Eis van de officier van justitie
De verdachte moet voor feiten 1 en 2 worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren met aftrek van voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en een locatie en contactverbod in de vorm van een 38v Sr maatregel gedurende de proeftijd met dadelijke uitvoerbaarheid.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en te volstaan met een (grotendeels) voorwaardelijke taakstraf. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om de elektronische monitoring van het locatieverbod te beëindigen en – indien een locatieverbod noodzakelijk wordt geacht – het locatieverbod te beperken tot de straat van de aangeefster.
Oordeel van de rechtbank
Ernst en omstandigheden van het feit
De verdachte heeft verschillende goederen verduisterd die onder zijn hoede waren in zijn functie als IT supporter. De verdachte heeft door het plegen van het feit misbruik gemaakt van het in hem door zijn werkgever gestelde vertrouwen en heeft zijn positie schaamteloos misbruikt voor zijn financieel gewin.
Persoon en persoonlijke omstandigheden
Strafblad
Uit het strafblad (uittreksel justitiële documentatie) van 17 oktober 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapport van de reclassering
In het rapport van Reclassering Nederland van 4 november 2024 staat het volgende. De verdachte heeft zijn leven op orde en heeft op praktisch gebied geen ondersteuning nodig. De reclassering ziet ook beschermende factoren zoals zijn werk, stabiele financiën, huisvesting, warme familie- en vriendenbanden, nieuwe relatie en de afwezigheid van verslavingsproblemen. De reclassering ziet dan ook geen aanleiding voor psychologische behandeling. De reclassering acht beschermingsmaatregelen met betrekking tot aangeefster [slachtoffer 1] wel nodig en adviseert daarom bij een veroordeling bijzondere voorwaarden op te leggen.
Overige persoonlijke omstandigheden
De verdachte heeft drie dagen in voorarrest gezeten, waarna de voorlopige hechtenis is geschorst op 23 augustus 2024 voor onbepaalde tijd. Onderdeel van zijn schorsingsvoorwaarden was het dragen van een enkelband, waardoor de verdachte zijn werk als beveiliger kwijt is geraakt.
Oplegging straf
Gelet op de ernst van het strafbare feit is een taakstraf passend. Bij het bepalen van de duur van de taakstraf houdt de rechtbank ook rekening met straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de hiervoor benoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De taakstraf wordt voorwaardelijk opgelegd, omdat de verdachte zijn leven op de rit heeft en al meer dan een jaar lang een enkelband moet dragen als onderdeel van zijn schorsingsvoorwaarden. De rechtbank ziet geen aanleiding om bijzondere voorwaarden op te leggen nu deze voorwaarden verband houden met feit 1 waarvoor de verdachte is vrijgesproken. Alles overwegend acht de rechtbank een voorwaardelijke taakstraf van 100 uren met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar passend en geboden.
In beslag genomen voorwerpen
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de in beslag genomen goederen op de beslaglijst onder nummers 1 tot en met 99 moeten worden teruggegeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Vordering van de benadeelde partij
Vordering [slachtoffer 1]
heeft als benadeelde partij voor feit 1 € 3.000,- als vergoeding voor immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Primair is aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair is aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit.