ECLI:NL:RBROT:2025:14903

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
19 december 2025
Zaaknummer
10-179647-25 en 10-172798-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling en vernieling in de woning van de ex-partner

Op 3 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling en vernieling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 10 juni 2025 in Vlaardingen, waar de verdachte samen met anderen de benadeelde partij, een vrouw, zwaar heeft mishandeld in haar eigen woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de vrouw opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, wat resulteerde in meerdere verwondingen, waaronder een ontsierend litteken in haar gezicht. Daarnaast heeft de verdachte op 18 april 2025 in de woning van zijn ex-partner, de tweede benadeelde partij, vernielingen aangericht, waaronder het intrekken van een deur en het beschadigen van diverse goederen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een contactverbod met de benadeelde partij. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke toewijzing gedaan van de vordering van de benadeelde partij, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van € 4.036,- aan schadevergoeding, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het resterende deel afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de recidive van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummers: 10-179647-25 en 10-172798-25
Datum uitspraak: 3 oktober 2025
Datum zitting: 19 september 2025
Tegenspraak

Verdachte: [verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1968 in [geboorteplaats] , ingeschreven op het adres [adres] , [postcode] [plaats] .
Advocaat van de verdachte: P.E.M. Metri
Officier van justitie: F.J. van de Putte
Benadeelde partij: [slachtoffer 1]
Advocaat van de benadeelde partij: L.A.R. Newoor

Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij - samengevat - met anderen
[slachtoffer 1] (zwaar) heeft mishandeld en goederen heeft vernield. De volledige doorgenummerde tenlasteleggingen (hierna: beschuldigingen) houden in dat:
1. primair
hij op of omstreeks 10 juni 2025 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan een ander, te weten [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1]
  • bij de haren vast te pakken en/of aan haar haren haar woning in te trekken, en/of
  • bij haar lichaam beet te pakken en/of (vervolgens) op de bank te gooien en/of
(vervolgens) naar beneden te drukken, en/of
  • met een wasrek en/of een (gevulde) koffer en/of een stoel en/of met vuisten tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, en/of
  • tegen het hoofd, althans het lichaam te schoppen.
subsidiair
hij op of omstreeks 10 juni 2025 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een ander, te weten [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1]
  • bij de haren vast heeft gepakt en/of aan haar haren haar woning in heeft getrokken, en/of
  • bij haar lichaam beet heeft gepakt en/of (vervolgens) op de bank heeft gegooid en/of (vervolgens) naar beneden heeft gedrukt, en/of
  • met een wasrek en/of een (gevulde) koffer en/of een stoel en/of met vuisten tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen, en/of
  • tegen het hoofd, althans het lichaam heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
meer subsidiair
hij op of omstreeks 10 juni 2025 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
  • bij de haren vast te pakken en/of aan haar haren haar woning in te trekken, en/of
  • bij haar lichaam beet te pakken en/of (vervolgens) op de bank te gooien en/of (vervolgens) naar beneden te drukken, en/of
  • met een wasrek en/of een (gevulde) koffer en/of een stoel en/of met vuisten tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, en/of
  • tegen het hoofd, althans het lichaam te schoppen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge had.
2.
hij op of omstreeks 18 april 2025 te Vlaardingen, opzettelijk en wederrechtelijk een deur, vloer, kleding, kattenbak, vazen, bloemen, foto’s en/of een televisie, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] , toebehoorde heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Bewijs

