ECLI:NL:RBROT:2025:14901

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2025
Publicatiedatum
19 december 2025
Zaaknummer
10-268654-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van stalking en bewezenverklaring van verduistering in dienstbetrekking

Op 3 december 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van stalking en verduistering in dienstbetrekking. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van stalking, omdat niet kon worden vastgesteld dat er sprake was van een wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. De rechtbank concludeerde dat de communicatie tussen de verdachte en de aangeefster niet ondubbelzinnig aangaf dat de aangeefster geen contact meer wilde. De verdachte had wel een GPS-tracker in de auto van de aangeefster geplaatst, maar hij verklaarde dat hij deze was vergeten te verwijderen.

Wat betreft de verduistering in dienstbetrekking, heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte in de periode van 10 juli 2021 tot en met 22 augustus 2024 opzettelijk verschillende goederen, waaronder laptops en mobiele telefoons, die toebehoorden aan zijn werkgever, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik had gemaakt van het vertrouwen dat zijn werkgever in hem had gesteld. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 100 uren met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van het eerste feit.

Uitspraak

Rechtbank RotterdamZittingsplaats Rotterdam
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer: 10-268654-24
Datum uitspraak: 3 december 2025
Datum zitting: 19 november 2025
Tegenspraak
Verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats]
ingeschreven op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Advocaat van de verdachte: mr. E. Kafa
Officier van justitie: mr. H. van Galen
Benadeelde partij: [slachtoffer 1]

1.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij - samengevat – in de periode van 17 maart 2024 tot en met 20 augustus 2024 zijn ex-partner heeft belaagd en in de periode van 10 juli 2021 tot en met 22 augustus 2024 diverse goederen heeft verduisterd in dienstbetrekking.
De volledige tenlastelegging (hierna beschuldiging) houdt in dat
feit 1hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2024 tot en met 20 augustus 2024 te Dordrecht en/of Zwijndrecht,
althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door
  • veelvuldig telefonisch contact op te nemen en/of te bellen met die [slachtoffer 1] en/of
  • meermalen een bedreigend en/of dwingend (app)bericht te sturen aan die [slachtoffer 1] en/of
  • meermalen, althans eenmaal, zich (na)bij en/of voor de woning van die [slachtoffer 1] te bevinden en/of
  • een GPS-tracker aan/in de auto van die [slachtoffer 1] te bevestigen om zodoende de locaties van die [slachtoffer 1] te achterhalen/te controleren en/of
  • meermalen, althans eenmaal, in zijn auto die [slachtoffer 1] te achtervolgen en/of op te wachten en/of haar met zijn auto klem te rijden
met het oogmerk die voornoemde [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
feit 2hij op een of meer tijdstippen in de periode van 10 juli 2021 tot en met 22 augustus 2024 te Maassluis en/of Zwijndrecht, althans in Nederland, opzettelijk een of meer laptop(s) en/of een of meer laptoptas(sen) en/of een of meer computer(s) en/of een of meer mobiele telefoon(s) en/of een of meer telefoonhoesje(s) en/of een of meer docking station(s) en/of een of meer computermui(s)(zen) en/of een of meer headset(s) en/of een of meer toetsenbord(en) en/of een of meer beeldscherm(en) en/of een of meer printer(s) en/of een of meer tablet(s) en/of een of meerdere webcam(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde(n) aan het bedrijf [bedrijf X] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed/welke goederen, verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als IT supporter bij [bedrijf X] , in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

2.Bewijswaardering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte moet worden veroordeeld voor de feiten 1 en 2. Het standpunt van de officier van justitie zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs worden besproken.
Conclusie van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor feiten 1 en 2. Het standpunt van de verdediging zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs worden besproken.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
Uit het dossier blijkt dat de verdachte en zijn ex-partner (aangeefster) een problematische relatie hadden in de ten laste gelegde periode en dat er in de ten laste gelegde periode veel contact is geweest tussen de verdachte en de aangeefster. Het gaat om langdurige, van toon wisselende en van beide kanten geïnitieerde dan wel afgekapte gesprekken. Uit deze gesprekken volgt echter niet ondubbelzinnig dat de aangeefster geen contact meer met de verdachte wilde hebben. Verder volgt uit het dossier dat de verdachte regelmatig belde met de aangeefster in de ten laste gelegde periode. Niet blijkt echter dat de verdachte gedurende de ten laste gelegde periode dusdanig veel belde met aangeefster dat dit niet zou passen binnen de problematische relatie. Uit het dossier blijkt ten slotte dat de verdachte een GPS-tracker in de auto van de aangeefster heeft geplaatst. De verdachte heeft echter verklaard dat hij deze GPS-tracker vergeten was uit de auto te halen nadat hij de auto naar de garage had gebracht voor de aangeefster.
Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet vaststellen dat er sprake was van een wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster.
Conclusie
De beschuldiging is niet bewezen. De verdachte wordt daarvan dus vrijgesproken.
Feit 2
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
in de periode van 10 juli 2021 tot en met 22 augustus 2024 te Zwijndrecht opzettelijk laptops en mobiele telefoons en een telefoonhoesje en docking stations en computermuizen en headsets en een toetsenbord en een beeldscherm en printers en tablets
diegeheel toebehoorden aan het bedrijf [bedrijf X] , en welke goederen, verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als IT supporter bij [bedrijf X] onder zich had, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Bewijsmotivering en bewijsmiddelen
De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen. Dit verkorte vonnis bevat geen bewijsmiddelen. Als hoger beroep wordt ingesteld, zal het vonnis worden aangevuld met een bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.
Bewijsmotivering
Niet ter discussie staat dat de verdachte gedurende de ten laste gelegde periode bij [bedrijf X] werkte als IT supporter. Uit het dossier blijkt dat in de woning van de verdachte laptops, mobiele telefoons, een telefoonhoesje, docking stations, computermuizen, headsets, een toetsenbord, een beeldscherm, printers en tablets zijn aangetroffen. Aangever [slachtoffer 2] heeft namens [bedrijf X] aangifte gedaan door van verduistering in dienstbetrekking. De aangever heeft de in de woning van de verdachte in beslag genomen goederen herkent als zijnde eigendom van [bedrijf X] en heeft aangegeven dat de verdachte geen toestemming had om deze goederen mee naar huis te nemen. Gelet op het voorgaande is sprake van verduistering in dienstbetrekking.
Kwalificatie en strafbaarheid
Kwalificatie
Het bewezen feit levert het volgende strafbare feit op:
Feit 2
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
Strafbaarheid van het feit en van de verdachte
Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

