ECLI:NL:RBROT:2025:14904

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
19 december 2025
Zaaknummer
10-189817-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling in de eigen woning met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 3 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van een vrouw in haar eigen woning. De mishandeling vond plaats op 10 juni 2025 te Vlaardingen, waar de verdachte samen met anderen de benadeelde partij, hier aangeduid als [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, waarbij een schadevergoeding van €500,- is toegewezen voor immateriële schade, met wettelijke rente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en dat er sprake is van een hoog recidiverisico, mede door haar persoonlijke omstandigheden zoals dakloosheid en schulden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor materiële schade afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld of deze schade het rechtstreekse gevolg was van de mishandeling. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer: 10-189817-25
Datum uitspraak: 3 oktober 2025
Datum zitting: 19 september 2025
Tegenspraak

Verdachte: [verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Advocaat van de verdachte: G.E. Toxopeus
Officier van justitie: F.J. van de Putte
Benadeelde partij: [slachtoffer]
Advocaat van de benadeelde partij: L.A.R. Newoor

Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat zij - samengevat - met anderen
[slachtoffer] (zwaar) heeft mishandeld. De volledige tenlastelegging (hierna beschuldiging) houdt in dat:
zij op of omstreeks 10 juni 2025 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan een ander, te weten [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door die [slachtoffer]
  • bij de haren vast te pakken en/of aan haar haren haar woning in te trekken, en/of
  • bij haar lichaam beet te pakken en/of (vervolgens) op de bank te gooien en/of (vervolgens) naar beneden te drukken, en/of
  • met een wasrek en/of een (gevulde) koffer en/of een stoel en/of met vuisten tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, en/of
  • tegen het hoofd, althans het lichaam te schoppen;
subsidiair
zij op of omstreeks 10 juni 2025 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een ander, te weten [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer]
  • bij de haren vast heeft gepakt en/of aan haar haren haar woning in heeft getrokken, en/of
  • bij haar lichaam beet heeft gepakt en/of (vervolgens) op de bank heeft gegooid en/of (vervolgens) naar beneden heeft gedrukt, en/of
  • met een wasrek en/of een (gevulde) koffer en/of een stoel en/of met vuisten tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen, en/of
  • tegen het hoofd, althans het lichaam heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
zij op of omstreeks 10 juni 2025 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
  • bij de haren vast te pakken en/of aan haar haren haar woning in te trekken, en/of
  • bij haar lichaam beet te pakken en/of (vervolgens) op de bank te gooien en/of (vervolgens) naar beneden te drukken, en/of
  • met een wasrek en/of een (gevulde) koffer en/of een stoel en/of met vuisten tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, en/of
  • tegen het hoofd, althans het lichaam te schoppen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge had.

Bewijs

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt de mishandeling bewezen. Hij heeft vrijspraak gevorderd van de zware mishandeling en poging tot zware mishandeling.
Conclusie van de verdediging
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit, wegens gebrek aan bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij de mishandeling.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring en bewijsmiddelen
De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte:
zij op 10 juni 2025 te Vlaardingen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
tegen het hoofd en het lichaam te slaan tegen het lichaam te schoppen.
De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen [1] .
1.
Proces-verbaal van de raadkamer, verklaring verdachte [2]
Ik was op 10 juni 2025 in Vlaardingen op die plek aanwezig.
2.
Proces-verbaal politie, verklaring aangeefster [slachtoffer] [3]
Op 10 juni 2025 zag ik dat [medeverdachte] voor mijn deur stond. Ik zag dat er twee mensen met [voornaam medeverdachte] mee waren, waaronder [voornaam verdachte] . [voornaam verdachte] heeft mij meerdere keren met haar handen geslagen en geschopt.

Kwalificatie en strafbaarheid

Kwalificatie
De bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:

mishandeling.

Strafbaarheid feit en verdachte
Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

Straf

Eis van de officier van justitie
De verdachte moet voor het onder meer subsidiair ten laste gelegde feit worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, subsidiair 40 (veertig) dagen vervangende hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsadvies van 16 september 2025.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafmaat.
Oordeel van de rechtbank
Ernst en gevolgen van het feit
De verdachte heeft de aangeefster mishandeld. Mede gelet op het feit dat deze gebeurtenis plaatsvond in haar eigen woning, waar zij zich veilig moet kunnen voelen, heeft dit (blijkens onder meer de toelichting op de vordering benadeelde partij en haar schriftelijke slachtofferverklaring) ook metaal een behoorlijke impact op haar.
Persoon en persoonlijke omstandigheden
Strafblad
Uit het strafblad (uittreksel uit de justitiële documentatie) van 5 september 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Rapportage
In het rapport van Reclassering Nederland van 16 september 2025 staat onder meer het volgende.
De verdachte is dakloos en ontvangt een uitkering. Zij slaapt buiten of bij vrienden. Er is sprake van schulden, waarvoor zij onder bewindvoering staat. Het sociale netwerk van de verdachte en haar partnerrelatie worden als risicofactoren gezien, mede omdat de medeverdachten in deze zaak een vriend/kennis en de partner van de verdachte betreffen.
De betreffende vriend/kennis en het slachtoffer bevonden zich volgens het slachtoffer in een gebruikersnetwerk. De verdachte lijkt zich ook in dat netwerk te bevinden. Zij vertelt dat zij in de periode voorafgaand aan haar aanhouding in onderhavige zaak cocaïne gebruikte. Sinds ongeveer acht maanden ontvangt zij begeleiding bij praktische zaken van een straatcoach van het Leger des Heils. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
Omdat het om een geweldsdelict gaat en het psychosociaal functioneren van de verdachte wordt gezien als risicofactor, acht de reclassering het van belang dat zij zich laat behandelen. Om stabiliteit in haar leven aan te brengen en gezien de noodzaak voor begeleiding bij praktische zaken, wordt ook begeleid wonen geadviseerd. Daarnaast wordt van belang geacht dat haar middelengebruik via een middelencontrole gedurende het reclasseringstoezicht inzichtelijk wordt gemaakt. Ook wordt een contact- en locatieverbod nodig geacht ter bescherming van het slachtoffer.
De reclassering adviseert daarom om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan middelencontrole, een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod (zonder elektronische monitoring).
Conclusies
Gelet op de ernst van het strafbare feit is een gevangenisstraf noodzakelijk. Het opleggen van een ander soort straf is niet passend. Bij het bepalen van die strafsoort en de duur daarvan houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Daarom wordt een gevangenisstraf van 6 (zes) weken opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De gevangenisstraf wordt gedeeltelijk voorwaardelijk opgelegd, omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht. Van deze gevangenisstraf worden 4 (vier) weken voorwaardelijk opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit betreffen de voorwaarden die deel uitmaken van het advies van de reclassering. Dit met uitzondering van het locatieverbod, omdat het slachtoffer inmiddels is verhuisd naar een voor de verdachte onbekend adres. De voorwaardelijke straf heeft ook als doel te voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw een strafbaar feit pleegt.

Vordering van de benadeelde partij

Vordering [slachtoffer]
heeft als benadeelde partij € 8.209,- als vergoeding voor materiële schade en € 4.500,- als vergoeding voor immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en ook de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De materiële schade bestaat uit de volgende posten:
eigen risico zorgverzekering: € 385,-;
ziekenhuisdaggeldvergoeding: € 76,-;
verhuiskostenvergoeding: € 7.673,-;
schade aan de woning en inboedel: p.m.
kleding: € 75,-.
Standpunt van de officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging geconcludeerd dat de vordering moet worden afgewezen, in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair is aangevoerd dat de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering en de vergoeding voor de immateriële schade moet worden gematigd tot een bedrag tussen de € 1.000,- en € 2.500,-.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering, omdat niet kan worden vastgesteld of deze schade het rechtstreekse gevolg is geweest van de mishandeling door de verdachte.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft als gevolg van het strafbare feit rechtstreeks immateriële schade geleden. De benadeelde partij is op andere wijze in haar persoon aangetast. Die schade wordt naar billijkheid begroot op € 500,-. Hierbij is in het bijzonder rekening gehouden met de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt. Verder is bij de begroting rekening gehouden met bedragen die door rechters in ergelijkbare gevallen zijn toegekend. De vordering wordt tot dit bedrag toegewezen. Het resterende deel van de vordering wordt afgewezen.
Wettelijke rente, proceskosten en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft gevorderd de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank wijst de wettelijke rente toe vanaf 10 juni 2025.
De rechtbank veroordeelt de verdachte in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en die zij bij de tenuitvoerlegging nog zal maken, omdat de vordering van de benadeelde partij grotendeels wordt toegewezen. Deze kosten worden tot vandaag begroot op € 0.
De rechtbank legt de schadevergoedingsmaatregel (als bedoeld in artikel 36f Sr) op. Dit betekent dat de verdachte de schadevergoeding aan de staat moet betalen en de staat het bedrag uitkeert aan de benadeelde partij. Als dwangmiddel kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 10 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Wettelijke voorschriften

De oplegging van deze straf is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissingen

De rechtbank:
Bewezenverklaring
verklaart bewezen dat de verdachte het zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
Kwalificatie en strafbaarheid
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken;
bepaalt dat
4 (vier) weken van deze gevangenisstrafniet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders beslist;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar, waarbij tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke gedeelte van de straf kan worden beslist als
de verdachte (hierna te noemen: de veroordeelde) (één van) de onderstaande voorwaarden
niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat:
- de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt;
stelt als bijzondere voorwaarden dat:
de verdachte zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt op welke dagen en tijdstippen deze afspraken zijn. Voor de eerste afspraak meldt de verdachte zich binnen 5 dagen nadat de proeftijd is ingegaan bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam;
de verdachte zich gedurende de proeftijd laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering de behandeling nodig vindt. De zorgverlener bepaalt de wijze van behandeling. De behandeling is gericht op het psychosociaal functioneren van de verdachte. Gelet op de problematiek kan onderdeel van de behandeling zijn dat de verdachte voorgeschreven medicatie zal gebruiken;
de verdachte gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt, verblijft bij het Leger des Heils of een soortgelijke instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering opstelt;
de verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan controles om het gebruik cocaïne te leren beheersen. Deze controles kunnen bestaan uit urineonderzoek en ademonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak en met welk controlemiddel wordt gecontroleerd;
geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Hierbij gelden als voorwaarden dat de verdachte:
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Voorlopige hechtenis
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de gevangenisstraf, voor zover deze tijd niet al op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Vordering benadeelde partij
veroordeelt de verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1), te betalen een bedrag van €
500,- (vijfhonderd euro), als vergoeding van immateriële schade, en de wettelijke rente hierover vanaf 10 juni 2025 tot de dag van volledige betaling;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering gevorderde materiële schade; bepaalt dat dit deel van de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op vandaag begroot op € 0 en in de nog te maken kosten voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte voor feit 1
de maatregel tot schadevergoedingop, wat inhoudt dat de verdachte de verplichting heeft om ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan de staat
€ 500,- (vijfhonderd euro)te betalen, en de wettelijke rente vanaf 10 juni 2025 tot aan de dag van de gehele betaling. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
10 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door:
J.H. Janssen, voorzitter,
en C.G. van de Grampel en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van E.M. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 3 oktober 2025.
Dolman is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.De exacte vindplaatsen van de bewijsmiddelen zijn genoemd in de bijbehorende voetnoot.
2.Proces-verbaal van de raadkamer van 3 juli 2025.
3.Nummer: [nummer proces-verbaal]