ECLI:NL:RBROT:2025:15097

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2025
Publicatiedatum
29 december 2025
Zaaknummer
FT RK 25/2165 en FT RK 25/2166
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratorium op verzoek van een huurder in een faillissementsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker, een huurder, heeft op 1 december 2025 een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening, omdat er een dreigende ontruiming van zijn woning op handen was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 10 december 2025 de huurtermijn voor december heeft voldaan, maar dat er in de periode daarvoor geen huurbetalingen zijn gedaan. Verweerster, de verhuurder, heeft twijfels geuit over de betalingscapaciteit van verzoeker, gezien de eerdere betalingsachterstanden en het feit dat verzoeker geen hulp van het Wijkteam wenst te ontvangen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende waarborgen zijn dat de huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan, mede door de inzet van schuldhulpverlening. De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoeker toegewezen en een moratorium van zes maanden opgelegd, waarbij de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis tot ontruiming is opgeschort. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond. De rechtbank heeft voorwaarden gesteld aan de toegewezen voorziening, waaronder de tijdige betaling van huurtermijnen en een verslag van de schuldhulpverlening.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer 1] – [nummer 2]
uitspraakdatum: 17 december 2025
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 1 december 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 1 december 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 10 december 2025.
Ter zitting van 10 december 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer [persoon A] , werkzaam bij JAW Advocaten (hierna: advocaat);
  • mevrouw [persoon B] , werkzaam bij Stichting Woonstad Rotterdam, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster).
GGN Mastering Credit B.V. heeft de rechtbank op 11 december 2025 namens verweerster een aanvullend e-mailbericht gestuurd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 17 juli 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker ontvangt inkomen uit onderneming van circa € 3.600,- per maand. Daarnaast heeft verzoeker een inwonende partner met een inkomen van circa € 2.200,- per maand. De kale huur bedraagt € 655,32. Verzoeker heeft – weliswaar te laat – op 10 december 2025 de huurtermijn van december 2025 voldaan. Verzoeker is zich ervan bewust dat toekomstige huurtermijnen tijdig dienen te worden voldaan. Verzoeker zal zijn inkomen laten overmaken op een betalingsregeling van schuldhulpverlening, waardoor voldoende is gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan.

3.Het verweer

Verweerster heeft twijfels bij de vraag of verzoeker de lopende huurtermijnen zal kunnen voldoen. De laatste huurbetaling dateert van 28 oktober 2024; waardoor er een lange periode geen huurtermijnen zijn betaald. Een eerdere ontruiming is geannuleerd vanwege een betalingsregeling met verzoeker. Deze betalingsregeling is verzoeker niet nagekomen. Verzoeker wenst ook geen hulp vanuit het Wijkteam te ontvangen. Ter zitting heeft verweerster verklaard dat zij eerst wil verifieren of de betaling van 10 december 2025 daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. GGN heeft namens verweerster op 11 december 2025 aan de rechtbank te kennen gegeven dat de huurtermijn van december 2025 is betaald.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 17 juli 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 23 oktober 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 2 december 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 17 juli 2025 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende huurtermijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker heeft – weliswaar te laat – op 10 december 2025 de huurtermijn van december 2025 voldaan. Verzoeker is zich ervan bewust dat toekomstige huurtermijnen tijdig dienen te worden voldaan. Verzoeker zal zijn inkomen laten overmaken op een betalingsregeling van schuldhulpverlening, waardoor voldoende is gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 17 juli 2025 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres] , [postcode] te Rotterdam, voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
1 december 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende huurtermijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 17 december 2025.