Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
19 december 2024.
- verzoekster;
- mevrouw [persoon A] en mevrouw [persoon B] , beiden werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam, hierna schuldhulpverlening.
Rechtbank Rotterdam
Op 2 september 2024 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 19 december 2024 zijn verzoekster en vertegenwoordigers van de Kredietbank Rotterdam gehoord. Verzoekster ontvangt een PW-uitkering en heeft een schuldenlast van € 37.794,31. De rechtbank oordeelt dat verzoekster niet te goeder trouw is geweest in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek, omdat er nieuwe schulden zijn ontstaan na een eerdere schuldsaneringsregeling. De rechtbank concludeert dat verzoekster niet geleerd heeft van haar eerdere ervaringen en onvoldoende inspanningen heeft geleverd om haar schulden te voldoen. Bovendien zijn er schulden ontstaan bij de Belastingdienst en het CJIB die niet te goeder trouw zijn ontstaan. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat verzoekster momenteel niet de juiste begeleiding heeft om aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling te voldoen. De rechtbank adviseert verzoekster om eerst haar persoonlijke situatie te stabiliseren met behulp van beschermingsbewind voordat zij een nieuw verzoek indient.