ECLI:NL:RBROT:2025:14840

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
10/165921-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor grootschalige handel in heroïne na opsporingsonderzoek Ragga

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2025 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte Mega Ragga, die beschuldigd werd van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid heroïne en het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot de handel in heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 juli 2023 in een versnijdingskamer in Rotterdam aanwezig was, waar bijna 150 kilo heroïne werd aangetroffen. Het onderzoek, genaamd Ragga, was gericht op een criminele organisatie die betrokken was bij grootschalige drugshandel in de regio Rotterdam. De verdachte werd samen met anderen beschuldigd van het voorbereiden en aanwezig hebben van heroïne, wat leidde tot een gevangenisstraf van 36 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat er heroïne in de versnijdingskamer aanwezig was en dat hij feitelijke macht over de drugs had. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank legde een lagere straf op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven, omdat er geen recidivegrond meer aanwezig was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/165921-23
Datum uitspraak: 17 december 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1984,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
raadsman mr. A. Aïssal, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 6, 7 en 12 november 2025 en
17 december 2025.

2.Onderzoek Ragga

Dit vonnis gaat over het opsporingsonderzoek met de naam Ragga. Dat is een wijdvertakt onderzoek naar grootschalige handel in heroïne in de regio Rotterdam in de periode van 5 maart 2021 tot met 4 juli 2023. Het onderzoek begon op basis van informatie van het Team Criminele Inlichtingen en op basis van informatie uit een opsporingsonderzoek naar het bedrijf SkyECC. Dit bedrijf bood versleutelde communicatiediensten aan waarvan werd vermoed dat deze op grote schaal door misdaadondernemers werden gebruikt. Uiteindelijk werden [naam] en [medeverdachte 1] geïdentificeerd als contacten van een gebruiker van een SkyECC-account die vermoedelijk in verdovende middelen handelde. Via [naam] en [medeverdachte 1] kwam successievelijk een groep mannen in beeld, waarvan er in deze strafzaak elf terecht hebben gestaan. Op de actiedag van 4 juli 2023 werden zeven verdachten aangehouden. Vier andere verdachten kwamen ook op de actiedag in beeld maar werden pas op 7 respectievelijk 14 november 2023 aangehouden. [naam] werd niet aangehouden. Hij heeft ook niet terecht gestaan.
Het dossier is samengesteld uit verschillende deelonderzoeken waarin de politie soms bij toeval over een partij heroïne struikelde die (later) aan de organisatie kon worden toegeschreven, zoals een partij die werd aangetroffen aan de [locatie] op 9 mei 2022. Uiteindelijk rees het vermoeden dat in het pand [adres 1] een versnijdingslocatie was ingericht, terwijl er vermoedelijk opslaglocaties voor heroïne waren aan de [adres 2] en aan de [adres 3].
Op de actiedag werden meer verdachten aangetroffen in of in de nabijheid van het [adres 1]: de verdachte, de medeverdachten, [medeverdachte 2], [medeverdachte 3],
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 5]. De politie vermoedde dat de [medeverdachte 6] was ontkomen. Bij het daaropvolgende onderzoek naar de verblijfplaats van deze medeverdachte kwam de [medeverdachte 7] in beeld. Terwijl de [medeverdachte 7] werd geobserveerd kwam weer een andere opslaglocatie voor heroïne in beeld en wel aan de [adres 4]. Rondom de [adres 4] werden behalve de [medeverdachte 7] de medeverdachten [medeverdachte 8], [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] gezien. De [medeverdachte 8] werd op 4 juli 2023 aangehouden in zijn auto met in de kofferbak ruim 107 kilo heroïne.
Tenslotte werd de eerder genoemde [medeverdachte 1] in zijn woning aangehouden en werd geld gevonden aan de [adres 5] (de woning van de ouders van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5]) en aan de [adres 6] (de woning van [medeverdachte 3]), beide in Rotterdam.
Het einddossier van het onderzoek Ragga is samengesteld uit een algemeen dossier en zaaksdossiers. De zaaksdossiers zijn (voor zover hier van belang) het
11b-dossier, over de criminele organisatie; de zaak
Pukkuminaover de versnijdingskamer aan het [adres 1] waar op 4 juli 2023 bijna 150 kilo heroïne werd gevonden en over de opslaglocatie aan de [adres 2] waar naar schatting 5.500 zakjes werden gevonden met heroïne residu; de zaak
Salsaover ruim 107 kilo heroïne die op 4 juli 2023 in de auto van de [medeverdachte 8] werd gevonden; de zaak
Cocoover drie transporten van 60, 22 en 96 kilo heroïne in de periode november 2020 tot en met maart 2021; de zaak
Calusover een transport van ruim 1.400 kilo heroïne uit Iran in de periode januari tot en met mei 2021; de zaak
Jiveover 241 kilo heroïne en een vuurwapen die tezamen op 9 mei 2022 aan de [locatie] werden aangetroffen; de zaak
[adres 3]over bijna 4,5 kilo heroïne die op 4 april 2023 aan de [adres 3] werd gevonden; en de zaken
Quickstepen
Breakdanceover twee pistolen die werden gevonden in de versnijdingskamer aan het [adres 1] respectievelijk in de woning van de medeverdachte [medeverdachte 10] aan de [adres 4].

