die herhaling voorkomen én de openbare orde en veiligheid niet verder is aangetast of inmiddels is hersteld).
Bevoegdheid tot sluiten
7. Uit de bestuurlijke rapportage van 10 augustus 2023 volgt dat in de nacht van 10 augustus 2023 een explosief voor [horecagelegenheid 1] is afgegaan. Op het rolluik van [horecagelegenheid 1] waren roetvegen en veegsporen te zien. Verder lagen voor de deur weinig vuurwerkresten en kartonnen resten (van vermoedelijk vuurwerk, wat naderhand van een cobra bleek te zijn). Het betoog van eiser, dat ten onrechte in de bestuurlijke rapportage van 10 augustus 2023 is vermeld dat de explosie in de Hondiusstraat te horen was, doet niet af aan de bevoegdheid tot sluiten. De gemachtigde van de burgemeester heeft op zitting toegelicht dat het al dan niet horen van de explosie in die straat niet van doorslaggevende betekenis is in de besluitvorming. Vast staat immer dat voor [horecagelegenheid 1] een cobra is afgegaan. De politiemedewerkers hebben gesproken met de eigenaar van de naastgelegen horeca-inrichting [horecagelegenheid 2] en zij hebben zij camerabeelden bekeken. Daarop is te zien dat verdachten een brandend voorwerp in de richting van [horecagelegenheid 1] gooien waarna een flinke explosie plaatsvindt met veel rookontwikkeling. Gelet op deze bevindingen mocht de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat de openbare orde rondom [horecagelegenheid 1] ernstig was verstoord door een ernstig geweldsincident (door het gebruik van een explosief). Eisers stelling dat de cobra niet gelijk te stellen is met een explosief, kan in dit geval niet leiden tot een andere conclusie. De kracht van de cobra en de schade die ermee kan worden aangericht zijn algemeen bekend, zodat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat een explosief is afgegaan. Ook eisers stelling, dat slechts sprake is geweest van het gooien van vuurwerk in de richting van [horecagelegenheid 1] , leidt niet tot een andere conclusie. Uit de rapportages is voldoende komen vast te staan dat het gegooide explosief bestemd was voor [horecagelegenheid 1] . Het explosief is ook afgegaan voor de gevel van [horecagelegenheid 1] . De burgemeester was gelet op het criteria van de Horecanota in beginsel bevoegd om tot sluiting over te gaan.
Noodzaak en evenwichtigheid
8. Dat de burgemeester bevoegd is tot sluiten, betekent niet zonder meer dat daartoe moet worden overgegaan. De sluitingsbevoegdheid is namelijk een discretionaire bevoegdheid van de burgemeester. De rechtbank beoordeelt daarom of de burgemeester in redelijkheid deze bevoegdheid heeft kunnen gebruiken (en de sluiting noodzakelijk en evenwichtig is).
9. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester de sluiting van [horecagelegenheid 1] voor twee weken noodzakelijk heeft kunnen achten om de openbare orde en het woon- en leefklimaat te herstellen en te beschermen. De burgemeester mocht daarbij betrekken dat er een explosief is afgegaan nabij [horecagelegenheid 1] , waardoor de openbare orde in de directe omgeving van [horecagelegenheid 1] ernstig is verstoord. Daar komt bij dat de politie na de explosie een onderzoek is opgestart. Gelet op de feiten en omstandigheden mocht de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat het noodzakelijk was [horecagelegenheid 1] (gelet op de Horecanota) voor een korte periode van twee weken te sluiten om de openbare orde en veiligheid onmiddellijk te herstellen. [1]
10. Voor wat betreft de evenwichtigheid van de sluiting stelt de rechtbank vast dat de sluiting van in totaal twee weken in overeenstemming is met de Horecanota en niet onevenredig lang is. Wat eiser heeft aangevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat de sluiting niet evenwichtig is. De burgemeester heeft aan het algemeen belang van de openbare orde en het belang van de omwonenden bij een veilig woon- en leefklimaat in dit geval een zwaarder gewicht kunnen toekennen dan aan het (financiële) belang van eiser bij het openhouden van [horecagelegenheid 1] . De burgemeester mocht [horecagelegenheid 1] in redelijkheid sluiten vanwege een explosie en het lopende politie-onderzoek. De rechtbank verwijst hierbij naar wat hierover in de rechtsoverwegingen 8 en 9 is overwogen. De gemachtigde van de burgemeester heeft op zitting verder toegelicht dat de twee weken nodig zijn omdat de bevindingen van de politie moeten worden afgewacht, waarna een besluit moet worden genomen mede op basis van die bevindingen. De rechtbank acht dit navolgbaar. Daar komt bij dat de burgemeester niet is overgegaan tot een vervolgsluiting omdat er gelet op een aanvullende bestuurlijke rapportage van 16 augustus 2023 onvoldoende aanknopingspunten waren om [horecagelegenheid 1] langer dan twee weken gesloten te houden. De rechtbank begrijpt dat het voor eiser frustrerend is dat zijn zaak tijdelijk dicht moet, omdat er een explosief naar zijn zaak wordt gegooid, terwijl hij daar niets aan kan doen en aanwezigen in de zaak door snel en adequaat handelen hebben bijgedragen aan de aanhouding van een verdachte. Dat kan echter niet afdoen aan de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester.