3.Straf

Eis van de officier van justitie
De verdachte moet voor feiten 1 en 2 worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren met aftrek van voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en een locatie en contactverbod in de vorm van een 38v Sr maatregel gedurende de proeftijd met dadelijke uitvoerbaarheid.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en te volstaan met een (grotendeels) voorwaardelijke taakstraf. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om de elektronische monitoring van het locatieverbod te beëindigen en – indien een locatieverbod noodzakelijk wordt geacht – het locatieverbod te beperken tot de straat van de aangeefster.
Oordeel van de rechtbank
Ernst en omstandigheden van het feit
De verdachte heeft verschillende goederen verduisterd die onder zijn hoede waren in zijn functie als IT supporter. De verdachte heeft door het plegen van het feit misbruik gemaakt van het in hem door zijn werkgever gestelde vertrouwen en heeft zijn positie schaamteloos misbruikt voor zijn financieel gewin.
Persoon en persoonlijke omstandigheden
Strafblad
Uit het strafblad (uittreksel justitiële documentatie) van 17 oktober 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapport van de reclassering
In het rapport van Reclassering Nederland van 4 november 2024 staat het volgende. De verdachte heeft zijn leven op orde en heeft op praktisch gebied geen ondersteuning nodig. De reclassering ziet ook beschermende factoren zoals zijn werk, stabiele financiën, huisvesting, warme familie- en vriendenbanden, nieuwe relatie en de afwezigheid van verslavingsproblemen. De reclassering ziet dan ook geen aanleiding voor psychologische behandeling. De reclassering acht beschermingsmaatregelen met betrekking tot aangeefster [slachtoffer 1] wel nodig en adviseert daarom bij een veroordeling bijzondere voorwaarden op te leggen.
Overige persoonlijke omstandigheden
De verdachte heeft drie dagen in voorarrest gezeten, waarna de voorlopige hechtenis is geschorst op 23 augustus 2024 voor onbepaalde tijd. Onderdeel van zijn schorsingsvoorwaarden was het dragen van een enkelband, waardoor de verdachte zijn werk als beveiliger kwijt is geraakt.
Oplegging straf
Gelet op de ernst van het strafbare feit is een taakstraf passend. Bij het bepalen van de duur van de taakstraf houdt de rechtbank ook rekening met straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de hiervoor benoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De taakstraf wordt voorwaardelijk opgelegd, omdat de verdachte zijn leven op de rit heeft en al meer dan een jaar lang een enkelband moet dragen als onderdeel van zijn schorsingsvoorwaarden. De rechtbank ziet geen aanleiding om bijzondere voorwaarden op te leggen nu deze voorwaarden verband houden met feit 1 waarvoor de verdachte is vrijgesproken. Alles overwegend acht de rechtbank een voorwaardelijke taakstraf van 100 uren met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar passend en geboden.
In beslag genomen voorwerpen
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de in beslag genomen goederen op de beslaglijst onder nummers 1 tot en met 99 moeten worden teruggegeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Vordering van de benadeelde partij
Vordering [slachtoffer 1]
heeft als benadeelde partij voor feit 1 € 3.000,- als vergoeding voor immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Primair is aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair is aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
De rechtbank veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten die de verdachte heeft gemaakt bij de verdediging van de vordering, omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard. Deze kosten worden tot vandaag begroot op € 0.
Wettelijke voorschriften
De oplegging van deze straf is gebaseerd op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissingen
De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het feit 1 heeft gepleegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het feit 2, zoals in hoofdstuk 2 is omschreven, heeft gepleegd;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het in hoofdstuk 3 vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf van 100 [honderd] uur, waarbij de reclassering bepaalt uit welke werkzaamheden deze taakstraf zal bestaan;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de taakstraf volgens de maatstaf van twee uur per dag, zodat
94 [vierennegentig] uur taakstrafmoet worden verricht;
beveelt dat, voor het geval de verdachte de taakstraf niet (goed) verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
47 [zevenenveertig] dagen;
bepaalt dat
deze taakstrafniet ten uitvoer zal/zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders beslist;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 [twee] jaar,waarbij tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke gedeelte van de straf kan worden beslist als de verdachte de onderstaande voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat:
- de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt;
beveelt de teruggave van de onder nummers 1 tot en met 99 op de beslaglijst genoemde goederen aan de rechthebbende;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; deze voorlopige hechtenis is eerder geschorst;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die de verdachte heeft gemaakt voor de verdediging tegen de vordering, en begroot deze kosten op € 0.
Samenstelling rechtbank en ondertekening
Dit vonnis is gewezen door:
Mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. C. Sikkel en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 3 december 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.