3.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Kort samengevat komt de beschuldiging erop naar dat de verdachte zich op 4 juli 2023 te Rotterdam met anderen aan het [adres 1] heeft schuldig gemaakt aan de voorbereiding van het bewerken van heroïne (feit 1) en aan het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid heroïne en cocaïne (feit 2).

4.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde, nu de verdachte de in de tenlastelegging opgenomen voorwerpen niet voorhanden heeft gehad en hier geen beschikkingsmacht over had. Subsidiair stelt de verdediging dat er geen sprake is van medeplegen, nu niet kan worden vastgesteld dat nauw en bewust met andere medeverdachten is samengewerkt bij het uitvoeren van de voorbereidingshandelingen.
Ten aanzien van feit 2 bepleit de verdediging eveneens vrijspraak, wegens het ontbreken van wetenschap van de drugs in de woning en van beschikkingsmacht. Ook is er ten aanzien van dit feit geen sprake van medeplegen.
5.1.2.
Beoordeling
Voor bewijs van het (medeplegen van het) aanwezig hebben van een grote hoeveelheid heroïne en cocaïne zoals onder 2 aan de verdachte is ten laste gelegd, is vereist dat de verdachte wist dat er heroïne en cocaïne in de versnijdingskamer aan het [adres 1] lag en dat hij daarover feitelijke macht kon uitoefenen (HR 30 september 2025, ECLI:NL:HR:1374). Onder feitelijke macht uitoefenen kan in dit concrete geval worden verstaan de mogelijkheid om de heroïne en cocaïne in handen te nemen. Die mogelijkheid heeft in elk geval bestaan als de verdachte gedurende enige tijd in de versnijdingskamer aanwezig is geweest.
Vast staat dat de verdachte op 4 juli 2023 in de versnijdingskamer aan het [adres 1] te Rotterdam gedurende enige tijd aanwezig was en dat hij wist dat daar heroïne werd versneden. De verdachte heeft immers bij de politie verklaard dat hij op 4 juli 2023 vanaf ongeveer middernacht – dat wil zeggen de hele nacht tot de inval – in de versnijdingskamer aanwezig is geweest en dat mensen de hele nacht in de kamer bezig waren met drugs. Vast staat dat in die ruimte bijna 150 kilo heroïne aanwezig is geweest, terwijl de heroïne overal in de kamer voor het grijpen lag. De verdachte kon de heroïne dus in handen nemen en er aldus feitelijke macht over uitoefenen. Uit niets blijkt dat hem dat niet werd toegestaan of onmogelijk werd gemaakt en de verdachte heeft ook niets in die zin aangevoerd. Daarmee is het ten laste gelegde feit onder 2 bewezen wat betreft de heroïne.
Ook het (mede)plegen van de onder 1 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen om (kortgezegd) heroïne te versnijden is daarmee bewezen. Het kan niet anders zijn dan dat de verdachte in de kamer aanwezig was om mee te helpen met het versnijden van de heroïne. Dit blijkt onder andere uit de foto’s van goederen, poeders en blokken die in de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen. Verder blijkt uit onderzoek dat de foto’s in verschillende tijdsblokken in de telefoon van de verdachte waren geregistreerd, namelijk in de maanden maart, mei, juni en juli 2023. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat hij die nacht in de versnijdingskamer slechts op een lift naar België aan het wachten was dan ook ongeloofwaardig.
Onduidelijk is waar de hoeveelheid cocaïne van 100 gram is aangetroffen. In elk geval is er geen bewijs dat deze voor het grijpen lag. Er is hoe dan ook geen bewijs dat de verdachte heeft geweten dat er naast de heroïne ook cocaïne in de versnijdingskamer aanwezig is geweest. Van dat onderdeel van de tenlastelegging wordt de verdachte vrijgesproken.
5.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot het bereiden, bewerken dan wel verwerken van heroïne en het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid heroïne.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij,
op
of omstreeks4 juli 2023, te Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde
of vijfdelid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen
en/of binnen het grondgebied van Nederland brengenvan een grote hoeveelheid heroïne
en/of een grote hoeveelheid cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne,zijnde heroïne
en/of cocaïne,
(een
)middel
(en)vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
en/of een ander middel zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet,voor te bereiden en/of te bevorderen,
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of
vervoermiddelen en/ofstoffen
en/of gelden en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en),
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
- met één of meer mededaders(s) ontmoetingen gehad en/of (telefonisch) contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over
het invoeren en/of afleveren en/of opslaan en/ofversnijden en/of verstrekken en/of vervoeren van voornoemde heroïne
en/of cocaïneen
/of
- een grote hoeveelheid heroïne
en/of cocaïnevoorhanden gehad en
/of
- een grote hoeveelheid versnijdingsmiddel voorhanden gehad en
/of
- een of meer gegevensdragers,
waaronder een of meer telefoons van het merk Google Pixel, voorhanden gehaden
/of
- een of meer persen voorhanden gehad en
/of
- een of meer grote geldbedragen voorhanden gehad en
/of
- een of meer draagtassen en/of kratten en/of koffers voorhanden gehad en
/of
- een of meerdere stempels en rollen tape en/of teilen voorhanden gehad en
/of
- verpakkingsmaterialen voorhanden gehad;
2.
hij,
op
of omstreeks4 juli 2023 te Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid heroïne
en/of een grote hoeveelheid cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne,zijnde heroïne
en/of cocaïne (een
)middel
(en)vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
, en/of een ander middel zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van het om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich/een ander gelegenheid/middelen/inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen/stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
2.
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen in een versnijdingskamer een grote hoeveelheid heroïne aanwezig gehad en strafbare voorbereidingshandelingen gepleegd met betrekking tot de bereiding, bewerking dan wel verwerking van heroïne. Het is algemeen bekend dat een versnijdingspand overlast geeft in de buurt en veiligheidsrisico’s voor de buurt met zich brengt.
Deze feiten houden verband met de grootschalige handel in heroïne door een aantal medeverdachten. De handel in harddrugs gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder geweld en ondermijning. Daarnaast zijn verdovende middelen schadelijk voor de gezondheid en verslavend. Gebruikers plegen vaak strafbare feiten om aan verdovende middelen te komen. De verdachte heeft door zijn handelen aan dit alles bijgedragen.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat er een aanzienlijke tijd is verstreken sinds het plegen van de strafbare feiten en dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de verdachte na schorsing van zijn voorlopige hechtenis opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd. De verdediging heeft, mede gelet op deze omstandigheden, verzocht om bij een bewezenverklaring een veel lagere straf op te leggen dan geëist.
De ernst van de feiten en de betrokkenheid van de verdachte hierbij, die gelet op de inhoud van zijn telefoon veel verder gaat dan een enkele keer aanwezig zijn in de versnijdingskamer, rechtvaardigt een gevangenisstraf van 36 maanden. Deze straf is lager dan door de officier van justitie geëist. De reden hiervoor is dat de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf in voldoende mate recht doet aan de strafdoelen vergelding en preventie en een hogere straf daarom geen doel dient.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is op 13 december 2023 geschorst tot aan de einduitspraak in eerste aanleg. De resterende grond voor de voorlopige hechtenis was op dat moment de recidivegrond. Er zijn echter geen aanwijzingen dat de verdachte na zijn schorsing opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd. De recidivegrond is daarom niet langer aanwezig. De enkele omstandigheid dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd van langere duur dan de ondergane voorlopige hechtenis, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank zal daarom het bevel gevangenhouding opheffen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. J. van de Klashorst en D.M. Douwes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij,
op of omstreeks 4 juli 2023, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een grote hoeveelheid heroïne en/of een grote hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne, (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of een ander middel zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en),
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
- met één of meer mededaders(s) ontmoetingen gehad en/of (telefonisch) contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of opslaan en/of versnijden en/of verstrekken en/of vervoeren van voornoemde heroïne en/of cocaïne en/of
- een grote hoeveelheid heroïne en/of cocaïne voorhanden gehad en/of
- een grote hoeveelheid versnijdingsmiddel voorhanden gehad en/of
- een of meer gegevensdragers, waaronder een of meer telefoons van het merk Google Pixel, voorhanden gehad en/of
- een of meer persen voorhanden gehad en/of
- een of meer grote geldbedragen voorhanden gehad en/of
- een of meer draagtassen en/of kratten en/of koffers voorhanden gehad en/of
- een of meerdere stempels en rollen tape en/of teilen voorhanden gehad en/of
- verpakkingsmaterialen voorhanden gehad;
2.
hij,
op of omstreeks 4 juli 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid heroïne en/of een grote hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of een ander middel zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet;
3.
[Vervallen]