ECLI:NL:RBROT:2025:2179

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
10-316174-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van straatroven en poging tot afpersing door een 18-jarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van twee straatroven en één poging tot afpersing. De verdachte, geboren in 2006, was ten tijde van de feiten preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader op verschillende data in oktober 2024 in Rotterdam geweld heeft gebruikt tegen slachtoffers om hen te beroven van hun bezittingen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van veertig maanden geëist, maar de rechtbank heeft rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een meldplicht. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, die voortkwam uit de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien het risico op recidive.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-316174-24
Datum uitspraak: 7 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2006,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres] ,
raadsman mr. M.P. Kloppenburg, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

4.Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 16 oktober 2024 te Rotterdam, op de openbare weg, de Weipoort,
tezamen en in vereniging met een ander, een telefoon en een rijbewijs die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken door:
- die [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan (waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam) en
- een telefoon uit de handen van die [slachtoffer 1] te rukken;
2
hij op 9 oktober 2024 te Rotterdam, op de openbare weg, de Pinksterweide
tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, dat aan die [slachtoffer 2] toebehoorde
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan die [slachtoffer 2] en tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gezet,
- die [slachtoffer 2] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ik wil je doekoes" en
- de zoon van die [slachtoffer 2] heeft beetgepakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 1 oktober 2024 te Rotterdam, op de openbare weg, de Valkeniersweg,
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van totaal 734,00 euro dat aan die [slachtoffer 3] toebehoorde door:
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen aan die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en te richten tegen het gezicht van die [slachtoffer 4] en te zetten tegen het bovenbeen van die [slachtoffer 3] en
- die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen: "waar is je focking geld", "maak het geld nu over via een tikkie", "laat je kk bank zien", "niet bewegen, geef me je geld, anders ga ik schieten";
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
2.
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
3.
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander in korte tijd tweemaal schuldig gemaakt aan een straatroof en eenmaal aan een poging tot afpersing. De verdachte heeft via Marktplaats een telefoon te koop aangeboden en afgesproken met de slachtoffers die deze telefoon wilden kopen. De verdachte en zijn mededader waren echter van plan de slachtoffers van hun geld of andere goederen die zij bij zich hadden te beroven. De verdachte en de medeverdachte hebben hierbij twee slachtoffers met een vuurwapen bedreigd. Tegen het derde slachtoffer hebben zij geweld gebruikt. De verdachte heeft geen rekening gehouden met de impact die zijn handelen op de slachtoffers zou hebben, maar heeft zich blijkbaar alleen laten leiden door zijn eigen behoefte aan geld en spullen. Dit wordt de verdachte aangerekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft rekening gehouden met een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Het strafblad leidt dus niet tot strafverhoging.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft rekening gehouden met een rapport van Reclassering Nederland, gedateerd 17 januari 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er is bij de verdachte een oplopend delictpatroon zichtbaar. In de thuissituatie van de verdachte lijken er onvoldoende mogelijkheden te zijn om het strafbare gedrag van de verdachte te beperken. De sociale contacten in de woonomgeving van de verdachte lijken een negatieve invloed op het gedrag van de verdachte te hebben. Mede daarom waren er al gesprekken gaande om de verdachte te plaatsen in een beschermde woonvorm. Het herhalingsgevaar wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. Gelet hierop acht de reclassering het van belang dat een nieuw reclasseringstoezicht wordt opgelegd met strikte kaders.
De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. De reclassering ziet enige indicatoren voor het toepassen van jeugdstrafrecht, waaronder een vermoeden van het onvoldoende in kunnen schatten van de gevolgen van de acties van de verdachte en enige vermoedens van beperkte handelingsvaardigheden. De reclassering ziet echter geen duidelijke indicatoren op het vlak van pedagogische mogelijkheden. De verdachte vertoont geen kinderlijker gedrag dan men gezien zijn kalenderleeftijd zou verwachten, gezinsgerichte hulpverlening of een groepsgericht leefklimaat is niet noodzakelijk en de verdachte lijkt beperkt ontvankelijk voor sociale, emotionele of praktische beïnvloeding door volwassenen.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandelingsverplichting, de plicht tot beschermd wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met de medeverdachten, een locatiegebod met elektronische monitoring en een inspanningsverplichting voor een zinvolle dagbesteding. Daarnaast adviseert de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.
Ter zitting is door reclassering het volgende toegelicht en aangevuld. De verdachte stond ten tijde van de feiten onder toezicht van de jeugdreclassering. De verdachte nam deel aan het meest intensieve traject binnen het jeugdstrafrecht, namelijk de Harde Kern Aanpak (HKA) inclusief elektronische monitoring (EM). Zodra de EM werd beëindigd, heeft de verdachte de feiten gepleegd. Dit maakt dat de reclassering binnen het jeugdstrafrecht geen mogelijkheden ziet voor pedagogische interventies. Daarbij komt dat de verdachte niet terug kan keren naar huis en is gestopt met school. De reclassering handhaaft daarom het advies tot toepassing van het volwassenenstrafrecht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toepassing van het jeugdstrafrecht?
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht om toepassing te geven aan het strafrecht voor jeugdigen.
Volgens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig het jeugdstrafrecht, gelet op de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan leiden niet tot het toepassen van jeugdstrafrecht. De rechtbank ziet - anders dan de verdediging - in de persoonlijkheid van verdachte ook geen aanleiding om in deze zaak toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. De rechtbank overweegt daarbij dat de reclassering binnen het jeugdstrafrecht geen mogelijkheden ziet op pedagogisch vlak. Zelfs met de inzet van een van de meest intensieve interventies binnen het jeugdstrafrecht en het daarbij horende toezicht heeft de verdachte de huidige feiten begaan. Bovendien laten de huidige feiten een toename in de ernst van de delicten zien. Daarnaast vormen het feit dat de verdachte niet meer thuis woont en geen opleiding meer volgt contra-indicaties voor de toepassing van het jeugdstrafrecht.
Straffen
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank zal bij het bepalen van de op te leggen straf wel sterk rekening houden met het feit dat de verdachte ten tijde van de berovingen pas net 18 jaar was en dat er vermoedens zijn dat hij de gevolgen van zijn gedrag onvoldoende kan inschatten en beperkte handelingsvaardigheden heeft. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op die omstandigheden zal de rechtbank een veel lagere straf opleggen dan de straf die door de officier van justitie is geëist, te weten een gevangenisstraf van twaalf maanden.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank daarnaast een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandelingverplichting, de plicht tot beschermd wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod, een locatiegebod met elektronische monitoring en een inspanningsverplichting tot het vinden en houden van zinvolle dagbesteding. Dit voorwaardelijk strafdeel en deze bijzondere voorwaarden dienen er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er gezien het strafblad van de verdachte en de inhoud van het reclasseringsadvies ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met de hiervoor vermelde bijzondere voorwaarden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.956,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade. Ook is met het oog op een eventueel hoger beroep nog een bedrag van € 500,- nog nader te onderbouwen schade gevorderd, waarvan de raadsman heeft gevraagd om dat deel niet-ontvankelijk te verklaren.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade voldoende is onderbouwd en kan worden toegewezen. Ook de immateriële schade is voldoende onderbouwd. Met betrekking tot de hoogte van de immateriële schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De schade dient hoofdelijk te worden toegewezen, met daarbij de wettelijke rente. Daarnaast heeft de officier van justitie de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de materiële schade op het standpunt gesteld dat de gevorderde tandartskosten moeten worden afgewezen, omdat onvoldoende onderbouwd is dat het gaat om een dode tand en dat deze schade het gevolg van het feit is. Met betrekking tot de overige gevorderde materiële schade heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de verdediging verzocht deze te matigen tot een bedrag van € 1.500,-, omdat de vordering voornamelijk lijkt te zijn gebaseerd op het gebruik van een vuurwapen terwijl dat niet is gebleken.
