ECLI:NL:RBROT:2025:2153

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
10-330148-24 / 13-037542-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wel opzet op zware mishandeling en toepassing van jeugdstrafrecht op meerderjarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereiding van zware mishandeling met voorbedachte raad. De verdachte, geboren in 2006, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte een jeugddetentie van tien maanden moest ondergaan, waarvan zes maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk een wapenstok had meegenomen met de bedoeling om een onbekend gebleven persoon zwaar te mishandelen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte niet de intentie had om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich had laten leiden door financiële beloningen en de druk van de opdrachtgever. De rechtbank besloot het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank legde ook een werkstraf op in plaats van een deel van de jeugddetentie, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het risico van negatieve effecten van een langere jeugddetentie op zijn ontwikkeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-330148-24
Parketnummer vordering TUL: 13-037542-22
Datum uitspraak: 7 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2006,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsvrouw mr. A.C. van der Hulst, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Kodrzycki heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • toepassing van het jeugdstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod met het slachtoffer;
  • tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van twee maanden in de zaak met parketnummer 13-037542-22.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het doel had om iemand zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Uit het dossier kan hoogstens worden afgeleid dat er een plan was om iemand te mishandelen. Het voorbereiden van een mishandeling met voorbedachten raad is echter niet strafbaar, omdat op dat (grond)delict geen gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld.
4.1.2.
Beoordeling
Vooropgesteld wordt dat voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen is vereist dat kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk (een) voorwerp(en) voorhanden heeft gehad, bestemd tot het begaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld. Daarbij is van belang dat het voorwerp naar uiterlijke verschijningsvorm dienstig kon zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte de opdracht heeft gekregen naar een flat aan de Vinckenbrinckstraat in Rotterdam te gaan om daar een (onbekend gebleven) persoon zwaar te mishandelen en dit te filmen. Uit de in de telefoon van de verdachte aangetroffen chatberichten volgt dat hij instructies heeft gekregen om een voorwerp mee te nemen, zoals een buis, een tak of een knuppel. De verdachte is vervolgens door een medeverdachte naar de Vinckenbrinckstraat gebracht en heeft daar samen met hem een aantal uur in de auto gewacht. De verdachte heeft in deze tijd foto’s en video’s naar de opdrachtgever gestuurd waarop onder meer te zien is dat hij een wapenstok vasthoudt. De bedoeling was om het beoogde slachtoffer te slaan met een voorwerp, ‘knuppelen’ zoals de verdachte het noemde, en in de chats wordt gesproken over ‘veel bloed bro’. De verdachte is ook daadwerkelijk met de wapenstok in zijn hand uitgestapt.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat het, anders dan door de verdediging is betoogd, de bedoeling was om aan het beoogde slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Ook is bewezen dat deze wapenstok bestemd was tot het begaan van dat misdrijf (zware mishandeling met voorbedachte raad) en met dat doel is meegenomen. Een wapenstok is hiervoor naar uiterlijke verschijningsvorm ook geschikt.
De verklaring van de verdachte dat de wapenstok toevallig in de auto lag en dat hij het plan nooit zou gaan uitvoeren, wordt gelet op het voorgaande als ongeloofwaardig terzijde geschoven.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op14 oktober 2024 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, te weten zware mishandeling met voorbedachten raad van een tot op heden onbekend gebleven persoon
(vermoedelijk verblijvende in een flat aan de Vi
nckenbrinckstraat), opzettelijk een wapenstok bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van voorbereiding van zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft de opdracht aangenomen om tegen betaling een tot nu toe onbekend gebleven persoon zwaar te mishandelen. Hij is samen met een medeverdachte naar de vermoedelijke verblijfplaats van het beoogde slachtoffer gegaan. Hij heeft ook een wapenstok meegenomen, waarmee het beoogde slachtoffer moest worden ‘geknuppeld’. De verdachte heeft zich niet bekommerd om het welzijn en de lichamelijke integriteit van het beoogde slachtoffer. Uiteindelijk heeft dit zelfs geleid tot een schietpartij, waarbij de medeverdachte is verwond. De verdachte heeft zelf geen vuurwapen meegenomen of gebruikt, maar door de opdracht aan te nemen om iemand zwaar te mishandelen heeft hij hierin wel een aandeel. De verdachte heeft zich laten leiden door de hem in het vooruitzicht gestelde financiële beloning en mogelijk de druk die de opdrachtgever op hem uitoefende. Dit wordt de verdachte aangerekend en vindt de rechtbank zorgelijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 30 december 2024, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Dit rechtbank weegt dit in het nadeel van de verdachte mee.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft ook gekeken naar het rapport van Reclassering Nederland van 23 januari 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte liep in een proeftijd in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel en is in dit kader opgenomen geweest in De Catamaran. De verdachte leek zijn leven de laatste periode goed op orde gekregen te hebben. Het ging thuis goed, hij ging naar school en hij hield zich aan afspraken met de jeugdreclassering. Dit heeft echter niet geleid tot een delictvrij leven. De reclassering acht gelet hierop en op eerder geconstateerde psychische problematiek de kans op herhaling hoog en begeleiding en ambulante behandeling noodzakelijk. Door de behandeling kan de verdachte leren om betere keuzes te maken. De reclassering adviseert dan ook een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, een contactverbod met de medeverdachten en het slachtoffer en een inspanningsverplichting voor het vinden en behouden van een dagbesteding.
De reclassering adviseert op basis van het ASR-wegingskader het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte is afhankelijk van zijn moeder, is schoolgaand en kan zijn leven niet zelfstandig vormgeven. De verdachte functioneert nog niet volwassen en is in de penitentiaire inrichting opgevallen door zijn kinderlijke gedrag.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Volgens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt - het jeugdstrafrecht toepassen gelet op de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op het advies van de reclassering en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde het jeugdstrafrecht toepassen.
Straf
Gezien de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke jeugdzaken worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod met de medeverdachte en plicht tot het hebben van een dagbesteding. Dit voorwaardelijk strafdeel van zes maanden dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van tien maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden, passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 18 augustus 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte voor poging tot diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie veroordeeld voor zover van belang tot een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
8.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de gestelde algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel dient daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf te worden gelast. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het risico dat een (langere) jeugddetentie een negatief effect heeft op de ontwikkeling van de verdachte redenen om dat niet te doen. Wel moet de verdachte gevolgen ondervinden van het overtreden van de voorwaarde. Daarom zal in plaats van een gedeelte van deze straf, te weten 1 maand jeugddetentie, een werkstraf voor de duur van 60 uren worden opgelegd. De vordering wordt voor het overige afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 46, 47, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 303 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie
groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich bij de jeugdreclassering van Jeugdbescherming west, op de Neherkade 3054 te Den Haag. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de jeugdreclassering, zo vaak en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde neemt deel aan het Topzorg programma van de Waag, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [naam], geboren op [geboortedatum 2] 2003 te [geboorteplaats 2], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
de veroordeelde heeft een constructieve dagbesteding met een vaste structuur. Indien de veroordeelde zijn dagbesteding verliest, zal hij zich inspannen voor het vinden van een nieuwe dagbesteding. Ook als dit betekent het verrichten van onbetaald werk.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugd/reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de jeugdreclassering van Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie;
gelast
de gedeeltelijke tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 18 augustus 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie;
legt in plaats van een gedeelte van die straf, groot 1 (één) maand jeugddetentie, aan de veroordeelde op een
taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 60 (zestig) uren, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 1 (één) maand;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mr. E. IJspeerd en mr. P.T. Verweijen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Voorwinden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de pleegperiode van 13 oktober 2024 tot en met 14 oktober 2024
te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, te weten zware mishandeling met voorbedachten raad van een tot op heden onbekend gebleven persoon
(vermoedelijk verblijvende in een flat aan de Vickenbrinckstraat),
opzettelijk
- een telefoon (om te communiceren met anderen over dit strafbare feit en/of om van anderen instructies te krijgen en/of te geven met betrekking tot dit strafbare feit en/of om (een) foto(‘s) van voornoemde beoogde slachtoffer/persoon en/of het verblijfsadres van voornoemde tot op heden onbekend gebleven persoon te maken),
- een ploertendoder en/of een wapenstok en/of een knuppel, en/of
- een (personen)auto (om met een of meer anderen anderen (mee) te rijden naar en van de parkeerplaats in de buurt van voornoemde tot op heden onbekend gebleven persoon),
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.