ECLI:NL:RBROT:2025:1637

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
10-119205-24 vorderingen TUL VV: 22-001488-22 en 10-080875-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bankhelpdeskfraude met slachtoffers onder ouderen en computervredebreuk

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 2003, heeft de rechtbank Rotterdam op 22 januari 2025 uitspraak gedaan over bankhelpdeskfraude waarbij voornamelijk hoogbejaarde dames het doelwit waren. De verdachte, die op het moment van de feiten 20/21 jaar oud was, heeft samen met anderen slachtoffers benaderd via leadlijsten en belscripts. Hij heeft hen telefonisch overtuigd om hun bankpassen en pincodes af te geven, onder het voorwendsel dat er verdachte transacties op hun rekeningen waren. De verdachte heeft niet alleen de gegevens van de slachtoffers verzameld, maar ook daadwerkelijk geld van hun rekeningen opgenomen en waardevolle spullen, zoals sieraden en schilderijen, gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder oplichting en computervredebreuk. De eis van de officier van justitie was vier jaar gevangenisstraf, maar de rechtbank heeft een gevangenisstraf van twee jaar opgelegd, rekening houdend met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn spijtbetuiging. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, variërend van €570 tot €30.000, voor de geleden schade door de fraude. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen gelast, die nu omgezet zijn in gevangenisstraf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10-119205-24
Parketnummers vorderingen TUL VV: 22-001488-22 en 10-080875-21
Datum uitspraak: 22 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres] ,
raadsman mr. C.Y. Kekik, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. M.A.A. Smetsers en mr. N. Linnenbank hebben gevorderd:
in de zaak met parketnummer 10-119205-24:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest;
in de zaken met parketnummers 22-001488-22 en 10-080875-21:
- tenuitvoerlegging van de aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van respectievelijk 2 maanden en 6 maanden.

4.Partiele nietigheid dagvaarding

Overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie, zal de dagvaarding nietig worden verklaard, voor zover het betreft het onder 2 ten laste gelegde onderdeel “en/of andere personen”.

