ECLI:NL:RBROT:2025:1794

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
10/232999-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en vernieling met oplegging van ISD-maatregel

Op 10 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1968 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De verdachte is beschuldigd van twee gevallen van bedreiging en één geval van vernieling van een politiecel. De officier van justitie heeft bewezenverklaring van de tenlastelegging geëist, met als gevolg een ISD-maatregel van twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 juli 2024 de aangever [aangever 1] heeft bedreigd met de woorden "Ik maak je dood" en "Ik pak je familie", terwijl hij een mes toonde. Daarnaast heeft hij op dezelfde datum een intercom van de politie vernield. Op 6 augustus 2024 heeft de verdachte opnieuw een bedreiging geuit richting [aangever 2] door met een mes stekende bewegingen te maken. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers en getuigen als consistent en geloofwaardig beoordeeld, en heeft de verdediging van de verdachte verworpen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte een gevaar vormt voor de samenleving, gezien zijn criminele verleden en het ontbreken van gedragsverandering. De ISD-maatregel is opgelegd om de maatschappij te beschermen en recidive te voorkomen. De benadeelde partij, Politie Nederland, heeft een schadevergoeding van €2.397,62 gevorderd voor de vernieling van de intercom, welke door de rechtbank is toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/232999-24
Datum uitspraak: 10 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1968,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [plaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsvrouw mr. M.W. Bouwman, advocaat te Groningen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.A. van Manen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 2)
Het onder 2 ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat de bedreiging niet gericht was tegen aangever [aangever 1] , zodat opzet bij de verdachte ontbreekt. Daarnaast vindt de verklaring van de aangever dat de verdachte ‘‘Ik maak je dood’’ en ‘‘Ik pak je familie’’ heeft gezegd, onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen, zodat voor die onderdelen vrijspraak dient te volgen.
4.2.2.
Beoordeling
Bij de politie en bij de rechter-commissaris heeft de aangever consistent en gedetailleerd verklaard over wat er die dag is voorgevallen Volgens hem heeft de verdachte zich verbaal dreigend geuit richting hem met de woorden “Ik pak je”, “Ik maak je dood” en “Ik pak je familie”, en heeft hij nadien een mes getoond aan hem. Deze verklaring vindt op belangrijke punten steun in de verklaring van [persoon A] . Zij noemt de aangever “ [aangever 1] ” en de verdachte “ [verdachte] ”. Zij heeft verklaard dat de verdachte naar binnen wilde, daar niet welkom was, naar buiten is gestuurd en het daar niet mee eens was. Hij begon vervelend te doen en hij richtte zich verbaal op haar collega, de aangever. Twee of drie minuten nadat de verdachte was gevallen door een schermutseling waarbij o.a. de aangever en de verdachte waren betrokken, zag [persoon A] dat de verdachte uit zijn rugtas een groot wit mes pakte. Zij zag dat de verdachte met het mes in zijn hand begon te zwaaien en vervolgens hiermee in de richting van o.a. de aangever liep en het mes in de lucht hield. Hierbij hoorde zij hem roepen tegen de aangever: “Ik pak jou”.
Anders dan de verdediging bepleit, is er met het voorgaande voldoende bewijs dat de verdachte opzet heeft gehad op het bedreigen van de aangever en dat de aangever daardoor redelijke vrees is aangejaagd.
4.2.3.
Conclusie
Het verweer van de verdediging wordt verworpen. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van feit 1.
4.3
Bewijswaardering feit 3
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van opzet bij de verdachte. Hiertoe is aangevoerd dat het niet de bedoeling van de verdachte was om de aangever met het mes te bedreigen, maar alleen om hem hiermee op afstand te houden.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de verdachte op 6 augustus 2024 in discussie raakt met de aangever [aangever 2] (hierna: de aangever). De verdachte zou, volgens de aangever, zijn tas weggenomen hebben. Op het moment dat de verdachte dit ontkent, belt de aangever de politie en achtervolgt hij de verdachte wanneer hij wegloopt. De verdachte haalt hierop een mes uit zijn jaszak, loopt richting de aangever en maakt steekbewegingen met het mes. Door de verdachte is hierover verklaard dat hij handelde uit zelfverdediging. Op basis van de aangifte en de ondersteunende getuigenverklaringen stelt de rechtbank echter vast dat juist de verdachte achter de aangever aan zat en dat de aangever meermaals geprobeerd heeft de messteken van de verdachte te ontwijken door weg te duiken of te slalommen. Het verweer van de verdediging dat de verdachte uit zelfverdediging handelde vindt dus geen steun in de bewijsmiddelen en is verder niet aannemelijk geworden.
4.2.4.
Conclusie
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
Feit 1 en 3
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Feit 2
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 18 juli 2024 te Capelle aan den IJssel
[aangever 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht
door die [aangever 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood" en "Ik
pak je familie" en "Ik pak jou", en
een mes te tonen aan die [aangever 1] ;
2.
hij op 18 juli 2024 te Capelle aan den IJssel
opzettelijk en wederrechtelijk
een intercom die geheel aan Politie
Nederland toebehoorde
heeft vernield
enonbruikbaar
heeftgemaakt ;
3.
hij op 6 augustus 2024 te Rotterdam
[aangever 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door een mes te tonen aan
die [aangever 2] en met dat voorwerp stekende bewegingen te maken in de
richting van die [aangever 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en onbruikbaar maken;