Conclusie en gevolgen

11. Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester [horecagelegenheid 1] in redelijkheid kunnen sluiten voor de duur van twee weken. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: relevante regelgeving

Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012
Artikel 1:8 Weigeringsgronden
1. De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd:
a. in het belang van de openbare orde;
(…)
Artikel 2:30 Sluiting van openbare inrichtingen
1. De burgemeester kan een openbare inrichting tijdelijk of voor onbepaalde tijd gesloten verklaren:
(…)
d. op grond van een van de in artikel 1:8, eerste lid, onderdelen a tot en met d, bedoelde belangen.
Horecanota Rotterdam 2017-2021
p. 34
Spoedsluiting
Bij ernstige en acute verstoringen van de openbare orde, zoals bij schiet- en steekincidenten, volgt altijd een spoedsluiting voor de duur van maximaal twee weken. Deze voorlopige sluiting dient om de openbare orde en veiligheid in en rond de inrichting te laten herstellen. Deze periode is ook bedoeld om meer informatie te krijgen over de toedracht van het incident dat de openbare orde heeft verstoord. In deze periode maakt de politie een dossier op voor de burgemeester en wordt er op basis van dat dossier een zienswijzengesprek met de ondernemer gehouden.
Als na het politieonderzoek en het gesprek met de ondernemer het gevaar voor de openbare orde en veiligheid voldoen de is weggenomen, kan de burgemeester het horecabedrijf toestemming geven de deuren weer te openen. De burgemeester kan ook besluiten om de exploitatievergunning in te trekken op grond van het weggevallen van het vertrouwen in de exploitant of besluiten dat een (aanvullende) maatregel noodzakelijk is, indien er nog steeds een gevaar is en/of een kans op herhaling van een incident.
p. 35
Ernstig geweld
Als ernstige geweldsincidenten in, vanuit of in de directe omgeving van het horecabedrijf worden in ieder geval beschouwd:
• incidenten waarbij één of meer vuur-, steek-, slag-, of stroomstootwapens, explosieven is/zijn gebruikt of met het gebruik ervan is gedreigd;
• incidenten waarbij één of meer dodelijk(e) slachtoffer(s) is (zijn) gevallen;
• incidenten waarbij één of meer slachtoffer(s) ernstig ge wond is(zijn) geraakt;
• grootschalige vechtpartijen waarbij grote groepen bezoe kers, dan wel personeel, van het horecabedrijf bij betrok ken zijn; • ernstige zedendelicten (zoals verkrachting);
• (onvrijwillige) toediening van bedwelmende middelen zoals bijvoorbeeld GHB (lijst I Opiumwet).
Bij ernstige geweldsincidenten zijn de openbare orde en veiligheid in en rondom het betreffende horecabedrijf per definitie aangetast. Daarbij wordt in dit handhavingsarrangement ook nadrukkelijk gekeken naar de ernst van het eventueel ontstane letsel dat door het geweld is veroorzaakt. Om de openbare orde en veiligheid onmiddellijk te herstellen, wordt de horeca-inrichting voor een korte periode gesloten. De horecaondernemer, of in voorkomende gevallen zijn leiding gevende, wordt in dat geval telefonisch geïnformeerd. Als uit onderzoek en een (zienswijzen)gesprek met de ondernemer blijkt dat er kans is op herhaling van geweldsincidenten en/ of de openbare orde zo ernstig is geschokt dat heropening van het bedrijf niet verantwoord is, besluit de burgemeester om het horecabedrijf gesloten te houden. De sluiting van het horecapand is bedoeld voor herstel van de openbare orde. De burgemeester kan ook besluiten dat een langere sluiting niet noodzakelijk is. De feiten en omstandigheden moeten hiertoe wel aanleiding geven (bijvoorbeeld dat de horecaondernemer overtuigend kan aantonen dat hij maatregelen treft die herhaling in de toekomst voorkomen én de openbare orde en veiligheid niet verder is aangetast of inmiddels is hersteld).

Voetnoten

1.Horecanota 2017-2021, p. 35.