5.Bewijsmotivering en bewezenverklaring

In bijlage II is een opgave gedaan van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 4 december 2022 tot en met 16 april 2024 te Papendrecht, gegevens, te weten
- belscripts voor bankhelpdeskfraude en teksten voor phishing fraude .
- leadslijsten met (persoons)gegevens en
telefoonnummers en phishing teksten ( [tekst 1] ), ( [tekst 2] en [tekst 3] en [tekst 4] ), ( [tekst 5] en [tekst 6] en [tekst 7] en [tekst 8] )
- phishing panels ( [panel 1] en [panel 2] en [panel 3] )
- remote access trojans ( [trojan 1] en ' [trojan 2] ’ en [trojan 3] en [trojan 4] )
heeft vervaardigd, heeft ontvangen, , heeft verspreid en voorhanden heeft gehad,
waarvan hij, verdachte, wist dat die bestemd waren tot het plegen van
het misdrijfoplichting, omschreven inartikel326 van het
Wetboek van Strafrecht, terwijl dit feit betrekking had op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument;
2.
hij op of omstreeks 4 oktober 2023 tot en met 16 april 2024 te Bussum en Spijkenisse en Krimpen aan den IJssel en Lekkerkerk en Papendrecht, meermalen tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een of meerdere pincodes en/of een of meerdere betaalpassen en/of een of meerdere sieraden en/of en/of contant geld en/of waardevolle goederen, door telkens in strijd met de waarheid/valselijk
-(telefonisch) contact op te (laten) nemen met voornoemde personen en/of andere personen door een (zogenaamde) medewerker van een bank en (vervolgens);
- voornoemde personen voor te houden dat geld was afgeschreven en/of gepoogd werd af te schrijven van zijn/haar/hun bankrekening(en) en (vervolgens);
- voornoemde personen voor te houden dat zij uit veiligheidsoverwegingen hun pincode(s) en/of bankpassen en/of sieraden en/of contant geld en/of waardevolle goederen af moesten geven aan een (zogenaamde) bankmedewerker en (vervolgens);
- een code af te spreken waarmee de (zogenaamde) bankmedewerker zich aan de deur zou legitimeren en/of (vervolgens);
- de bankpas(sen) en/of sieraden en/of contant geld en/of waardevolle goederen op te (laten) halen door de (zogenaamde) bankmedewerker en (vervolgens);
- voorgenoemde
[slachtoffer 4] en [slachtoffer 6]voor te houden dat de (zogenaamde) bankmedemerker de laptop of telefoon van voorgenoemde
[slachtoffer 4] en [slachtoffer 6]nodig had om (zogenaamde) verdere afschrijvingen te voorkomen envervolgens- door de verschafte toegang tot die laptop of telefoon de opnamelimiet van de bankrekeningen van voorgenoemde
[slachtoffer 4] en [slachtoffer 6]te verhogen ;
3.
hij op 20 februari 2024 te Papendrecht en Breda, opzettelijk en wederechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten de smartphone (iPhone) van [slachtoffer 7] is binnengedrongen door een technische ingreep, en/of met behulp van valse signalen of een valse sleutel, en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten, door telefonisch contact op te nemen met [slachtoffer 7] , daarbij gebruikmakend van een valse hoedanigheid als medewerker (van de noodlijn) van ING Bank, en daarbij [slachtoffer 7] te bewegen hem op afstand toegang te verlenen tot haar smartphone en hij vervolgens de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf heeft overgenomen, afgetapt en/of opgenomen en hij door tussenkomst van het geautomatiseerde werk waarin hij was
binnengedrongen vervolgens de toegang heeft verworven tot het geautomatiseerde werk van derden, te weten de servers van ING Bank en Triodos Bank;
4.
hij op 16 april 2024 te Papendrecht, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Retay, model PT-23, kaliber 9mm PAK, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
gegevens vervaardigen, ontvangen, verspreiden en voorhanden hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van oplichting, omschreven in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, terwijl dit feit betrekking heeft op de verkrijging van een niet-contact betaalinstrument;
2.medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
3.
computervredebreuk;
4.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III van die wet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemeen
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten
De verdachte heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten die betrekking hebben op bankhelpdeskfraude. Zo heeft hij de verdachte onder meer zogeheten ‘leadlijsten’ en ‘belscripts’ ontvangen, gemaakt en verspreid om nieuwe slachtoffers te benaderen. Samen met anderen heeft de verdachte vervolgens daadwerkelijk willekeurige slachtoffers gebeld en zich voorgedaan als bankmedewerkers met de mededeling dat een verdachte transactie op de bankrekening had plaatsgevonden of zou plaatsvinden. Vervolgens werden de bankpassen bij de slachtoffers thuis opgehaald en werd hen gevraagd om de pincodes door te geven, waarna geldbedragen van hun bankrekeningen werden opgenomen. Ook werden de slachtoffers bewogen om waardevolle goederen met vaak een emotionele