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt de zware mishandeling en vernielingen bewezen.
Conclusie van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de zware mishandeling. Daartoe is aangevoerd dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel en het (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ontbreekt.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring en bewijsmiddelen
De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte:
1.
hij op 10 juni 2025 te Vlaardingen, aan een ander, te weten [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1]
  • bij de haren vast te pakken en aan haar haren haar woning in te trekken, en
  • bij haar lichaam beet te pakken en op de bank te gooien en naar beneden te drukken, en
  • met een koffer en met vuisten tegen het hoofd en het lichaam te slaan, en
  • tegen het lichaam, te schoppen.
2.
hij op 18 april 2025 te Vlaardingen, opzettelijk en wederrechtelijk een deur, vloer, kleding, kattenbak, vazen, bloemen, foto’s en een televisie, die geheel aan [slachtoffer 2] , toebehoorden heeft vernield, beschadigd, en/of onbruikbaar gemaakt.
De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen en de onderstaande bewijsmotivering ten aanzien van feit 1. Feit 2 heeft de verdachte bekend en er is geen vrijspraakverweer gevoerd. Daarom worden de bewijsmiddelen van dat feit wel genoemd maar niet uitgeschreven [1] .
Feit 1
1.
Verklaring verdachte op de zitting [2]
Op 10 juni 2025 was ik bij [slachtoffer 1] in Vlaardingen en heb ik haar een paar tikken verkocht.
2.
Proces-verbaal politie, verklaring aangeefster [slachtoffer 1] [3]
Op 10 juni 2025 in Vlaardingen zag ik dat [verdachte] voor mijn deur stond. Ik zag dat [voornaam verdachte] mij bij mijn haren beetpakte en mij de woonkamer in trok. [voornaam verdachte] begon mij te slaan en te schoppen. Ik voelde dat ik overal werd geraakt. Ik werd door [voornaam verdachte] naar de woonkamer gesleurd en op de bank gesmeten. Ik werd vervolgens door alle drie geslagen en geschopt. [voornaam verdachte] bleef mij slaan en op een gegeven moment pakte hij een reiskoffer die in de woonkamer bij het eettafel stond en begon mij er mee te slaan. Tussen het slaan met de koffer door sloeg hij mij ook met zijn vuisten. Er werd zoveel geslagen, ik weet niet meer hoeveel keer zij mij hebben geraakt.
3.
Schriftelijk stuk [4]
Het letsel bij [slachtoffer 1] wordt geduid als:
- bloeduitstortingen;
- ( (de lijnvormige, scherp begrensde, deels dichtgehechte huidonderbreking, met rondom roodheid van de huid, van circa 5.5 x 2 cm op de rechter wang, net naast de neus): snijwond, deels gehecht met 7 hechtingen;
  • schaafwond(en);
  • (de streepvormige, roodroze, scherp begrensde huidonderbreking met afmetingen van circa 5 x 0.5 cm links op het voorhoofd, net voor de haargrens): snijwond, deels met huidlijm geplakt;
  • bloeduitstorting met een schaafwond;
  • bloeduitstorting met een patroon. Mogelijk is hierin een partiële schoenafdruk te herkennen;
  • kraswond.
De geschatte genezingsduur van het uitwendige letsel wordt, bij een ongecompliceerd verloop, geschat op circa 2 tot 3 weken. Er is een kans op blijvend letsel; een litteken in haar gezicht (tgv gehechte wond naast de neus).
4.
Eigen waarneming van de rechtbank [5]
Litteken links van neus is waar te nemen op een foto van het gezicht van [slachtoffer 1] die is gevoegd bij de vordering van de benadeelde partij.
Feit 2
1.
Verklaring verdachte op de zitting [6]
2.
Proces-verbaal van politie, verklaring [slachtoffer 2] [7]
Bewijsmotivering feit 1
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat sprake was van meerdere verwondingen op het lichaam en het hoofd van de aangeefster, waaronder twee grote snijwonden in het gezicht. Als gevolg van één van deze snijwonden is er sprake van een blijvend, ontsierend litteken in het gezicht. Het letsel is gelet hierop aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
Daarnaast stelt de rechtbank op basis van deze bewijsmiddelen vast dat de verdachte met kracht en op intensieve wijze geweld heeft uitgeoefend tegen onder meer het hoofd van de aangeefster, een kwetsbaar lichaamsdeel met vele vitale onderdelen, waaronder de ogen en het brein. De rechtbank acht het handelen van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op en geschikt tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangeefster dat hieruit valt af te leiden dat verdachte ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

Kwalificatie en strafbaarheid

Kwalificatie
De bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
1.
zware mishandeling;
2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen en onbruikbaar maken.
Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

