ECLI:NL:RBROT:2025:1712

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
FT RK 24/1199
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling onder de Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot een gedwongen schuldregeling, ingediend door verzoekster, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast. Verzoekster had op 2 september 2024 een verzoek ingediend om een aantal schuldeisers, waaronder Komkids en Infomedics, te dwingen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het aanbod van verzoekster niet goed en controleerbaar gedocumenteerd was, en dat de schuldenlast hoger was dan in de aanbodbrieven vermeld. Bovendien was het onvoldoende aannemelijk dat het voorstel het uiterste was waartoe verzoekster in staat moest worden geacht. De rechtbank heeft de belangen van de schuldeiser Komkids, die niet instemde met de regeling, zwaarder laten wegen dan die van verzoekster en de overige schuldeisers. De rechtbank heeft daarom het verzoek om een gedwongen schuldregeling afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van een goed gedocumenteerd aanbod en de noodzaak voor verzoekster om aan te tonen dat zij alles heeft gedaan om haar schulden te voldoen. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 9 januari 2025
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 2 september 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om een aantal schuldeisers, te weten:
  • Komkids in behandeling bij Boeder Incasso en Gerechtsdeurwaarders, hierna te noemen: Komkids;
  • Infomedics Factoring B.V. in behandeling bij Bosveld Gerechtsdeurwaarders, hierna te noemen Infomedics;
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Komkids heeft voorafgaand aan de zitting op 22 oktober 2024 een verweerschrift ingediend.
Infomedics heeft voorafgaande aan de zitting, bij brief van 21 oktober 2024, aan de rechtbank te kennen gegeven (alsnog) in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Het verzoek ten aanzien van Infomedics wordt derhalve als ingetrokken beschouwd.
Ter zitting van 19 december 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [persoon A] en mevrouw [persoon B] , beiden werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam, hierna te noemen schuldhulpverlening.
De schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift twintig schuldeisers, waarvan één preferente en negentien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 39.794,31 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 1 juli 2024 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 4,98% aan de preferente schuldeisers en 2,48% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Ten tijde van het aanbod was de schuldenlast € 39.166,25, de schuldenlast is derhalve hoger geworden.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar PW-uitkering. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden.
Negentien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Komkids stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 2.182,02 op verzoekster, welke 5,6% van de totale schuldenlast bedraagt.

3.Het verweer

In haar verweerschrift heeft Komkids gesteld dat de schuld van verzoekster niet te goeder trouw is ontstaan. Verzoekster heeft zeer recent in de wettelijke schuldsaneringsregeling gezeten en heeft op 29 april 2020 een schone lei gekregen. Verzoekster heeft geen omstandigheden naar voren gebracht waaruit zou blijken dat verzoekster buiten haar macht in de betalingsmoeilijkheden terecht is gekomen. Daarnaast heeft verzoekster de door haar ontvangen kinderopvangtoeslag niet aangewend om de vordering van Komkids te voldoen.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Komkids bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Komkids in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de vordering van Komkids een aandeel vormt in de totale schuldenlast (te weten 5,6% daarvan).
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet kan worden vastgesteld dat het aanbod goed en controleerbaar is gedocumenteerd. Het aanbod waar de andere schuldeisers mee akkoord zijn gegaan wijkt voor wat betreft de hoogte van de schuldenlast en het aangeboden percentage af van hetgeen in het verzoekschrift staat. Dit is het gevolg van het feit dat na het aanbod is gebleken dat er schulden zijn die niet eerder bekend waren of dat bekende schulden hoger zijn uitgevallen en derhalve niet zijn meegenomen in het aanbod. In de aanbiedingsbrief is weliswaar vermeld dat het voorstel een prognose is en dat afhankelijk van de reserveringsmogelijkheden van verzoekster het uiteindelijke resultaat hoger of lager kan uitvallen, maar de rechtbank is van oordeel dat de schuldeisers er geen rekening mee hoefden te houden dat het uiteindelijke resultaat lager zou worden doordat de schuldenlast gedurende het minnelijk traject zou toenemen.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is onvoldoende duidelijk geworden dat verzoekster niet in staat zou zijn om (minimaal) 36 uur per week te werken. Verzoekster heeft geen medische stukken overgelegd, waar blijkt dat zij nog steeds onverminderd arbeidsongeschikt is. De rechtbank kan dus niet zonder meer vaststellen dat de huidige afloscapaciteit van verzoekster blijvend is en daarmee het maximaal haalbare. Daarnaast heeft verzoekster ter zitting verklaard dat zij een opleiding wil gaan volgen, waardoor ook onvoldoende aannemelijk is geworden dat zij zich maximaal zal inspannen om het maximale aan haar schuldeisers af te dragen.
Als dit aanbod vergeleken wordt met de situatie dat verzoekster zou worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, dan geldt dat dit aanbod gunstiger is voor de schuldeisers omdat daarbij, anders dan in de schuldsaneringsregeling, geen kosten voor bewindvoerderssalaris en griffierecht verschuldigd zijn. Zoals de rechtbank echter heden bij afzonderlijke uitspraak zal beslissen, voldoet verzoekster niet aan de vereisten voor toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Hiervan uitgaande, dient het aanbod vergeleken te worden met de situatie dat geen sprake is van een toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Die vergelijking leidt tot de vaststelling dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moeten worden geacht.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van Komkids als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoekster of de overige schuldeisers. Het verzoek om Komkids te bevelen in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2025. [1]