waarde af te geven. Bij één van de slachtoffers heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan computervredebreuk door op afstand binnen te dringen in de telefoon van het slachtoffer om op die manier met haar geld goederen voor zichzelf te kunnen betalen. Met zijn handelen heeft de verdachte een aanzienlijke bijdrage geleverd aan het op geraffineerde wijze ontfutselen van waardevolle goederen en geldbedragen van slachtoffers. Dit soort feiten zorgen niet alleen voor financiële schade, maar ook voor gevoelens van onmacht en onveiligheid. Extra kwalijk is dat de slachtoffers steeds oudere personen betroffen die kwetsbaar en afhankelijk zijn. Ook kwalijk is dat de verdachte of zijn mededader onder valse voorwendselen telkens een langere tijd in de woning van de slachtoffers aanwezig is geweest, terwijl dat bij uitstek de plek is waar mensen zich veilig en op hun gemak moeten kunnen voelen. Het handelen van de verdachte heeft veel impact gehad op de levens van de slachtoffers. De verdachte heeft kennelijk alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Hij heeft zich niet bekommerd om de slachtoffers.
Daarnaast heeft de verdachte een gaspistool voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden verdachte
8.3.1.
Strafblad
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 6 januari 2025 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Toen hij de bewezen feiten pleegde, liep hij nog in de twee proeftijden.
8.3.2.
Rapportages
Volgens het rapport van Reclassering Nederland van 12 augustus 2024 handelt de verdachte zoals hij doet vooral door een gebrek aan financiën, aan een zinvolle, structurele dagbesteding, en mogelijk door de manier waarop hij psychosociaal functioneert. De verdachte kiest bewust voor criminele activiteiten om aan geld te komen. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor een gebrekkige gewetensontwikkeling. Er zijn geen mogelijkheden om met interventies of toezicht het gedrag te veranderen. Er zijn geen factoren die hem ervan weerhouden om strafbare feiten te plegen, aldus de reclassering.
Het Afloopbericht Gedragsinterventies van 2 december 2024, ook van Reclassering Nederland, is positief. De verdachte heeft inmiddels de Cova-training succesvol afgerond en hij zich heeft ontwikkeld op het gebied van zelfreflectie, het nemen van verantwoordelijkheid en impulscontrole. Hij beschikt over de vaardigheden om zijn gedachten en gedrag in uitdagende situaties te beïnvloeden en te sturen en neemt bewuste en verantwoorde beslissingen. De vooruitgang die hij heeft geboekt, biedt een solide basis voor verdere persoonlijke groei, aldus de reclassering.
Op de zitting heeft de verdachte spijt getoond van wat hij heeft gedaan.
8.4.
Straf
Gezien de aard, ernst en herhaling van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf is gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In het voordeel van de verdachte wordt zijn jeugdige leeftijd meegewogen en de omstandigheid dat de verdachte de feiten heeft bekend en spijt lijkt te hebben. Ook wordt in aanmerking genomen dat de verdachte er voor heeft gezorgd dat het schilderij dat bij een van de slachtoffers was weggenomen inmiddels weer is teruggegeven.
Alles afwegend worden een gevangenisstraf van twee jaar en de hieronder te bespreken verbeurdverklaringen, passend en geboden gevonden. De door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van vier jaar komt te hoog voor. Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen verbeurd te verklaren, met uitzondering van de geldbedragen die teruggeven dienen te worden aan de verdachte.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte heeft verklaard dat de vier telefoons die in zijn slaapkamer zijn aangetroffen op de bankleuning, niet van hem zijn maar van zijn mededaders.
9.3.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van de beslaglijst van 7 januari 2025. Zoals de officier van justitie heeft gevorderd, zullen de in beslag genomen goederen genoemd op de beslaglijst onder de nummers 3, 4, 5, 9, 12, 13, 14, 15 en 16 verbeurd worden verklaard.
De verdachte kan deze aan hem toebehorende voorwerpen geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden en de bewezen feiten zijn met behulp van deze voorwerpen begaan en voorbereid.
Ten aanzien van de telefoons die op de leuning van de bank lagen in de slaapkamer van de verdachte wordt daarbij nog opgemerkt dat weliswaar niet is kunnen worden vastgesteld aan wie die telefoons toebehoren. De enkele verklaring van de verdachte dat deze telefoons van zijn mededader zijn, is daarvoor onvoldoende. Echter, als de verdachte dat wel aannemelijk zou hebben gemaakt, dan geldt dat de verdachte in ieder geval redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat de telefoons werden gebruikt voor strafbare feiten.
Er is dus ook wat betreft deze telefoons voldaan aan de vereisten die de wet in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht stelt voor verbeurdverklaring.

