In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker, een huurder, heeft op 1 december 2025 een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening, omdat er een dreigende ontruiming van zijn woning op handen was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 10 december 2025 de huurtermijn voor december heeft voldaan, maar dat er in de periode daarvoor geen huurbetalingen zijn gedaan. Verweerster, de verhuurder, heeft twijfels geuit over de betalingscapaciteit van verzoeker, gezien de eerdere betalingsachterstanden en het feit dat verzoeker geen hulp van het Wijkteam wenst te ontvangen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende waarborgen zijn dat de huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan, mede door de inzet van schuldhulpverlening. De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoeker toegewezen en een moratorium van zes maanden opgelegd, waarbij de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis tot ontruiming is opgeschort. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond. De rechtbank heeft voorwaarden gesteld aan de toegewezen voorziening, waaronder de tijdige betaling van huurtermijnen en een verslag van de schuldhulpverlening.