ECLI:NL:RBROT:2025:15036

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2025
Publicatiedatum
24 december 2025
Zaaknummer
10-132604-25 en 10-012829-23 (TUL)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en wapenbezit in Spijkenisse

Op 24 december 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee pogingen tot doodslag, het voorhanden hebben van een vuurwapen en het vernielen van een ruit. De feiten vonden plaats op 23 april 2025 in Spijkenisse, waar de verdachte meermaals met een vuurwapen schoot in de richting van twee slachtoffers, die beiden gewond raakten. De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer van de verdachte, die stelde dat hij handelde uit zelfverdediging. De rechtbank oordeelt dat de verdachte opzettelijk heeft geschoten en dat er geen sprake was van een onmiddellijke dreiging die een noodweersituatie rechtvaardigde. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, waarbij ook een voorwaardelijk strafdeel van drie maanden ten uitvoer wordt gelegd. De rechtbank benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank RotterdamZittingsplaats Rotterdam
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 10-132604-25
Parketnummer vordering tenuitvoerlegging (TUL): 10-012829-23
Datum uitspraak: 24 december 2025
Datum zitting: 12 december 2025
Tegenspraak
Verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam P.I.] , locatie [detentielocatie] .
Advocaat van de verdachte: mr. M.P. Hilhorst.
Officier van justitie: mr. N. Daalder.
Kern van het vonnis
De verdachte wordt schuldig bevonden aan:
- tweemaal een poging tot doodslag doordat hij (midden in een woonwijk) meermaals heeft geschoten in de richting van de slachtoffers;
- het voorhanden hebben van een vuurwapen;
- het vernielen van een ruit door de inslag van één van de afgevuurde kogels.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar en de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk strafdeel van drie maanden wordt toegewezen.

1.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat:
1
hij op of omstreeks 23 april 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen met een vuurwapen een of meer kogels op/in de richting van die [slachtoffer 1] heeft afgevuurd (waarbij die [slachtoffer 1] in de rug en/of arm is geraakt),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 23 april 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen met een vuurwapen een of meer kogels op/in de richting van die [slachtoffer 2] heeft afgevuurd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 23 april 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II en/of Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de vorm van een pistool van het merk Glock, kaliber 9mm Parabellum, van de 5e generatie (Gen5) voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 23 april 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
opzettelijk en wederrechtelijk een raam, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 3] , toebehoorde heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5
hij op of omstreeks 23 april 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
opzettelijk en wederrechtelijk een raam, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 4] , toebehoorde heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