8.3.
Beoordeling
8.3.1.
Materiële schade
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht, de vordering is onderbouwd en met uitzondering van de tandartskosten niet is betwist, zal de vordering grotendeels worden toegewezen. Uitzondering hierop vormen de gevorderde tandartskosten. De benadeelde partij wordt ten aanzien van deze kosten niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank niet kan vast stellen dat deze kosten een rechtstreeks gevolg zijn van het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit.
8.3.2.
Immateriële schade
Verder is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De gevorderde € 5.000,- is blijkens de toelichting op de vordering echter met name gebaseerd op het gebruik van een vuurwapen en de rechtbank kan niet vaststellen dat daarvan sprake is geweest. De immateriële schade zal op basis van de nu gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering op dit moment ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.3.3.
Nader te onderbouwen schade
De benadeelde partij wordt ten aanzien van de gevorderde nader te onderbouwen schade niet-ontvankelijk verklaard.
8.3.4.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
8.3.5.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 16 oktober 2024.
8.3.6.
Kosten
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op dit moment begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.767,85, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Daarnaast wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte bepaalt de rechtbank dat in plaats van de gevorderde 47 dagen 23 dagen gijzeling kan worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde verblijft in Maaszicht of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start direct na het ingaan van de proeftijd. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect – contact met de medeverdachte [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 2001 te [geboorteplaats 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
de veroordeelde wordt geboden zich gedurende de periode van het toezicht te bevinden op zijn verblijfsadres. Daarbij heeft hij een aaneengesloten blok van een nader te bepalen uren ter invulling van zijn activiteiten (voor sport, hobby’s, school, werk, behandeling), zoals met de reclassering wordt afgesproken. Als de reclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen, dan zal zij hierover overleggen met de opdrachtgever. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringsmiddel. Het Openbaar Ministerie vraagt een deeladvies EM aan voor het voorgenomen verblijfadres;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk, vrijetijdsbesteding en/of een opleiding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van de onder nummer 5 genoemde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, , om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij] , te betalen een bedrag van
€ 3.767,85 (zegge: drieduizend zevenhonderdzevenenzestig euro en vijfentachtig cent), bestaande uit € 1.767,85 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 3.767,85(hoofdsom,
zegge: drieduizend zevenhonderdzevenenzestig euro en vijfentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.767,85 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
23 (drieëntwintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter,
en mr. P.T. Verweijen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Voorwinden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 16 oktober 2024 te Rotterdam, op de openbare weg, de Weipoort,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan (waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam) en/of
- een telefoon uit de handen van die [slachtoffer 1] te rukken;
2
hij op of omstreeks 9 oktober 2024 te Rotterdam, op de openbare weg, de Pinksterweide
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een of meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die die [slachtoffer 2] en/of een derde toebehoorde(n)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan die [slachtoffer 2] en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gezet,
- die [slachtoffer 2] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ik wil je doekoes" en/of
- de zoon van die [slachtoffer 2] heeft beetgepakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 oktober 2024 te Rotterdam, op de openbare weg, de Pinksterweide,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan die [slachtoffer 2] en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gezet,
- die [slachtoffer 2] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ik wil je doekoes" en/of
- de zoon van die [slachtoffer 2] heeft beetgepakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 1 oktober 2024 te Rotterdam, op de openbare weg, de Valkeniersweg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van totaal 734,00 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] en/of een derde toebehoorde(n) door:
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of te richten tegen het gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of te zetten tegen het bovenbeen van die [slachtoffer 3] en/of
- die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen: "waar is je focking geld", "maak het geld nu over via een tikkie", "laat je kk bank zien", "hebben jullie nog kettings of armbanden", "niet bewegen, geef me je geld, anders ga ik schieten"en/of "als we zien dat jullie de politie bellen gaan we jullie opzoeken en maken we jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;