Op 9 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een moratorium heeft aangevraagd op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoekster had op 21 november 2024 een verzoekschrift ingediend voor een voorlopige voorziening, omdat er een dreigende situatie was ontstaan door een ontruimingsvonnis van 30 mei 2024. Tijdens de zitting op 19 december 2024 werd vastgesteld dat de huur voor november en december 2024 was betaald, hoewel er een typefout was gemaakt in de datum van de betaling van december. De rechtbank oordeelde dat er voldoende vertrouwen was dat verzoekster ook de huur voor januari 2025 tijdig zou betalen.
De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wilde blijven en een minnelijk schuldhulpverleningstraject wilde doorlopen, zwaarder laten wegen dan de belangen van verweerster, die het ontruimingsvonnis wilde uitvoeren. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot het moratorium toegewezen, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens werd verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kreeg zij de mogelijkheid om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen.
De beslissing houdt in dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis wordt opgeschort voor de duur van zes maanden, met de verplichting voor verzoekster om tijdig aan haar betalingsverplichtingen te voldoen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de schuldhulpverlening verslag moet uitbrengen over de voortgang van de buitengerechtelijke schuldregeling.