ECLI:NL:RBROT:2025:1883

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
11126876 CV EXPL 24-13628
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid hypotheekadviseur bij niet tijdig behandelen hypotheekaanvraag

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.L. Verhoef, een vordering ingesteld tegen Hypotheek Visie Rotterdam Vasteland B.V., vertegenwoordigd door mr. D.J. Wolf. De eiseres heeft Vasteland de opdracht gegeven om haar te adviseren en bij te staan bij het verkrijgen van een hypotheek voor een kavel in Winterswijk. Eiseres stelt dat Vasteland haar zorgplicht heeft geschonden door de hypotheekaanvraag niet tijdig te behandelen, wat heeft geleid tot een hogere rente en daardoor schade voor eiseres. De procedure begon met een dagvaarding op 21 mei 2024, gevolgd door een antwoord van Vasteland op 4 september 2024. Tijdens de zitting op 29 januari 2025 werd het geschil besproken.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Vasteland, als opdrachtnemer, de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moest nemen volgens artikel 7:401 van het Burgerlijk Wetboek. Vasteland heeft echter aangevoerd dat de vertraging in de behandeling van de hypotheekaanvraag te wijten was aan een probleem in het systeem van de hypotheekverstrekker Florius, en niet aan een tekortkoming van haarzelf. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van een tekortkoming van Vasteland, omdat de vertraging niet aan haar te verwijten is. Eiseres heeft geen bewijs geleverd dat Vasteland haar onjuist heeft geadviseerd of dat zij aansprakelijk is voor de schade die eiseres heeft geleden.

De vordering van eiseres wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van Vasteland, die zijn vastgesteld op € 1.221,00. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Vasteland de proceskosten kan afdwingen, zelfs als de zaak in hoger beroep wordt gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11126876 CV EXPL 24-13628
datum uitspraak: 28 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. C.L. Verhoef,
tegen
Hypotheek Visie Rotterdam Vasteland B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.J. Wolf.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘Vasteland’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 21 mei 2024, met bijlagen;
  • het antwoord van 4 september 2024, met bijlagen.
1.2.
Op 29 januari 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Partijen en hun gemachtigden waren aanwezig, namens Vasteland haar directeur [naam].

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] heeft Vasteland de opdracht gegeven haar bij te staan bij het krijgen van een hypotheek voor een kavel in Winterswijk en het bouwen van een woning op die kavel. [eiseres] stelt dat Vasteland deze opdracht niet uitgevoerd heeft zoals zij dat had moeten doen. De opdracht was een hypotheek regelen met een rente van gemiddeld van 2,27%. Dit is niet gelukt. [eiseres] heeft nu een hypotheek met een veel hoger rentepercentage. Zij lijdt daardoor schade.
2.2.
[eiseres] vordert, met veroordeling van Vasteland in de proceskosten:
primair:
1. voor recht te verklaren dat zij wat Vasteland bij haar in rekening brengt voor haar werkzaamheden (€ 3.650,00) niet hoeft te betalen;
2. Vasteland te veroordelen haar schade van € 20.604,70 te vergoeden, met
€ 1.187,07 aan incassokosten en met rente;
subsidiair:
3. Vasteland te veroordelen tot een in een aparte procedure te bepalen schadevergoeding.
2.3.
Vasteland voert verweer.
2.4.
Is dit voor de beoordeling van belang, dan wordt hierna ingegaan op wat partijen (verder) naar voren brengen.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om een overeenkomst van opdracht. De opdrachtnemer (Vasteland in deze zaak) moet bij een overeenkomst van opdracht ‘de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen’, aldus artikel 7:401 Burgerlijk Wetboek. Vasteland moet handelen zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot zou doen. Wat dit concreet betekent hangt af van de omstandigheden van het geval.
3.2.
Hypotheekverstrekker Florius heeft [eiseres] op 29 juli 2022 een renteaanbod gedaan naar aanleiding van een door Vasteland voor haar ingediende hypotheekaanvraag. Dit aanbod is door [eiseres] niet tijdig geaccepteerd en op 2 september 2022 heeft Vasteland (opnieuw) een hypotheek aangevraagd en wel voor een bedrag van € 530.000,00, tegen een gemiddeld rentepercentage van 2,27%. Het in de aanvraag genoemde rentepercentage was gebaseerd op het renteaanbod van 29 juli 2022. De aanvraag is gedaan via het systeem voor adviseurs dat Florius daarvoor gebruikt. Uit productie 1 bij de conclusie van antwoord blijkt dat Vasteland in het systeem kon zien dat de aanvraag ‘verzonden nog, niet verwerkt’ was.