2.Bewijs

2.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte van feit 5 moet worden vrijgesproken. Verder vordert hij dat de verdachte wordt veroordeeld voor de feiten 1, 2, 3 en 4.
2.2.
Bewijswaardering feiten 1 en 2
2.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte bekent dat hij geschoten heeft, maar de verdediging betwist dat het lossen van de schoten een poging tot doodslag oplevert.
2.2.2.
Oordeel rechtbank
De verdachte heeft meermaals gericht geschoten op een langsrijdende auto, waarin in ieder geval het slachtoffer [slachtoffer 2] als bestuurder zat. Dit heeft onder meer geleid tot schotbeschadigingen in de hoofdsteun van de bestuurdersstoel en de rugleuning van de bijrijdersstoel. Het op deze manier schieten op (de bestuurder van) een auto is zozeer gericht op de dood van die bestuurder, dat de verdachte opzet moet hebben gehad op het doden van dit slachtoffer. Van aanwijzingen voor het tegendeel is niet gebleken. Gelukkig is [slachtoffer 2] niet geraakt en bleef het daarom bij een poging tot doodslag.
Het is onduidelijk gebleven of het slachtoffer [slachtoffer 1] op het moment dat hij werd beschoten als bijrijder in de auto zat of op straat liep. Maar hoe dan ook staat vast dat de verdachte van korte afstand op hem geschoten heeft en dat [slachtoffer 1] daardoor twee keer in de rug en één keer in de arm is geraakt. Mede gezien de plaats van de verwondingen levert dat zonder meer een poging tot doodslag op.
2.2.3.
Conclusie
Bewezen is dus dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
2.3.
Bewezenverklaring van feiten 3 en 4 zonder nadere motivering
Het onder 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen en het onder 4 ten laste gelegde vernielen van de ruit van [slachtoffer 3] is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
2.4.
Vrijspraak van feit 5 zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 5 ten laste gelegde vernielen van de ruit van [slachtoffer 4] , niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
2.5.
Bewezenverklaring en bewijsmiddelen feiten 1, 2, 3 en 4
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte de feiten heeft begaan op de wijze dat:
1
hij op 23 april 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een vuurwapen een kogel in de richting van die [slachtoffer 1] heeft afgevuurd (waarbij die [slachtoffer 1] in de rug en arm is geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 23 april 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een vuurwapen een kogel in de richting van die [slachtoffer 2] heeft afgevuurd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 23 april 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de vorm van een pistool van het merk Glock, kaliber 9mm Parabellum, van de 5e generatie (Gen5) voorhanden heeft gehad;
4
hij op 23 april 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, opzettelijk en wederrechtelijk een raam dat aan een ander, te weten aan [slachtoffer 3] , toebehoorde heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsmotivering en bewijsmiddelen feiten 1 en 2
De bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 is gebaseerd op de hieronder opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen [1] en de onderstaande bewijsmotivering.
1.
Verklaring van de verdachte [2]
Op 23 april 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, heb ik [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ontmoet. Ik had een pistool bij mij, een Glock. Ik heb met dat pistool geschoten in de buurt van [slachtoffer 1] . Ik heb op de auto geschoten waar [slachtoffer 2] in zat.
2.
Verklaring van de getuige [slachtoffer 2] [3]
Op 23 april 2025 in Spijkenisse zag ik dat de man
(de rechtbank begrijpt: de verdachte)een pistool vast had. Ik stapte als bestuurder in de auto van [voornaam slachtoffer 1]
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ). Ik hoorde meerdere schoten.
3.
Verklaring van de getuige [naam getuige] [4] Op woensdag 23 april 2025 zag ik een worsteling tussen twee mannen. De man onderop
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] )rende daarna richting [adres 2] in Spijkenisse. Vervolgens zag en hoorde ik dat er een kleine grijze auto achter de man aan reed. Daarna hoorde ik 5 schoten. Vervolgens zag ik dat de andere man
(de rechtbank begrijpt: de verdachte)achter de auto aan rende.
4.
Proces-verbaal van bevindingen van de politie [5] Op 23 april 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, zagen wij aan de achterzijde van [adres 3] negen hulzen op straat liggen.
5.
Proces-verbaal van bevindingen de politie [6] Ik zag dat in de spoedpost te Spijkenisse een man werd behandeld aan een schotwond. In zijn kledingstukken zaten meerdere kogelgaten en de kledingstukken waren met bloed doorlopen, voornamelijk op de rug. Ik zag dat de auto waarvan de neergeschoten man de sleutel bij zich had, diverse schades van kogelinslagen had. Ik zag dat
er in de rechterachterband; de linker achterruit; boven de kentekenplaat achterzijde; in de hoofdsteun van de linkerachterbank; in de leuning van de rechterachterbank; linkerzijde spatbord kogel inslagen waren. Ik zag op de bijrijdersstoel een loodstuk liggen welke ik herkende als kogel.
Bij dit proces-verbaal zijn twee foto’s gevoegd (blz. 23.A en 23.B) waarop twee schotverwondingen te zien zijn in de rug van het slachtoffer en één schotverwonding in de linker bovenarm van het slachtoffer.
Bewijsmotivering en opsomming bewijsmiddelen feiten 3 en 4
De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen. De verdachte heeft de feiten 3 en 4 bekend en er is geen vrijspraak bepleit. Daarom worden voor deze feiten de bewijsmiddelen hieronder wel genoemd maar niet uitgeschreven.
6.
Proces-verbaal van de politie, verklaring van de verdachte [7]
7.
De aangifte van [slachtoffer 3] [8]
8.
De verklaring van de deskundige van het NFI van 6 juni 2025 [9]

3.Kwalificatie en strafbaarheid

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
poging tot doodslag
Feit 2:
poging tot doodslag
Feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort vernielen.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of er feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten of de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
3.1.
Standpunt verdediging
Ter terechtzitting heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte bij het begaan van feiten 1 en 2 heeft gehandeld uit noodweer. Hij zag zich geconfronteerd met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door de slachtoffers, zodat zijn reactie – het beschieten van die slachtoffers – noodzakelijk en geboden was. De slachtoffers reden met de auto achteruit in de richting van de verdachte. Verdachte wilde voorkomen aangereden te worden door te schieten. De verdachte was op het moment van de feiten niet goed ter been, zodat vluchten lastiger was.
3.2.
Oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed. Van een ogenblikkelijke aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo’n aanranding. De gedraging moet voorts geboden zijn door de noodzakelijke verdediging en de gedraging moet in redelijke verhouding staan tot de ernst van de (dreigende) aanranding.
De lezing van de verdachte dat sprake was van een noodweersituatie, omdat de auto achteruit op hem af kwam rijden, vindt geen steun in de bewijsmiddelen in het dossier.
Aan de zij- en achterkant van de auto zaten kogelinslagen. Daaruit leidt de rechtbank af dat de verdachte heeft geschoten toen de auto hem passeerde, dus toen de auto naast en voor hem was. De verdachte bevestigde dit op de zitting.
Dit zou betekenen dat de verdachte heeft geschoten nog voordat de auto volgens hem achteruit zou hebben gereden en gevaar voor hem dreigde. Als van zijn verklaring op dit punt moet worden uitgegaan, dan was er op het moment dat de verdachte schoot dus nog geen sprake van een (dreigende) noodweersituatie.
Overigens is de verdachte de enige die verklaart over het achteruitrijden van de auto en kan dit niet worden vastgesteld aan de hand van het dossier. Getuigen verklaren niet over achteruitrijden. Getuigen [naam getuige] verklaarde zelfs dat de verdachte nog achter de auto aan heeft gerend. Voor zover er al sprake was van een noodweersituatie door achteruitrijden, had de verdachte op dat moment volgens zijn verklaring al geschoten.
Een noodweersituatie ten tijde van feiten 1 en 2 is niet aannemelijk geworden. Dit verweer slaagt niet. De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