10.Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

10.1.
Vorderingen
Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
  • [benadeelde partij 1] (ter zake van het onder 2 ten laste gelegde). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 570,- voor geleden materiële schade;
  • [benadeelde partij 2] (ter zake van het onder 2 ten laste gelegde). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.325,- voor geleden materiële schade;
  • [benadeelde partij 3] (ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 30.000,- voor geleden ateriële schade, bestaande uit de geschatte waarde van het meegenomen schilderij;
  • [benadeelde partij 4] (ter zake van het onder 2 ten laste gelegde). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 8.145,- voor geleden materiële schade en een vergoeding van € 600,- voor geleden immateriële schade;
  • [benadeelde partij 5] (ter zake van het onder 2 ten laste gelegde). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.510,- voor geleden materiële schade;
  • [benadeelde partij 6] (ter zake van het onder 3 ten laste gelegde). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.341,65 voor geleden materiële schade.
10.2.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen voor toewijzing vatbaar zijn. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.3.
Beoordeling
Vordering [benadeelde partij 1]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is voldoende onderbouwd, door de verdachte niet weersproken en op de wet gegrond. De vordering zal daarom worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. Het te vergoeden schadebedrag zal worden vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2024.
Vordering [benadeelde partij 2]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is voldoende onderbouwd, door de verdachte niet weersproken en op de wet gegrond. De vordering zal daarom toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. Het te vergoeden schadebedrag zal worden vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2024.
Vordering [benadeelde partij 3]
Gebleken is dat na de sluiting van het onderzoek op de terechtzitting het weggenomen schilderij via de advocaat van de verdachte is teruggegeven aan (de nabestaanden van) de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft daarom haar vordering ingetrokken. Daarop hoeft dus niet meer te worden beslist.
Vordering [benadeelde partij 4]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De vordering tot vergoeding van de materiële schade is voldoende onderbouwd, door de verdachte niet weersproken en op de wet gegrond. De vordering zal daarom worden toegewezen. Voor de gevorderde vergoeding voor immateriële schade geldt, mede gelet op de onderbouwing die de benadeelde partij heeft gegeven voor de gevolgen die het feit bij haar hebben gehad, dat de aard en de ernst van de normschending met zich brengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon in de zin van artikel 6:106, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen. De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 600,-. De vordering zal daarom worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. Het te vergoeden schadebedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2024.
Vordering [benadeelde partij 5]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is voldoende onderbouwd, door de verdachte niet weersproken en op de wet gegrond. De vordering zal daarom worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. Het te vergoeden schadebedrag zal worden vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 april 2024.
Vordering [benadeelde partij 6]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is voldoende onderbouwd, door de verdachte niet weersproken en op de wet gegrond. De vordering zal daarom worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. Het te vergoeden schadebedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2024.
10.4.
Kostenveroordeling en schadevergoedingsmaatregel
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt voor de toe te wijzen schadebedragen de oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
10.5.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.

11.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke straffen

11.1.
Vorderingen
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 14 juli 2021 in de zaak met parketnummer 10-080875-21 aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden, waaraan een proeftijd is verbonden van 2 jaren. De proeftijd liep van 29 juli 2021 tot 4 juni 2024.
De officier van justitie heeft tevens de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij arrest van het Gerechtshof Den Haag van 2 februari 2023 in de zaak met parketnummer 22-001488-22 aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van 2 maanden, waaraan een proeftijd is verbonden van 2 jaren. De proeftijd loopt nog.
11.2.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen toe te wijzen. De verdediging heeft verzocht de vorderingen af te wijzen, subsidiair de proeftijden te verlengen en meer subsidiair om de ten uitvoer te leggen straffen om te zetten in een taakstraf.
11.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn (deels) na het wijzen van deze onherroepelijk geworden uitspraken en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van die feiten heeft de verdachte de aan deze uitspraken verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom kan de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. Omdat inmiddels bijna vier jaar is verstreken sinds de momenten waarop de verdachte de feiten pleegde waarvoor hij de voorwaardelijke straffen kreeg (namelijk februari en maart 2021), zullen de vorderingen tot tenuitvoerlegging maar voor een deel worden toegewezen, namelijk in beide gevallen voor één maand. Op grond van artikel 6:6:29 van het Wetboek van Strafvordering zullen de straffen, in beide gevallen jeugddetentie, worden vervangen door gevangenisstraf.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 57, 60, 63, 234, 138ab en 326 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