3.3.
[naam], van Vasteland, hierna te noemen [naam], vertelde op de zitting dat Florius meestal na een paar dagen reageert op een aanvraag. In dit geval echter niet. [naam] heeft vervolgens gebeld: Florius zag de aanvraag niet in haar systeem. In de weken daarna heeft [naam] meerdere keren een nieuwe aanvraag gedaan, met de technische afdeling van Florius gesproken, maar zonder resultaat, Florius zag de aanvraag niet in haar systeem. Het probleem is pas in november 2022 opgelost, twee maanden later dus. Florius heeft toen, op suggestie van [naam], bekeken of het probleem verband hield met de tegelijkertijd ingediende aanvraag van [eiseres] voor verhoging van de bestaande financiering van Florius op haar woning in Rotterdam. Dit bleek zo te zijn, een ‘opstopping’ in het systeem dus, zoals de kantonrechter het begrijpt. Nadat de aanvraag tot verhoging van de hypotheek was ingetrokken kon alsnog (in november dus) de aanvraag van 2 september 2022 in behandeling worden genomen. Op 18 november 2022 deed Florius opnieuw een renteaanbod maar deze week af van het eerder uitgebrachte renteaanbod van 29 juli 2022 (de rente was hoger).
3.4.
Er is geen stuk in het geding gebracht waarin Florius erkent dat het probleem in haar systeem gelegen was. [naam] heeft echter consequent gesproken over problemen met het technische systeem van Florius, zo erkent ook [eiseres] onder nummer 14. van haar dagvaarding. Van een gelegenheidsargument van Vasteland is dus geen sprake. Het probleem
in het systeem van Floriusis ook opgelost nadat de andere aanvraag verwijderd is. De kantonrechter gaat er daarom van uit, nu niet blijkt van een andere reden waarom de aanvraag van 2 september 2022 niet meteen in behandeling is genomen, dat het systeem van Florius het probleem is geweest. Dat de aanvraag vertraging heeft opgelopen is dan niet ook niet aan Vasteland te verwijten. Dit verwijt maakt [eiseres] Vasteland ook niet. Haar verwijt is dat Vasteland haar verzekerd heeft dat alles goed zou komen en dat dit niet gebeurd is. Zij heeft op basis van een verkeerd advies keuzes gemaakt, zegt ze. Het volgende wordt overwogen.
3.5.
In de tijd tussen de aanvraag op 2 september 2022 en het renteaanbod van Florius van 18 november 2022 is de rente gestegen. De lasten kwamen voor [eiseres] dus hoger uit dan de lasten die zij (waarschijnlijk) gehad zou hebben als Florius de aanvraag van 2 september 2022 meteen in behandeling had genomen. Het verwijt dat [eiseres] Vasteland maakt is dat [naam] haar verzekerd heeft dat hij dit met Florius op ging lossen en dat Florius alsnog bereid zou zijn [eiseres] een aanbod te doen op basis van de aanvraag van 2 september 2022. [naam] heeft deze verzekering (‘Het komt goed’) echter niet waargemaakt. Florius is daartoe namelijk niet bereid. Terwijl [eiseres], op advies van Vasteland, wél op 28 december 2022 de uiteindelijke offerte van Florius met de hogere rentepercentages getekend heeft. Achteraf gezien is het dus een verkeerde inschatting geweest van [naam] dat Florius bereid zou zijn om [eiseres] in deze tegemoet te komen.
3.6.
