ECLI:NL:RBROT:2025:14858

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
10/221033-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met RET-bus en fietser in Ridderkerk

Op 5 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een buschauffeur die betrokken was bij een verkeersongeval op 20 maart 2023 in Ridderkerk. De verdachte, een beroepschauffeur, reed met een RET-bus en verleende geen voorrang aan een fietser, wat resulteerde in een aanrijding. De officier van justitie eiste een taakstraf van 120 uren, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) en sprak hem vrij van dit ten laste gelegde feit. De rechtbank concludeerde echter dat de verdachte wel gevaar op de weg had veroorzaakt, wat leidde tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op basis van artikel 5 WVW. De rechtbank legde een taakstraf op van 40 uren, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid van beroepschauffeurs en de gevolgen van verkeersgedrag voor de veiligheid op de weg.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/221033-23
Datum uitspraak: 5 november 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1970,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. E.R. Weening, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 november 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W. Welten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het primair ten laste gelegde feit kan wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte heeft zijn bus niet volledig tot stilstand gebracht toen hij afsloeg, wat wel van een gemiddelde buschauffeur mag worden verlangd. De verdachte is beroepschauffeur en daar mag een grotere mate van zorgvuldigheid van worden verlangd dan van een gemiddelde, ervaren weggebruiker. De verdachte wist bovendien dat er zich fietsers op het fietspad bevonden. Een beroepschauffeur die met een grote bus rijdt en weet dat er fietsers kunnen oversteken die hij voorrang moet verlenen, maar desondanks doorrijdt zonder goed te kijken, handelt aanmerkelijk onvoorzichtig. Daarbij komt dat als de verdachte goed had gekeken, hij het slachtoffer had moeten kunnen zien en het ongeval dan waarschijnlijk niet zou hebben plaatsgevonden.
Gelet op deze omstandigheden heeft de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gehandeld, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) aan het verkeersongeval.
4.1.2.
Beoordeling
Op 20 maart 2023 omstreeks 8.55 uur kreeg de politie een melding van een verkeersongeval aan de [naam locatie] in Ridderkerk. Bij het ongeval heeft de bestuurder van een RET-bus (hierna: de verdachte) een aanrijding gehad met een fietser (hierna: het slachtoffer). Het slachtoffer wilde de [naam locatie] oversteken, maar kreeg daarbij geen voorrang van de verdachte, terwijl de verdachte haaientanden had en dus voorrang had moeten verlenen aan het slachtoffer.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 WVW. Of er sprake is van schuld in de zin van die bepaling hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dit brengt met zich dat niet in het algemeen valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Uit de ernst van de gevolgen alleen kan niet worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De verdachte heeft verklaard dat hij vanaf de Randweg zachtjes kwam aanrollen en daarbij goed overzicht had over het kruispunt. De verdachte zag toen wel een fietser staan, maar deze maakte geen aanstalten om over te steken. De verdachte heeft toen de bocht naar links genomen. Op het moment dat de verdachte met de neus van de bus voorbij het fietspad was, volgde een botsing met het slachtoffer. De verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer niet heeft zien aankomen en hij opeens op het kruispunt verscheen. Het slachtoffer is ook niet dezelfde persoon als de fietser die hij eerder stil zag staan voor het kruispunt.
Uit de Verkeersongevallenanalyse blijkt dat op de camerabeelden van de bus zichtbaar is dat het slachtoffer via de oversteekplaats de [naam locatie] overstak.
Vast staat dat de verdachte het slachtoffer geen voorrang heeft verleend waar dat wel had gemoeten en hij zijn bus niet tijdig tot stilstand heeft gebracht. Voor schuld in de zin van artikel 6 WVW is echter meer nodig. Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daar is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de aard van de gedragingen van verdachte, hier geen sprake van. De rechtbank komt dan ook niet tot een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 WVW en spreekt de verdachte vrij van het onder feit 1 primair ten laste gelegde.
Dit ligt anders voor het subsidiair ten laste gelegde verwijt op basis van artikel 5 WVW. Voor dit verwijt is niet een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid vereist, maar volstaat in beginsel de vaststelling dat een verkeersdeelnemer zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg is veroorzaakt. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte met zijn verkeersgedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt. Dit gevaar voor andere weggebruikers heeft zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt in het betreffende verkeersongeval waarbij letsel bij het slachtoffer is ontstaan.
4.1.3.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het subsidiair ten laste gelegde is wel wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks20 maart 2023 te Ridderkerk, als bestuurder van een voertuig
((auto)bus met kenteken [kentekennummer] ), daarmee rijdende op de weg, de [naam locatie]
gaande in richting van de Brucknerstraat,
- zonder (volledig) te stoppen linksaf is geslagen en
/of(vervolgens) de kruising met
de fietsoversteekplaats is opgereden en
/of
- zich daarbij niet tijdig of voldoende ervan heeft vergewist en /of zich niet tijdig of
voldoende ervan heeft blijven vergewissen, dat de voornoemde kruising vrij was van
enig (kruisend) verkeer en
/of
- ( daarbij) geen voorrang heeft verleend aan een fietser (te weten [slachtoffer] )
en
/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde fietser is aangereden en /of gebotst en
/of
- (vervolgens) na voornoemde botsing en /of aanrijding (ongeveer) 47 meter is
doorgereden,
door welke gedraging
(en
)van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/ of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdacht heeft gevaar op de weg en een verkeersongeval veroorzaakt. De verdachte reed als buschauffeur in een RET-bus en moest een bocht naar links maken. De buschauffeur heeft daarbij het slachtoffer geen voorrang verleend, terwijl dit wel had gemoeten. Door dit handelen heeft de verdachte gevaar op de weg veroorzaakt en heeft het slachtoffer als gevolg van het ongeval letsel opgelopen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen. Deze taakstraf is lager dan de door de officier van justitie geëiste taakstraf, aangezien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit. Bij het bepalen van de hoogte van de duur van de taakstraf heeft de rechtbank er voorts rekening mee gehouden dat de verdachte sinds dit ongeval niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie. De rechtbank ziet daarom ook af van het opleggen van een voorwaardelijke rijontzegging.
Verder houdt de rechtbank er bij de strafoplegging rekening mee dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Tot aan dit vonnis is een periode van twee jaar en acht maanden verstreken. Deze vertraging is niet aan de verdachte te wijten en de zaak had eerder behandeld moeten worden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Stolk, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en J.A. Terstegge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. van Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 maart 2023 te Ridderkerk als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig ((auto)bus met kenteken [kentekennummer] ), daarmede
rijdende over de weg, de [naam locatie] gaande in richting van de
Brucknerstraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend,
- zonder (volledig) te stoppen linksaf is geslagen en/of (vervolgens) de kruising met
de fietsoversteekplaats is opgereden en/of
- zich daarbij niet tijdig of voldoende ervan heeft vergewist en/ of zich niet tijdig of
voldoende ervan heeft blijven vergewissen, dat de voornoemde kruising vrij was van
enig (kruisend) verkeer en/ of
- ( daarbij) geen voorrang heeft verleend aan een fietser (te weten [slachtoffer] )
en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde fietser is aangereden en/of gebotst en/of
- ( vervolgens) na voornoemde botsing en/of aanrijding (ongeveer) 47 meter is
doorgereden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel,
te weten onder andere
- een wond op het hoofd en/of
- een gebroken, althans losse kies en/of
- een kapselscheur bij de knie en/ of
- afstropingsletsel, in elk geval huidletsel van het been, of zodanig lichamelijk letsel
werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van
de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 maart 2023 te Ridderkerk, als bestuurder van een voertuig
((auto)bus met kenteken [kentekennummer] ), daarmee rijdende op de weg, de [naam locatie]
gaande in richting van de Brucknerstraat,
- zonder (volledig) te stoppen linksaf is geslagen en/of (vervolgens) de kruising met
de fietsoversteekplaats is opgereden en/of
- zich daarbij niet tijdig of voldoende ervan heeft vergewist en / of zich niet tijdig of
voldoende ervan heeft blijven vergewissen, dat de voornoemde kruising vrij was van
enig (kruisend) verkeer en/of
- ( daarbij) geen voorrang heeft verleend aan een fietser (te weten [slachtoffer] )
en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde fietser is aangereden en /of gebotst en/of
- ( vervolgens) na voornoemde botsing en /of aanrijding (ongeveer) 47 meter is
doorgereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/ of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.