Straf

Eis van de officier van justitie
De verdachte moet voor de feiten 1 primair en 2 worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vijf (5) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasserings-advies van 15 september 2025.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Subsidiair heeft de verdediging gevraagd om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waar het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Ten aanzien van een contactverbod met de aangeefster [slachtoffer 1] refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ernst en gevolgen van de feiten
De verdachte heeft de aangeefster [slachtoffer 1] zwaar mishandeld. Hij belde bij haar aan en toen zij de voordeur opendeed, drong hij samen met twee anderen haar woning binnen en viel hij haar aan. Hij heeft fors geweld tegen haar gebruikt. Het slachtoffer heeft hierdoor meerdere verwondingen opgelopen, waaronder ernstig letsel in haar gezicht. Zij heeft hieraan een groot, ontsierend litteken in haar gezicht overgehouden, wat haar steeds weer zal herinneren aan deze gebeurtenis. Mede gelet op het feit dat deze gebeurtenis plaatsvond in haar eigen woning, waar zij zich veilig moet kunnen voelen, heeft dit (blijkens onder meer de toelichting op de vordering benadeelde partij en haar schriftelijke slachtofferverklaring) ook metaal een behoorlijke impact op haar. Het was een zeer beangstigde situatie voor haar en zij ervaart sindsdien een voortdurend gevoel van angst en onveiligheid.
Daarnaast heeft de verdachte, op het moment dat zij weg was, de deur van de woning van zijn ex-partner [slachtoffer 2] ingetrapt en in haar woning meerdere vernielingen aangericht. Het was een grote ravage. Er lag op meerdere plekken verf op de vloer. Ook kleding was besmeurd met verf. Verder zijn een kattenbak, vazen, bloemen, foto’s en een televisie vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt. Door zijn handelen heeft de verdachte schade veroorzaakt en overlast bezorgd. Deze vernielingen getuigen van een gebrek aan respect voor de eigendommen van anderen.
Persoon en persoonlijke omstandigheden
Strafblad
Uit het strafblad (uittreksel uit de justitiële documentatie) van 5 september 2025 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Het betreft onder meer twee veroordelingen voor mishandeling van een (ex)partner in de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van deze feiten, waardoor sprake is van recidive. Het strafblad van de verdachte leidt dus tot een hogere straf.
Rapportage
In het rapport van Stichting Verslavingsreclassering GGZ Fivoor van 15 september 2025 staat onder meer het volgende.
Er is bij de verdachte sprake van langdurige alcoholproblematiek. In het verleden is hij gediagnosticeerd met een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en is vastgesteld dat hij functioneert op lichtverstandelijk beperkt, tot beneden gemiddeld niveau. Zijn alcoholgebruik staat in verband met zijn delictgedrag. Hij vertoont onder invloed van alcohol impulsief en agressief gedrag. Hij heeft een uitgebreid delict verleden. Hij is veroordeeld voor verschillende soorten delicten, veelal gepleegd onder invloed van alcohol. Ook ten tijde van de verdenking was hij onder invloed van alcohol. Hij bevindt zich in een negatief sociaal netwerk waardoor hij beïnvloed wordt. Zijn houding, negatief sociaal netwerk, middelengebruik en het psychosociaal functioneren worden als direct delictgerelateerd beschouwd. Hij heeft problemen op vrijwel alle leefgebieden. Er spelen problemen in de relatie met zijn ex-partner. Daarnaast heeft hij praktische problemen zoals het ontbreken van huisvesting en het feit dat hij al jaren nergens ingeschreven staat. Hierdoor is er ook geen zicht op zijn schuldenproblematiek. Tenslotte ontbreekt het hem aan een inkomen en aan een dagbesteding. De reclassering schat gelet hierop het risico op recidive in als hoog.
De ambulante behandeling is tijdens het lopende reclasseringstoezicht niet van de grond gekomen. Een behandeling, waar diagnostiek kan worden vernieuwd en daarop geïndiceerde behandeling kan worden ingezet, wordt door de reclassering als noodzakelijk geacht. Omdat dit in huidig kader niet van de grond is gekomen, ziet de reclassering enkel nog mogelijkheden voor behandeling in de vorm van een klinische setting, waarbinnen de verdachte ondersteuning krijgt bij zijn praktische zaken en hij uiteindelijk kan doorstromen naar begeleid wonen. De verdachte is gemotiveerd om mee te werken aan een langdurige klinische behandeling. De reclassering heeft op 21 augustus 2025 een indicatiestelling aangevraagd voor een klinische opname van maximaal een jaar ten behoeve van diagnostiek en indien geïndiceerd aansluitend behandeling. Ten tijde van het uitbrengen van dit rapport is er nog geen indicatiestelling afgegeven.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, opname in een zorginstelling (in een nog nader te bepalen kliniek), dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole. De reclassering adviseert deze voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is.
Conclusies
Gelet op de ernst van de strafbare feiten en het strafblad van de verdachte is een gevangenisstraf noodzakelijk. Het opleggen van een ander soort straf is niet passend. Bij het bepalen van die strafsoort en de duur daarvan houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Daarom wordt een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Een straf gelijk aan het voorarrest (100 dagen), zoals de verdediging primair heeft verzocht, acht de rechtbank niet passend.
De gevangenisstraf wordt gedeeltelijk voorwaardelijk opgelegd, omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht. Van deze gevangenisstraf worden 6 (zes) maanden voorwaardelijk opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit betreffen de voorwaarden die zijn geadviseerd door de reclassering en daarnaast een contactverbod ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 1] . De voorwaardelijke straf heeft ook als doel te voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw een strafbaar feit pleegt.
Gelet op het strafblad en het reclasseringsrapport moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom is het belangrijk dat de bijzondere voorwaarden meteen gelden, ook als de verdachte in hoger beroep gaat. De rechtbank verklaart de bijzondere voorwaarden om die reden dadelijk uitvoerbaar.

