ECLI:NL:RBROT:2025:1782

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
10/330194-24, 10/321569-24 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor bedreiging en belediging van politieambtenaren

Op 27 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en belediging. De verdachte, geboren in 1958 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd beschuldigd van het bedreigen van een receptioniste van het Centrum Voor Dienstverlening (CVD) en het beledigen van politieambtenaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 16 oktober 2024 tijdens een telefoongesprek met het CVD dreigende woorden had geuit, waarbij hij had gezegd dat hij onderweg was om een handgranaat naar binnen te gooien. Dit leidde tot angst en onveiligheid bij de receptioniste en het CVD. De rechtbank hechtte meer waarde aan de consistente verklaringen van de aangeefster dan aan de wisselende verklaringen van de verdachte. Daarnaast werd de verdachte op 9 oktober 2024 beschuldigd van belediging van politieambtenaren, waarbij hij hen uitschold met kwetsende termen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor beide tenlasteleggingen en verklaarde de verdachte schuldig aan bedreiging en belediging. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 75 dagen op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een geschiedenis van delictgedrag vertoonde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team straf 2
Parketnummers: 10/330194-24, 10/321569-24 (
gev. ttz)
Datum uitspraak: 27 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [plaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsman mr. N. Claassen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen met de parketnummers 10/330194-24 en 10/321569-24. Op de terechtzitting is de tenlastelegging met parketnummer 10/330194-24 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.A. van Manen heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van de gewijzigde tenlastelegging inzake parketnummer 10/330194-24 en bewezenverklaring van het tenlastegelegde in de dagvaarding met parketnummer 10/321569-24;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 130 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaarding parketnummer 10/330194-24
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs nu er naast de verklaring van aangeefster geen ander (steun)bewijs is.
4.1.2.
Beoordeling
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter zitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte heeft in de ochtend van 16 oktober 2024 gebeld met het Centrum Voor Dienstverlening (hierna ook: CVD), een maatschappelijke opvang voor dak- en thuislozen, en gesproken met een receptioniste, aangeefster. Verdachte was erg boos tijdens dit telefoongesprek en ging flink tekeer tegen aangeefster.
De vraag die voorligt is of verdachte aangeefster en/of het Centrum Voor Dienstverlening tijdens dit telefoongesprek heeft bedreigd, conform de (gewijzigde) tenlastelegging.
Direct na het telefoongesprek heeft aangeefster melding gedaan bij haar collega’s van hetgeen was voorgevallen, waarna het management een melding bij de politie heeft gedaan. Kort hierna heeft aangeefster jegens toegesnelde politieagenten verklaard over wat er tijdens het telefoongesprek met verdachte was voorgevallen. Zij gaf aan dat een man had gedreigd een handgranaat naar binnen te gooien. Ook bij het opnemen van haar aangifte kort na het incident heeft aangeefster consistent en gedetailleerd verklaard over wat er tijdens het telefoongesprek met verdachte was voorgevallen, namelijk dat de man aangaf onderweg te zijn om een handgranaat naar binnen te gooien. Tijdens het telefoongesprek dat de politie later die avond met aangeefster heeft gevoerd heeft aangeefster wederom consistent en gedetailleerd verklaard over het voorval. De verklaring van aangeefster vindt verder steun in een proces-verbaal van de politie waaruit blijkt dat de politie die ochtend een melding had gekregen dat een man naar het CVD had gebeld en had gedreigd een bom naar binnen te gooien.