13.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

14.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft het betreft de onder 2 ten laste gelegde passage “en/of andere personen’’;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan,
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart
verbeurdals bijkomende straf voor de feiten 1, 2 en 3: de voorwerpen vermeld op de beslaglijst onder de nummers 3, 4, 5, 9, 12, 13, 14, 15 en 16.
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 570,- (zegge: vijfhonderdzeventig euro), als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door deze benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen € 570,- (hoofdsom, zegge: vijfhonderdzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 570,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 11 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 4.325,- (zegge: vierduizend driehonderdvijfentwintig euro), als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door deze benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen € 4.325,- (hoofdsom, zegge: vierduizend driehonderdvijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 4.325,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 53 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [benadeelde partij 4], te betalen een bedrag van
€ 8.745,- (zegge: achtduizend zevenhonderdvijfenveertig euro), bestaande uit € 8.145,- als vergoeding voor materiële schade en € 600,- als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door deze benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 4] te betalen € 8.745,- (hoofdsom, zegge: achtduizend zevenhonderdvijfenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 8.745,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 73 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [benadeelde partij 5], te betalen een bedrag van
€ 2.510,- (zegge: tweeduizend vijfhonderdtien euro), als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door deze benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 5] te betalen € 2.510,- (hoofdsom, zegge: tweeduizend vijfhonderdtien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.510,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 35 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [benadeelde partij 6], te betalen een bedrag van
€ 3.341,65 (zegge: drieduizend driehonderdeenenveertig euro en vijfenzestig eurocent), als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 6] te betalen € 3.341,65 (hoofdsom, zegge: drieduizend driehonderdeenenveertig euro en vijfenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.341,65 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 43 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst de gevorderde
tenuitvoerleggingin de zaak met parketnummer
10-080875-21gedeeltelijk toe en gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf die voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis van 14 juli 2021 van de meervoudige kamer van deze rechtbank, te weten een gedeelte groot:
1 (één) maand jeugddetentie, welke straf wordt vervangen door
1 (een maand) gevangenisstraf;
wijst de gevorderde
tenuitvoerleggingin de zaak met parketnummer
22-001488-22gedeeltelijk toe en gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf die voorwaardelijk is opgelegd bij arrest van 2 februari 2023 van het Gerechtshof Den Haag, te
weten een gedeelte groot:
1 (één) maand jeugddetentie, welke straf wordt vervangen door
1 (een maand) gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mr. J.J. Klomp en mr. R.D.M. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Dijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 december 2022 tot en met 16 april 2024 te Papendrecht, althans ergens in Nederland, gegevens, te weten
- Een of meerdere belscripts voor bankhelpdeskfraude en/of teksten voor phishing fraude (p. 303, p. 401-402).
- Een of meerdere leadslijsten met (persoons)gegevens en/of
telefoonnummers en/of phishing teksten ( [tekst 1] ), [tekst 2] en/of [tekst 3] en/of [tekst 4] ), [tekst 5] en/of [tekst 6] en/of [tekst 7] en/of [tekst 8] )
