Uitspraak
1.Tenlastelegging
- (chartale) geldbedragen ter hoogte van € 29.020 ,- en/of
- (chartale) geldbedragen ter hoogte van € 48.740 ,- en/of
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 december 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen van in totaal € 77.760,-. De tenlastelegging betrof het witwassen van geldbedragen die contant op de bankrekening van de verdachte en zijn bedrijf waren gestort in de periode van 1 september 2023 tot en met 31 december 2024. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van vier maanden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.
De rechtbank oordeelde dat voor een bewezenverklaring van witwassen vereist is dat vaststaat dat de ten laste gelegde bedragen afkomstig zijn van enig misdrijf en dat de verdachte dat wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden. De rechtbank constateerde dat de verdachte contante stortingen had ontvangen die niet konden worden verklaard uit zijn inkomen of dat van zijn onderneming. Desondanks gaf de verdachte een verklaring voor de herkomst van het geld, waarin hij aangaf in Italië, Duitsland en Nederland te hebben gewerkt en contant betaald te zijn. Hij noemde ook de namen van zijn werkgevers en een bank in Italië waar hij cheques had ingewisseld.
De rechtbank concludeerde dat de verklaring van de verdachte voldoende concreet en verifieerbaar was en dat het Openbaar Ministerie geen nader onderzoek had verricht naar deze verklaring. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat het geld uit enig misdrijf afkomstig was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van witwassen, omdat de beschuldiging niet bewezen kon worden.