4.Straf

4.1.
Eis van de officier van justitie
De verdachte moet voor feiten 1, 2, 3 en 4 worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van
8 jaren, met aftrek van voorarrest.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Bij de oplegging van de straf moet rekening worden gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten plaatsvonden.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Ernst en omstandigheden van de feiten en persoonlijke omstandigheden
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft in een woonwijk negen schoten gelost met een (semi-)automatisch pistool. Daardoor heeft één slachtoffer twee schotwonden in zijn rug opgelopen en één in zijn arm. Het andere slachtoffer zat als bestuurder in de auto die door de verdachte onder vuur werd genomen. Voor deze slachtoffers had het veel slechter kunnen aflopen. Eén kogel heeft het raam van een woning doorboord; de aanwezige bewoners kwamen gelukkig met de schrik vrij.
De aanleiding voor dit grove geweld is onduidelijk gebleven. De slachtoffers en de verdachte hebben daarover uiteenlopende verklaringen afgelegd, die geen van alle volledig geloofwaardig zijn. Dat de verdachte naast het pistool ook een bivakmuts en een extra (trommel)magazijn voor het pistool – met een capaciteit van 50 patronen – bij zich had, duidt er op dat hij niet terugdeinst voor vuurwapengeweld en mogelijk op voorhand al kwade bedoelingen had. Dat ook de wederpartij mogelijk geweld heeft gebruikt, vormt geen enkele rechtvaardiging voor het buitensporige handelen van de verdachte. Een ‘wild west-tafereel’ als dit is ook voor de omgeving zeer schokkend en volstrekt ontoelaatbaar.
De verdachte is in een vrij recent verleden meerdere malen veroordeeld wegens overtreding van onder meer de Opiumwet en de Wet wapens en munitie, zo blijkt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 november 2025. Hij liep ten tijde van deze schietpartij in een proeftijd. Ook dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om gewapend de straat op te gaan en zijn wapen te gebruiken.
Bij deze feiten past een forse gevangenisstraf, ook omdat de samenleving moet worden beschermd tegen iemand die dergelijk bruut vuurwapengeweld niet schuwt.
4.3.2.
Oplegging straf
Straf
Gelet op de ernst van de strafbare feiten en het strafblad van de verdachte is een gevangenisstraf noodzakelijk. Het opleggen van een ander soort straf is niet passend. Bij het bepalen van die strafsoort en de duur daarvan houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Daarom wordt een gevangenisstraf van 8 (acht) jaren opgelegd.
Nu de verdachte slechts zeer summier heeft willen verklaren over de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, zal de rechtbank met die omstandigheden geen rekening kunnen houden in het voordeel van de verdachte, zoals de verdediging heeft bepleit.
De gevangenisstraf zal worden tenuitvoergelegd binnen de penitentiaire inrichting, totdat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend.

5.Vordering tot tenuitvoerlegging

5.1.
Vordering
De officier van justitie heeft een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van de aan de verdachte bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank op 10 mei 2023, in de zaak met parketnummer 10-012829-23, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van
3 maanden.
5.2.
Oordeel van de rechtbank
De nu bewezen feiten zijn tijdens de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de feiten heeft de verdachte zich niet gehouden aan de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen. Daarom wordt de vordering toegewezen en beslist de rechtbank tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de straf.

6.Wettelijke voorschriften

De oplegging van de straf is gebaseerd op de artikelen 45, 57, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

7.Beslissingen

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit heeft gepleegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft gepleegd;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de in hoofdstuk 3 vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf van 8 (acht) jaar;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de gevangenisstraf, voor zover deze tijd niet al op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf (parketnummer 10-012829-23)
beveelt de
tenuitvoerleggingvan de aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 (drie) maanden, zoals opgelegd in het vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 10 mei 2023.

8.Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mr. M.M. Dolman en mr. E.K.A. van den Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. van Driel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 24 december 2025.
Mr. M.M. Dolman en mr. E.K.A. van den Bos zijn niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.De exacte vindplaatsen van de bewijsmiddelen zijn genoemd in de bijbehorende voetnoot. Als wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het zaaksdossier onderzoek Warren met proces-verbaalnummer [nummer proces-verbaal] .
2.Pagina 191 e.v.
3.Pagina 54 e.v.
4.Pagina 59 e.v.
5.Pagina 6 e.v.
6.Pagina 29 e.v.
7.Pagina 191 e.v.
8.Pagina 95 e.v.
9.Pagina 153 e.v.