Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
4.Bewezenverklaring
envergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken door:
5.Strafbaarheid feiten
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen.
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Vordering benadeelde partij
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
€ 3.767,85 (zegge: drieduizend zevenhonderdzevenenzestig euro en vijfentachtig cent), bestaande uit € 1.767,85 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 3.767,85(hoofdsom,
zegge: drieduizend zevenhonderdzevenenzestig euro en vijfentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.767,85 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
23 (drieëntwintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;