- Een of meerdere phishing panels ( [panel 1] en/of [panel 2] en/of [panel 3] )
- Een of meerdere remote access trojans ( [trojan 1] en/of ' [trojan 2] ’ en/of [trojan 3] en/of [trojan 4] )
heeft vervaardigd, heeft ontvangen, zich heeft verschaft, heeft verworven, heeft verspreid anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of voorhanden heeft gehad,
waarvan hij , verdachte, wist dat die bestemd waren tot het plegen van diefstal en/of oplichting, in elk geval een der in de artikelen 226, eerste lid, onderdelen 2° tot en met 5°, 231, eerste lid, 231a, eerste lid, 231b en 232, eerste lid, omschreven misdrijven dan wel een der misdrijven omschreven in de artikelen 310, 311, 312, 317, 321 en 326 van het
Wetboek van Strafrecht terwijl dit feit betrekking had op de verkrijging
van een niet-contant betaalinstrument;
2.
hij op of omstreeks 4 oktober 2023 tot en met 16 april 2024 te Bussum en/of Spijkenisse en/of Breda en/of Krimpen aan den IJssel en/of Rotterdam en/of Lekkerkerk en/of Papendrecht, althans in Nederland
meermalen althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of andere personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten
een of meerdere pincodes en/of een of meerdere betaalpassen en/of een of meerdere sieraden en/of en/of contant geld en/of waardevolle goederen,
door (telkens) in strijd met de waarheid/valselijk
- een e-mail en/of sms te (laten) sturen naar voornoemde personen en/of andere personen die afkomstig leek van (een medewerker van) de bank, en/of (vervolgens);
-(telefonisch) contact op te (laten) nemen met voornoemde personen en/of andere personen door een (zogenaamde) medewerker van een bank en/of (vervolgens);
- voornoemde personen voor te houden dat geld was afgeschreven en/of gepoogd werd af te schrijven van zijn/haar/hun bankrekening(en) en/of (vervolgens);
- voornoemde personen voor te houden dat zij uit veiligheidsoverwegingen hun pincode(s) en/of bankpassen en/of sieraden en/of contant geld en/of waardevolle goederen af moesten geven aan een (zogenaamde) bankmedewerker en/of (vervolgens);
- een code af te spreken waarmee de (zogenaamde) bankmedewerker zich aan de deur zou legitimeren en/of (vervolgens);
- de bankpas(sen) en/of sieraden en/of contant geld en/of waardevolle goederen op te (laten) halen door de (zogenaamde) bankmedewerker en/of (vervolgens);
- voorgenoemde personen voor te houden dat de (zogenaamde) bankmedemerker de laptop en/of tablet en/of computer en/of telefoon van voorgenoemde personen nodig had om (zogenaamde) verdere afschrijvingen te voorkomen en/of (vervolgens);
- door de verschafte toegang tot die laptop en/of tablet en/of computer en/of telefoon de opnamelimiet van de bankrekeningen van voorgenoemde personen te verhogen en/of gegevens over te nemen;
3.
hij op of omstreeks 20 februari 2024 te Papendrecht en/of Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal,
opzettelijk en wederechtelijk
in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten de smartphone (iPhone) van [slachtoffer 7]
is binnengedrongen door het doorbreken van een beveiliging, en/of door een technische ingreep, en/of met behulp van valse signalen of een valse sleutel, en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid,
althans is binnengedrongen
te weten, door
(telefonisch) contact op te (laten) nemen met [slachtoffer 7] , daarbij gebruikmakend van een valse hoedanigheid als medewerker (van de noodlijn) van ING Bank, en daarbij [slachtoffer 7] te bewegen hem op afstand toegang te verlenen tot haar smartphone
en hij vervolgens de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf en/of een ander heeft overgenomen, afgetapt en/of opgenomen
en hij door tussenkomst van het geautomatiseerde werk waarin hij was
binnengedrongen vervolgens de toegang heeft verworven tot het geautomatiseerde werk van (een) derden, te weten de server(s) van ING Bank en Triodos Bank;
4.
hij,
op omstreeks 16 april 2024 te Papendrecht, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Retay, model PT-23, kaliber 9mm PAK
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
voorhanden heeft gehad.