3.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich twee keer schuldig gemaakt aan bedreiging door, onder meer, op dreigende wijze met een mes te zwaaien richting het slachtoffer. Door het plegen van deze bedreigingen heeft de verdachte gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij de slachtoffers en bij omstanders, nu de feiten zich overdag en in het openbaar hebben afgespeeld. Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van een intercom in de politiecel waar hij op dat moment ingesloten zat. Dit is een ergerlijk feit dat zowel tot financiële schade als overlast heeft geleid nu de betreffende politiecel enige tijd niet gebruikt kon worden. De verdachte heeft er met zijn handelen daarnaast blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig met politie en justitie in aanraking is geweest.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 17 oktober 2024 een rapport over de verdachte opgemaakt. Hieruit volgt dat de afgelopen jaar meermaals geprobeerd is om het delictpatroon van de verdachte te doorbreken middels strafrechtelijke interventies. De verdachte heeft meerdere voorwaardelijke veroordelingen met bijzondere voorwaarden opgelegd gekregen, naast een voorwaardelijke invrijheidstelling en een ISD-maatregel. Dit is echter ineffectief gebleken; de verdachte blijft gewelddadige delicten plegen. Daarnaast is hij niet te hanteren binnen zorginstanties. Zelf erkent de verdachte zijn agressieregulatie probleem niet en houdt hij alle hulp gericht op gedragsverandering stelselmatig af. Deze verandering acht de reclassering echter noodzakelijk nu de verdachte een groot risico voor de veiligheid van de maatschappij vormt. Door zijn aanhoudend gewelddadig gedrag is er een hoog risico op geweldsrecidive.
Door het uitblijven van de gewenste gedragsverandering ondanks eerdere strafrechtelijke interventies, het gebrek aan probleemerkenning bij betrokkene, zijn zorgmijdende houding en zijn agressie naar de reclassering toe, ziet de reclassering momenteel geen mogelijkheden binnen een voorwaardelijk kader. Een onvoorwaardelijke ISD-maatregel is op dit moment de enige manier om het recidiverisico (tijdelijk) terug te dringen. Hoewel de kans groot is dat dit wederom niet zal leiden tot de gewenste gedragsverandering, zorgt dit wel voor het ontlasten en beschermen van de maatschappij voor de komende twee jaar, aldus de reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 januari 2025 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank stelt vast dat de tot vandaag aan de verdachte opgelegde straffen en maatregelen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusies van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen.
Gelet op de door de verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de tijd die door de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Daarbij is mede gelet op ernst van de begane feiten en de veelvuldigheid van de voorafgaande veroordelingen.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van de verdachte te beëindigen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: Politie Nederland, ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.397,62 aan materiële schade wegens vernieling van de intercom. Ter onderbouwing is een factuur bijgevoegd.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering volledig toe te wijzen met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft de vordering onderbouwd met een factuur en de verdachte heeft de vordering niet weersproken. De vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 juli 2024. Verder is verzocht een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. De rechtbank oordeelt dat de benadeelde partij een overheidsinstantie betreft die zelfstandig in staat is de nodige (civiele) procedures te voeren om de schade op de verdachte te kunnen verhalen. De oplegging van de schadevergoedingsmaatregel wordt dus achterwege gelaten.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de eventuele tenuitvoerlegging.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van €2.397,62, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
1. verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven heeft begaan, verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
2. stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
3. verklaart de verdachte strafbaar;
4. gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
5. veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Politie Nederland, te betalen een bedrag van
€ 2.397,62 (zegge: tweeduizend driehonderdzevenennegentig en tweeënzestig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.1
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. K.Th. van Barneveld, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en Z. Benguedda, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. van Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 10 februari 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 juli 2024 te Capelle aan den IJssel
[aangever 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [aangever 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood" en/of "Ik
pak je familie" en/of "Ik pak jou", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking en/of
een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen aan die [aangever 1] ;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 18 juli 2024 te Capelle aan den IJssel
opzettelijk en wederrechtelijk
een intercom, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Politie
Nederland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op of omstreeks 6 augustus 2024 te Rotterdam
[aangever 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen aan
die [aangever 2] en/of met dat voorwerp stekende bewegingen te maken in de
richting van die [aangever 2] ;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )