ECLI:NL:RBROT:2025:14899

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2025
Publicatiedatum
19 december 2025
Zaaknummer
10-193994-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen van contant gestorte geldbedragen op de bankrekening van de verdachte en diens bedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 december 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen van in totaal € 77.760,-. De tenlastelegging betrof het witwassen van geldbedragen die contant op de bankrekening van de verdachte en zijn bedrijf waren gestort in de periode van 1 september 2023 tot en met 31 december 2024. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van vier maanden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank oordeelde dat voor een bewezenverklaring van witwassen vereist is dat vaststaat dat de ten laste gelegde bedragen afkomstig zijn van enig misdrijf en dat de verdachte dat wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden. De rechtbank constateerde dat de verdachte contante stortingen had ontvangen die niet konden worden verklaard uit zijn inkomen of dat van zijn onderneming. Desondanks gaf de verdachte een verklaring voor de herkomst van het geld, waarin hij aangaf in Italië, Duitsland en Nederland te hebben gewerkt en contant betaald te zijn. Hij noemde ook de namen van zijn werkgevers en een bank in Italië waar hij cheques had ingewisseld.

De rechtbank concludeerde dat de verklaring van de verdachte voldoende concreet en verifieerbaar was en dat het Openbaar Ministerie geen nader onderzoek had verricht naar deze verklaring. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat het geld uit enig misdrijf afkomstig was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van witwassen, omdat de beschuldiging niet bewezen kon worden.

Uitspraak

Rechtbank RotterdamZittingsplaats Rotterdam
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer: 10-193994-25
Datum uitspraak: 3 december 2025
Datum zitting: 19 november 2025
Tegenspraak
Verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven op het adres [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
uit andere hoofde gedetineerd in de penitentiaire inrichting [naam P.I.] , locatie [detentielocatie] .
Advocaat van de verdachte: mr. E. Alija
Officier van justitie: mr. M.L.M. Kuiper
Kern van het vonnis
Op de bankrekening van de verdachte en van zijn bedrijf zijn contante stortingen gedaan van in totaal € 77.760,-. De verdachte wordt vrijgesproken van het witwassen van dit geldbedrag, aangezien zijn verklaring voldoende concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is en het Openbaar Ministerie geen nader onderzoek naar de verklaring van de verdachte heeft verricht.

1.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij - samengevat – in de periode van 1 september 2023 tot en met 31 december 2024 in totaal € 77.760 heeft witgewassen.
De volledige tenlastelegging (hierna beschuldiging) houdt in dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2023 tot en met 31 december 2024
te Roermond, althans in Nederland (van) een of meer voorwerpen, te weten
  • (chartale) geldbedragen ter hoogte van € 29.020 ,- en/of
  • (chartale) geldbedragen ter hoogte van € 48.740 ,- en/of
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

2.Vrijspraak

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden met aftrek van voorarrest voor het witwassen van
€ 77.760,- .
Conclusie van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat komt vast te staan dat de ten laste gelegde bedragen middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Vast is komen te staan dat er voor een totaalbedrag van € 77.760,- contante stortingen zijn gedaan op de rekening van de verdachte en van zijn bedrijf [bedrijf X] . Uit het dossier blijkt verder dat deze contante stortingen niet kunnen worden verklaard uit het inkomen van de verdachte over de jaren 2022 tot en met 2024 zoals opgegeven bij de Belastingdienst of uit inkomsten van zijn onderneming. Gelet op het voorgaande deelt de rechtbank het standpunt van de officier van justitie dat de genoemde feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen rechtvaardigen.
Dan mag van verdachte worden verwacht dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring geeft voor de legale herkomst van de gestorte geldbedragen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met de door hem afgelegde verklaring een dergelijke verklaring voor de herkomst en ook de bestemming van het geld gegeven. De verdachte heeft verklaard dat hij in Italië, Duitsland en Nederland heeft gewerkt en hiervoor (deels) contant betaald kreeg, geld contant opnam van de bank in Duitsland en dat hij geld heeft ontvangen van zijn familie. De verdachte heeft in zijn verklaring de namen van zijn werkgevers in Duitsland, Italië en Nederland genoemd en de naam van de bank in Italië waar hij cheques met zijn loonbetalingen ingewisseld heeft. De verklaring van de verdachte zou mogelijk het gestorte geldbedrag (deels) kunnen verklaren. Het Openbaar Ministerie had nader onderzoek naar de verklaring van de verdachte kunnen verrichtten door onderzoek te doen naar de voormalig werkgevers van de verdachte en zijn bankrekening in het buitenland. Echter, nu dit nader onderzoek achterwege is gebleven, kan niet worden geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is en dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Conclusie
De beschuldiging is niet bewezen. De verdachte wordt daarvan dus vrijgesproken.

3.Beslissingen

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het feit heeft gepleegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.

4.Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Sikkel, voorzitter,
en mrs. J.H. Janssen en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 3 december 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.