ECLI:NL:RBROT:2025:14841

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
AWB - 25 _ 1334
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2025, wordt het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam in de proceskosten beoordeeld. Verzoeker had eerder een beroep ingesteld tegen een besluit van het college van 30 januari 2025, maar trok dit beroep in nadat het college op 10 juni 2025 een nieuw besluit had genomen, dat volgens verzoeker tegemoetkwam aan zijn bezwaren. De rechtbank heeft het college de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar het college stelde dat er geen aanleiding was voor een vergoeding.

De rechtbank oordeelt dat er geen proceskosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Verzoeker was in de bezwaarfase niet bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener en heeft het beroepschrift zelf ingediend. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat er kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Daarom wordt het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk ongegrond afgewezen.

De uitspraak is gedaan door rechter mr. S. Veling, in aanwezigheid van griffier R.P. Evegaars, en is openbaar uitgesproken op 19 december 2025. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak, binnen zes weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/1334

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J. Berkouwer),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. S. Ercan).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van het ingediende beroep tegen het besluit van het college van 30 januari 2025. Hij heeft het beroep ingetrokken nadat het college op 10 juni 2025 een nieuw besluit heeft genomen. Met dit besluit is volgens verzoeker tegemoetgekomen aan de bezwaren van verzoeker.
1.2.
De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Volgens het college bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
1.3.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
3. In dit geval is echter niet gebleken dat er proceskosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. In de bezwaarfase werd verzoeker niet bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener. Ook het beroepschrift is ingediend door verzoeker zelf. Ook verder is niet gebleken dat er proceskosten zijn gemaakt.
4. Reeds hierom moet het verzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).