Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 juni 2024, met bijlagen;
- het antwoord van 12 september 2024;
- de repliek van 10 oktober 2024, met bijlagen;
- de dupliek van 7 november 2024.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vordert de zorgverzekeraar, vertegenwoordigd door de Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders B.V., betaling van premies en een eigen bijdrage van de gedaagde. De gedaagde betwist het bestaan van een zorgverzekeringsovereenkomst. De procedure omvat verschillende processtukken, waaronder de dagvaarding, het antwoord, de repliek en de dupliek. De eiseres stelt dat de gedaagde een betalingsachterstand heeft van € 1.314,84, opgebouwd uit verschillende facturen van mei 2022 tot oktober 2023, waarvan een deel is betaald. De gedaagde heeft echter betwist dat er een overeenkomst bestaat en stelt dat hij geen veertiendagenbrief heeft ontvangen, waardoor hij geen incassokosten verschuldigd zou zijn.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiseres voldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van de zorgverzekeringsovereenkomst, en dat de gedaagde deze stelling onvoldoende heeft gemotiveerd betwist. De vordering van de eiseres is deels toegewezen, waarbij de gedaagde is veroordeeld tot betaling van € 984,84 aan achterstallige premies, maar de eis met betrekking tot het eigen risico van € 300,- is afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing door de eiseres. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van incassokosten van € 190,93 en rente over de betalingsachterstand. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van de gedaagde, die in totaal € 802,89 moet betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.