ECLI:NL:RBROT:2025:15022

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 december 2025
Publicatiedatum
23 december 2025
Zaaknummer
10/164629-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne in woning als opslagplaats voor verdovende middelen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 5 december 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 7.382 gram cocaïne. De verdachte had zijn woning vermoedelijk als opslagplaats voor verdovende middelen gebruikt, waarbij hij mogelijk misbruik heeft gemaakt van zijn kwetsbare positie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er cocaïne in zijn woning lag, wat leidde tot een bewezenverklaring van de tenlastelegging. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking en alcoholproblematiek, en legde een gevangenisstraf op van 322 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Tevens werden de in beslag genomen verdovende middelen onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Rechtbank RotterdamZittingsplaats Rotterdam
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer: 10/164629-24
Datum uitspraak: 5 december 2025
Datum zitting: 5 december 2025
Tegenspraak
Verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1962 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
ingeschreven op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Advocaat van de verdachte: mr. R.B.M. Poppelaars
Officier van justitie: mr. L. Visser

1.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij - samengevat – zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van 7.382 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
De volledige tenlastelegging houdt in dat:
1.
hij op of omstreeks 15 mei 2024 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 7.382 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Bewijs

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het feit bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het feit, omdat de verdachte de cocaïne niet opzettelijk aanwezig heeft gehad. Hij had geen wetenschap van de aanwezigheid van enig pakket waarin zich cocaïne heeft bevonden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat:
1.
hij op 15 mei 2024 te Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad 7.382 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen. Dit verkorte vonnis bevat geen bewijsmiddelen. Als hoger beroep wordt ingesteld, zal het vonnis worden aangevuld met een bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.
Opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de verdovende middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad. Naar aanleiding van een melding dat de verdachte zijn woning zou laten gebruiken voor het branden, versnijden en het verpakken van cocaïne, vond er een doorzoeking plaats in de woning van de verdachte. De agenten vonden in een slaapkamer van de woning van de verdachte 7 blokken met een witte substantie en later bleek dat het om - vermengde - cocaïne ging. Op het moment dat de verdachte werd aangehouden, verklaarde hij over de blokken dat “
dat géén cocaïne is”, terwijl hem nog niet was gevraagd naar wat voor blokken het waren. De neef van de verdachte, die in de periode dat de blokken werden aangetroffen regelmatig in die woning sliep, mocht van de verdachte niet in de slaapkamer komen waar deze blokken zijn aangetroffen. Bovendien is op 1 van de 7 blokken het DNA van de verdachte aangetroffen.
Onder deze omstandigheden heeft de verdachte op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er cocaïne in zijn slaapkamer lag. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.

3.Kwalificatie en strafbaarheid

Kwalificatie
Het bewezen feit levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder c van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van het feit en van de verdachte
Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

4.Straf en maatregel

Vooraf
Voor de bewezen verklaarde feiten wordt aan de verdachte een straf opgelegd. In deze strafmotivering zullen kort de feiten en (persoonlijke) omstandigheden worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 502 dagen waarvan 360 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en een proeftijd van twee jaar geëist.
Oordeel van de rechtbank
4.1
Ernst en omstandigheden van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ruim 7 kilogram van een materiaal dat cocaïne bevat, zijnde cocaïne. Het gebruik en de verkoop van harddrugs brengt schade toe aan de volksgezondheid. Harddrugs leveren immers, eenmaal in de handen van gebruikers, grote gevaren op voor de gezondheid van die gebruikers.
4.2
Persoon en persoonlijke omstandigheden
4.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij nooit eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
4.2.2.
Rapport van de reclassering
Uit het rapport van het Leger des Heils van 8 oktober 2024 blijkt dat sprake is van een verstandelijke beperking bij de verdachte en dat hij kampt met een ernstige stoornis in alcoholgebruik. Antes ondersteunt hem met dagelijkse vaardigheden, zijn woonsituatie, zijn alcoholgebruik en zijn dagbesteding. Ook hebben zij contact met zijn bewindvoerder. De begeleider van de verdachte, die tijdens de terechtzitting aanwezig was, bevestigt dat deze stand van zaken tot op heden grotendeels hetzelfde is en dat de verdachte in aanmerking komt voor begeleid wonen. Volgens het Leger des Heils lijken bijzondere voorwaarden niet uitvoerbaar en zullen die ook geen invloed hebben op het recidiverisico, omdat de verdachte niet leerbaar is.
De rechtbank ziet het als positief dat de verdachte op dit moment voldoende ingebed is in zorg. De verdachte komt binnenkort in aanmerking voor begeleid wonen en de rechtbank verwacht dat daarmee de kans klein is dat de verdachte nogmaals zijn woonruimte ter beschikking stelt voor opslag van verdovende middelen.
4.2.3
Overige persoonlijke omstandigheden
Bij de strafmaat heeft de rechtbank in strafverlagende zin rekening gehouden met de context waarbinnen het bewezenverklaarde is begaan. De woning van de verdachte fungeerde hoogstwaarschijnlijk als opslagplaats voor verdovende middelen en werd beheerd door mensen van buitenaf die een sleutel hadden van de woning van de verdachte. De verdachte was de hoofdbewoner van de woning en wordt niet gezien als organisator van het strafbare feit noch als eigenaar van de verdovende middelen. Hij bevond zich bovendien in een zeer kwetsbare positie. Van die kwetsbare positie van de verdachte is mogelijk misbruik gemaakt. Het feit dat er geen geld of waardevolle bezittingen bij de verdachte zijn aangetroffen en het feit dat hij kampt met ernstige alcoholproblematiek, ondersteunen deze algemene ervaringsregel. De rechtbank houdt er in strafverlagende zin ook rekening mee dat het niet ging om 7.382 gram pure cocaïne. Volgens het rapport van het NFI bevatte de aangetroffen zes blokken in de tas ieder een hoeveelheid van 5% cocaïne.
Oplegging straf en maatregel
Gelet op de ernst van het strafbare feit is een gevangenisstraf noodzakelijk. Bij het bepalen van die strafsoort en de duur daarvan houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Hierbij is ook rekening gehouden met de LOVS oriëntatiepunten. Daarom wordt een gevangenisstraf van 322 dagen opgelegd, met aftrek van voorarrest. Van deze gevangenisstraf worden 180 dagen voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van 2 jaar. Het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf is gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Dat betekent dat de verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. De voorwaardelijke straf heeft als doel te voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw een strafbaar feit pleegt en geeft uitdrukking aan de ernst van het feit. Daarnaast worden alle goederen die in deze zaak in beslag zijn genomen door het openbaar ministerie, onttrokken aan het verkeer.

5.Voorlopige hechtenis

De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 4 oktober 2024 geschorst.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.

6.Wettelijke voorschriften

De oplegging van deze straf en maatregel zijn gebaseerd op de artikelen 14a, 14b en 14c, 36c en 36d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

7.Beslissingen

De rechtbank:
Bewezenverklaring
verklaart bewezen dat de verdachte het feit 1, zoals in hoofdstuk 2 is omschreven, heeft gepleegd;
Kwalificatie en strafbaarheid
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het in hoofdstuk 3 vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
Straf en maatregel
Gevangenisstraf
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf van 322 (driehonderdtweeëntwintig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de gevangenisstraf, voor zover deze tijd niet al op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat
180 dagen (honderdtachtig) van deze gevangenisstrafniet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders beslist;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar, waarbij tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke gedeelte van de straf kan worden beslist als de verdachte de onderstaande voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat:
- de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt;
In beslag genomen voorwerpen
- verklaart de volgende voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, onttrokken aan het verkeer:
  • Blok met verdovende middelen met nummer [beslagnummer 1]
  • Tas met 6 blokken verdovende middelen met nummer [beslagnummer 2]
Voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;

8.Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Klomp, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en E. van Vliet, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Yenice, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 5 december 2025.
Mr. E. van Vliet is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.