[naam] voert aan ervan overtuigd te zijn geweest dat het goed zou komen omdat hij de kwestie meermaals aan de orde had gesteld bij Florius en zij daar nooit afwijzend op had gereageerd. Hij verklaarde op de zitting dat hij achteraf gezien te stellig is geweest met zijn mededeling dat Florius bereid zou zijn haar rentepercentages aan te passen naar het niveau van 2 september 2022. De kantonrechter ziet in die stelligheid echter geen schending van de zorgplicht door Vasteland. Als (in dit geval) Vasteland op 2 september 2022 een aanvraag bij Florius doet en die aanvraag niet in behandeling wordt genomen door een probleem in het systeem van Florius, en nogmaals: de kantonrechter heeft op grond van wat daarover naar voren is gebracht geen reden om te denken dat er een andere oorzaak is, dan zou niet alleen Vasteland, maar dan zou iedere ‘redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot’ in de stellige overtuiging zijn dat Florius de gevolgen van die systeemfout voor haar rekening zou nemen en dat zij alsnog bereid zou zijn de op 2 september 2022 geldende rentetarieven te hanteren. Dat heeft Florius niet willen doen, om welke reden dan ook, maar de kantonrechter ziet niet waarom Vasteland daarvan een verwijt te maken valt. Hierbij moet bedacht worden dat Vasteland
adviezenverkoopt, geen
zekerheden. Dat Vasteland het advies gaf dat zij heeft gegeven (‘Teken maar, het komt wel goed’) is in de gegeven omstandigheden niet onbegrijpelijk. Zeker afgewogen tegen de bezwaren die er waren bij verder uitstel. [eiseres] betaalde al boeterente omdat zij te laat afnam en deze zou vanaf 1 januari 2023 veel hoger worden. Daarbij: als [eiseres] vanwege de hogere rente van de koop had willen afzien is het nog maar de vaag of Florius haar de hiervoor benodigde afwijzing hypotheekverstrekking had willen verstrekken.
3.7.
De kantonrechter begrijpt uiteraard dat [eiseres] niet blij is met de gang van zaken en de uitkomst ervan. Los van de vraag om hoeveel het nu precies gaat, aangenomen mag worden dat [eiseres], als Florius de aanvraag van 2 september 2022 meteen in behandeling had genomen, voor haar hypotheek een beter rentepercentage had bedongen dan zij nu heeft. De rente op 2 september 2022 was immers lager dan die van 18 november 2022. Ook Vasteland betreurt dit. [naam] bevestigde dit op de zitting, en om die reden is door Vasteland een bedrag aan [eiseres] betaald. Die enkele betaling echter is, anders dan [eiseres] stelt, in de gegeven omstandigheden geen erkenning van aansprakelijkheid door Vasteland. Ervan uitgaande dat [eiseres] schade lijdt door de situatie, is het uitgangspunt dat zij deze schade zelf betaalt, tenzij iemand anders aansprakelijk is voor het ontstaan van die schade. Vasteland is dat niet. Zij is haar zorgplicht nagekomen.
3.8.
Het lijkt een gemiste kans dat Florius niet in deze zaak betrokken is. Vasteland had haar in vrijwaring op kunnen roepen, maar de kantonrechter ziet niet zo snel wat dan de grondslag voor een vordering van Vasteland tegen Florius zou zijn. Omdat het [eiseres] is die iets wil, lag het voor de hand dat zij Florius in rechte betrokken had. Zij heeft immers een overeenkomst met Florius, een overeenkomst waarvan zij vindt dat Florius haar deze tegen andere voorwaarden had moeten aanbieden.
3.9.
Van een tekortkoming van Vasteland wegens schending van de zorgplicht die tot ontbinding van de overeenkomst kan leiden is geen sprake. Voor recht verklaren dat [eiseres] wat Vasteland bij haar in rekening brengt niet hoeft te betalen is daarom niet aan de orde. De schadevordering wordt eveneens afgewezen.
3.10.
[eiseres] krijgt ongelijk. Zij moet daarom de proceskosten betalen. Die kosten bestaan aan de kant van Vasteland uit € 1.086,00 aan salaris voor haar gemachtigde en uit, anders dan Vasteland aan nakosten vordert, € 135,00 aan nakosten. Dit is bij elkaar € 1.221,00. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis door een deurwaarder uitgereikt moet worden. De rente over de proceskosten is zoals Vasteland vordert toewijsbaar vanaf veertien dagen na het wijzen van dit vonnis.
3.11.
Dit vonnis wordt wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat als de zaak aan een hogere rechter wordt voorgelegd, Vasteland in afwachting van de uitspraak van die hogere rechter af kan dwingen dat [eiseres] voldoet aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering van [eiseres] af;
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de kant van Vasteland begroot op een bedrag van € 1.221,00, met rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek vanaf veertien dagen na het wijzen van dit vonnis tot de dag dat dit bedrag volledig is betaald;
4.3.
verklaart dit vonnis wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
686