Vordering van de benadeelde partij

Vordering [slachtoffer 1]
heeft als benadeelde partij voor feit 1 € 8.209,- als vergoeding voor materiële schade en € 4.500,- als vergoeding voor immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en ook de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De materiële schade bestaat uit de volgende posten:
eigen risico zorgverzekering: € 385,-;
ziekenhuisdaggeldvergoeding: € 76,-;
verhuiskostenvergoeding: € 7.673,-;
schade aan de woning en inboedel: p.m.
kleding: € 75,-.
Standpunt van de officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De benadeelde partij moet ten aanzien van de posten 1, 2, 3 en 4 niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De posten 1, 2 en 4 zijn onvoldoende onderbouwd en de post 3 staat onvoldoende in rechtstreeks verband met het incident. Ten aanzien van post 2 (de ziekenhuisdaggeldvergoeding) wordt subsidiair gesteld dat deze moet worden beperkt tot een vergoeding voor één dag. De vergoeding voor post 5 moet worden gematigd, omdat uit de stukken niet blijkt wat de waarde van de kleding is geweest.
De vergoeding voor de immateriële schade moet fors worden gematigd. Uit de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven volgt voor het litteken in het gezicht als richtlijn geldt een bedrag tussen de € 1.000,- en € 2.500,-. Dat ook een zenuw in de lip van de benadeelde is aangetast, zoals is vermeld in de toelichting op de vordering, is niet nader onderbouwd en dit volgt ook niet uit de letselverklaring. Het psychische letsel in deze zaak kan niet worden verondersteld en er is geen nadere onderbouwing met bijvoorbeeld stukken van een psycholoog.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 gepleegde strafbare feit. De vordering is ten aanzien van de posten 1, 2 en 5 voldoende onderbouwd en zal daarom ten aanzien van deze posten worden toegewezen, voor een totaalbedrag van € 536,-. Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij na de mishandeling met spoed per ambulance is vervoerd naar het ziekenhuis. Gelet op de gebruikelijke kosten voor ambulancevervoer is voldoende aannemelijk dat dit ertoe heeft geleid dat het eigen risico van de zorgverzekering volledig bij de benadeelde partij in rekening is gebracht. Ook volgt uit de letselbeschrijving dat zij twee dagen opgenomen is geweest in het ziekenhuis. Verder blijkt uit het dossier dat haar kleding (broek, shirt en vest) volledig onder het bloed zat. Het daarvoor gevorderde bedrag is, zo schat de rechtbank, niet te hoog en kan dus in zijn geheel worden toegekend.
Ten aanzien van de overige posten aan materiële schade (de posten 3 en 4) zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Het is niet op voorhand duidelijk dat de verhuiskosten het rechtstreekse gevolg zijn van dit incident en de gestelde schade aan de woning en inboedel is onvoldoende onderbouwd.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft als gevolg van het strafbare feit onder 1 rechtstreeks immateriële schade geleden. De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel opgelopen en is op andere wijze in haar persoon aangetast. Zij is in korte tijd zwaar mishandeld en heeft daaraan blijvend letsel overgehouden in de vorm van een litteken. Het was, zoals hiervoor al is benoemd, een heftige gebeurtenis voor haar die ook mentaal veel impact op haar heeft.
Die schade wordt naar billijkheid begroot op € 3.500,-. Hierbij is in het bijzonder rekening gehouden met de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, de aard en ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting over het herstel en de leeftijd van de benadeelde partij. Verder is bij de begroting rekening gehouden met bedragen die door rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. De vordering wordt tot dit bedrag toegewezen. Het resterende deel van de vordering wordt afgewezen.
Wettelijke rente, proceskosten en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft gevorderd de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank wijst de wettelijke rente toe vanaf 10 juni 2025.
De rechtbank veroordeelt de verdachte in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en die zij bij de tenuitvoerlegging nog zal maken, omdat de vordering van de benadeelde partij grotendeels wordt toegewezen. Deze kosten worden tot vandaag begroot op € 0.
De rechtbank legt de schadevergoedingsmaatregel (als bedoeld in artikel 36f Sr) op. Dit betekent dat de verdachte de schadevergoeding aan de staat moet betalen en de staat het bedrag uitkeert aan de benadeelde partij. Als dwangmiddel kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 50 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Wettelijke voorschriften

De oplegging van deze straf is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissingen

De rechtbank:
Bewezenverklaring
verklaart bewezen dat de verdachte de feiten zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
Kwalificatie en strafbaarheid
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat
6 (zes) maanden van deze gevangenisstrafniet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders beslist;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar, waarbij tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke gedeelte van de straf kan worden beslist als
de verdachte (hierna te noemen: de veroordeelde) (één van) de onderstaande voorwaarden
niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat:
- de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt;
stelt als bijzondere voorwaarden dat:
de verdachte zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt op welke dagen en tijdstippen deze afspraken zijn. De reclassering zal contact met de verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
de verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan controles om het gebruik van alcohol en drugs te leren beheersen. Deze controles kunnen bestaan uit urineonderzoek en ademonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak en met welk controlemiddel wordt gecontroleerd;
de verdachte zich gedurende de proeftijd voor een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, laat opnemen in en behandelen door een nog nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de voor plaatsing verantwoordelijke instantie. De opname start zo spoedig mogelijk nadat de proeftijd is gestart en zodra de plaatsing mogelijk is. De zorginstelling bepaalt de wijze van behandeling. De behandeling is gericht op diagnostiek en indien geïndiceerd aansluitend behandeling. Gelet op de problematiek kan onderdeel van de behandeling zijn dat de verdachte voorgeschreven medicatie zal gebruiken. De verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen van de zorginstelling en de behandelaren. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg of verblijf in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang nodig vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
de verdachte zich gedurende de proeftijd inspant voor het vinden en behouden van dagbesteding in de vorm van betaald werk en/of onbetaald werk met een vaste structuur, zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan het aflossen van zijn schulden, zolang de reclassering dat nodig vindt, ook als dit inhoudt het treffen van afbetalingsregelingen of het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (Wnsp). De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
de verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zoekt of heeft met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1982;
geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Hierbij gelden als voorwaarden dat de verdachte:
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de gevangenisstraf, voor zover deze tijd niet al op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Vordering benadeelde partij
veroordeelt de verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1), te betalen een bedrag van €
4.036,- (vierduizend zesendertig euro), bestaande uit € 536,- als vergoeding van materiële schade en € 3.500,- als vergoeding van immateriële schade, en de wettelijke rente hierover vanaf 10 juni 2025 tot de dag van volledige betaling;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering ten aanzien van het resterende deel van de gevorderde materiële schade; bepaalt dat dit deel van de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op vandaag begroot op € 0 en in de nog te maken kosten voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte voor feit 1
de maatregel tot schadevergoedingop, wat inhoudt dat de verdachte de verplichting heeft om ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] aan de staat
€ 4.036,- (vierduizend zesendertig euro)te betalen, en de wettelijke rente vanaf 10 juni 2025 tot aan de dag van de gehele betaling. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
50 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door:
J.H. Janssen, voorzitter,
en C.G. van de Grampel en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van E.M. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 3 oktober 2025.
Dolman is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.De exacte vindplaatsen van de bewijsmiddelen zijn genoemd in de bijbehorende voetnoot.
2.Zitting van 19 september 2025
3.Proces-verbaalnummer: [nummer proces-verbaal]
4.Forensisch Medische Letselrapportage, FARR
5.Zitting 19 september 2025
6.Zitting van 19 september 2025
7.Nummer: [nummer X]