De verdachte verklaart wisselend over wat hij gezegd zou hebben tijdens het telefoongesprek. Bij het verhoor bij de politie en ook bij de rechter-commissaris ontkende de verdachte dat hij gedreigd zou hebben een granaat bij het CVD naar binnen te gooien. In het reclasseringsadvies van 17 oktober 2024 ten behoeve van de voorgeleiding bij de rechter-commissaris heeft de verdachte – blijkens het advies – jegens de reclasseringsmedewerker eveneens ontkend dat hij zou hebben geroepen een handgranaat naar binnen te gooien, maar verklaart hij wel te hebben gezegd: “Je zal er toch een handgranaat naar binnen gooien”. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij tijdens het gesprek met de receptioniste enkel gezegd zou hebben dat er bij jullie nog geen bom naar binnen is gegooid, waarbij de verdachte uitlegde dat hij refereerde aan de vele bomaanslagen die Rotterdam teisteren. Uit deze verklaringen die de verdachte heeft afgelegd volgt dat hij in zijn woede op een dreigende toon richting aangeefster heeft gesproken over een of meerdere, in ieder geval, explosieven. Dit biedt voldoende steun voor de verklaring van aangeefster dat de verdachte heeft gedreigd een granaat naar binnen te gooien. Voor de verschillen tussen de verklaringen van de verdachte en aangeefster, hecht de rechtbank meer waarde aan de verklaring van aangeefster. Haar verklaringen zijn consistenter.
De rechtbank is van oordeel dat er met het voorgaande voldoende bewijs is dat de verdachte gedreigd heeft een granaat naar binnen te gooien, dat hij hiermee de opzet heeft gehad op het bedreigen van aangeefster en het Centrum Voor Dienstverlening, en dat aangeefster en het Centrum Voor Dienstverlening door de bedreiging redelijke vrees is aangejaagd.
4.1.2
Conclusie
Het verweer van de verdediging wordt verworpen. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het in parketnummer 10/330194-24 ten laste gelegde feit.
4.2.
Bewijswaardering parketnummer 10/321569-24
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.2.
Beoordeling
Uit het uitgebreide en gedetailleerde proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] blijkt wat er in de nacht van 9 oktober 2024 op de Lenteakker in Spijkenisse is voorgevallen. Daaruit blijkt dat een man, naar later bleek de verdachte, haar meermaals en luid uitschold met de krachttermen “kankerhoer”, “je bent een kankerhoer”, “kankerwijf” en daarbij ook meermaals zijn middelvinger naar haar opstak. Uit het proces-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] blijkt ook dat de verdachte hen onderweg naar het politiebureau meermaals uitschold met “kankerlijers”.
Ter zitting heeft de verdachte aangegeven dat hij grof kan zijn en dat hij driemaal “kankerlijers” zou hebben gezegd. Dat hij agenten in de auto op weg naar het politiebureau zou hebben uitgescholden, ontkent hij.
De rechtbank is van oordeel dat er met het voorgaande voldoende bewijs is dat de verdachte de verbalisanten heeft beledigd zoals ten laste gelegd, dat hij hier het opzet op had en dat de agenten door de belediging in hun goede eer en naam waren aangetast.
4.2.3
Conclusie
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het in parketnummer 10/321569-24 ten laste gelegde feit.
4.3
Bewezenverklaring
Parketnummer 10/330194-24
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Parketnummer 10/321569-24
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Hij op 16 oktober 2024 te Rotterdam [aangeefster] en het Centrum Voor Dienstverlening (de Hille) (gevestigd aan de Westblaak 96 en de Lange Hilleweg 256) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling,
Door die [aangeefster] en/of het Centrum Voor Dienstverlening (de Hille) te bellen en daarbij dreigend de woorden toe te voegen: “Ik ben onderweg om een granaat bij het pand naar binnen te gooien”;
Hij op 9 oktober 2024 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, opzettelijk ambtenar(en), te weten [verbalisant 1] (hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam) en [verbalisant 3] en [verbalisant 2] (agenten bij de Eenheid Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening,
in hun tegenwoordigheid,
mondeling en door feitelijkheden
heeft beledigd
door hun de woorden toe te voegen:
  • “kankerlijers”
  • “kankerhoer, je bent een kankerhoer” en
  • “kankerhoer” en “kankerwijf”,
en
door zijn middelvinger op te steken in de richting van die [verbalisant 1] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;

2.Belediging.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van het Centrum Voor Dienstverlening, een maatschappelijke opvang voor dak- en thuislozen en een medewerkster van deze instelling. Door het plegen van deze bedreiging heeft verdachte gevoelens van angst en onveiligheid bij hen veroorzaakt. Ter zitting refereerde verdachte aan de vele (bom)aanslagen die Rotterdam teisteren. Het is bijzonder kwalijk dat verdachte, wetende dat Rotterdam geteisterd wordt door (bom)aanslagen, dreigt met soortgelijke handelingen. Ook de belediging van de verbalisanten, met name wanneer de aard en intensiteit in beschouwing wordt genomen, is een erg vervelend feit. Verbalisanten zetten zich dag in dag uit in voor de openbare orde en dan is het kwetsend met zulke beledigingen geconfronteerd te worden. Van hen mag een zeker incasseringsvermogen verwacht worden, maar de belediging door verdachte ging de perken te buiten.
7.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig met politie en justitie in aanraking is geweest.
7.3.2
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 13 januari 2025 een rapport opgemaakt over de verdachte. Blijkens de opdracht werd advies gevraagd over een mogelijk op te leggen ISD-maatregel. In het rapport wordt beschreven dat verdachte zorgmijdend is en dat de slagingskans van een traject zo laag werd ingeschat, dat de reclassering jarenlang voornamelijk heeft geadviseerd om verdachte af te straffen, zonder bijzondere voorwaarden. In 2023 werd in een advies primair geadviseerd om kaal af te straffen, maar subsidiair een advies met bijzondere voorwaarden. Ook toen is verdachte kaal afgestraft. De reclassering beschrijft dat verdachte de afgelopen jaren vaak heeft meegewerkt aan gesprekken voor het opstellen van rapportages. De reclassering beschrijft verder dat er sprake is van forse problematiek; betrokkene is jarenlang dak- en werkloos en komt vaak in aanraking met justitie wegens beledigingen en bedreigingen. Ook zijn er de afgelopen jaren vermoedens geuit van mogelijke psychiatrische diagnoses en mogelijke middelenproblematiek (alcohol), die van invloed kunnen zijn op het veelvuldige delictgedrag van betrokkene. De reclassering geeft aan dat voordat zij een onvoorwaardelijke ISD-maatregel kan adviseren, zij het noodzakelijk vindt dat er een reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden op het gebied van huisvesting, houding en cognitieve vaardigheden geprobeerd wordt. Zij adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
7.4
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, maar ook in ogenschouw genomen de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 75 dagen passend. De rechtbank realiseert zich en betreurt het dat de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, deze gevangenisstraf overschrijdt. Een voorwaardelijk deel van de straf zoals geadviseerd door de reclassering en gevorderd door de officier van justitie kan om voornoemde reden ook niet aan de orde zijn.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
1. verklaart bewezen dat de verdachte het in de parketnummers 10/330194-24 en 10/321569-24 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan, verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
2. stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
3. verklaart de verdachte strafbaar;
4. veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
4.1
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. K.Th. van Barneveld, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en Z. Benguedda, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. van Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 27 januari 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Parketnummer 10/330194-24
Hij op of omstreeks 16 oktober 2024 te Rotterdam, althans in Nederland, [aangeefster] en/of het Centrum Voor Dienstverlening (de Hille) (gevestigd aan de Westblaak 96 en/of de Lange Hilleweg 256) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
Door die [aangeefster] en/of het Centrum Voor Dienstverlening (de Hille) te bellen en/of daarbij dreigend de woorden toe te voegen: “Ik ben onderweg naar de Westblaak 96 en/of de Lange Hilleweg 256 om een granaat bij het pand naar binnen te gooien”, en/of dat ze bij jullie geen bom naar binnen gooien”,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(art. 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 10/321569-24
Hij op of omstreeks 9 oktober 2024 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, opzettelijk een of meer ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] (hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam) en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 2] (agenten bij de Eenheid Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn hun bediening,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling en/of door feitelijkheden
heeft beledigd
door hem/haar/hun de woorden toe te voegen:
  • “kankerlijers”
  • “kankerhoer, je bent een kankerhoer” en/of
  • “kankerhoer” en/of “kankerwijf”,
Althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking
en/of
door zijn middelvinger op te steken in de richting van die [verbalisant 1] ;
(art. 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 267 lid 1 ahf/sub 2º Wetboek van Strafrecht)