Op 9 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoeker op 3 september 2024. Tijdens de zitting op 19 december 2024 is verzoeker gehoord, samen met zijn schuldhulpverlener. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een schuldenlast heeft van € 72.753,84, en dat hij inkomsten ontvangt uit een fulltime dienstverband voor onbepaalde tijd.
De rechtbank oordeelt dat verzoeker niet te goeder trouw is geweest in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. Dit oordeel is gebaseerd op de aard en omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, en het gedrag van verzoeker met betrekking tot zijn schulden. Verzoeker heeft onder andere een schuld aan de Belastingdienst van € 8.917,- die is ontstaan op 2 december 2023, en een schuld van € 12.684,91 aan Asset Managing Partners B.V. die is ontstaan op 12 juni 2023. Beide schulden zijn niet te goeder trouw ontstaan, wat de toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg staat.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, ondanks het ontbreken van goede trouw, toelating tot de schuldsaneringsregeling rechtvaardigen. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. C. de Jong, rechter, in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier.