5.2beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
11 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. K.Th. van Barneveld, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en Z. Benguedda, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. van Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op 11 november 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft vervoerd, en/of
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 13,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
ongeveer 50,6 gram, althans 38,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op 11 november 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten:
- het opzettelijk bereiden, bewerken en verwerken, en
- het opzettelijk vervaardigen,
van MDMA en cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden heeft gehad, te weten:
- een weegschaal, en
- lege ponypacks, en
- ongeveer 13,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en
- ongeveer 50,6 gram, althans 38,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en
- 11 gram ketamine, en
- 47,4 gram inositol, en
- een geldbedrag van EUR 21.120,
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader, wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit;
(art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op 11 november 2021, te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag van EUR 21.120 voorhanden heeft gehad,
terwijl verdachte, en/of zijn mededader wist(en) dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )