ECLI:NL:RBROT:2025:2202

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
ROT 24/2014
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning wegens overtreding van de Opiumwet en de rechtmatigheid daarvan

Deze uitspraak betreft de sluiting van een woning in Rotterdam vanwege een overtreding van de Opiumwet. Eiser, die de woning huurt van Stichting Woonstad Rotterdam, betwist de bevoegdheid van de burgemeester om de woning te sluiten en stelt dat de sluiting onevenredig is. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de sluiting op basis van de feiten en de toepasselijke wetgeving. Op 16 augustus 2023 constateerde de politie een overtreding van de Opiumwet in de woning, waar een aanzienlijke hoeveelheid drugs werd aangetroffen. De burgemeester besloot op 5 oktober 2023 tot sluiting van de woning voor drie maanden, wat door de rechtbank als rechtmatig werd beoordeeld. Eiser voerde aan dat de drugs voor eigen gebruik waren en dat er geen overlast was, maar de rechtbank oordeelde dat de burgemeester op goede gronden tot sluiting was overgegaan. De rechtbank concludeert dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen en dat de belangen van eiser niet zwaarder wogen dan het belang van de gemeenschap. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/2014

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2025 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D.H. van Tongerlo),
en

de burgemeester van Rotterdam

(gemachtigden: mr. A. Wintjes en mr. S.A. de Roo).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het sluiten van de woning gelegen aan de [adres] te Rotterdam (de woning) vanwege een overtreding van de Opiumwet. Eiser huurt deze woning van Stichting Woonstad Rotterdam (de verhuurder). Eiser voert aan dat de burgemeester niet bevoegd was om de woning te sluiten, dat er geen noodzaak was om de woning te sluiten en dat de sluiting onevenredig is. Eiser stelt onder meer dat hij de gevonden drugs op medicinale wijze gebruikte en dat de gevolgen van de sluiting groot zijn. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de rechtmatigheid van de sluiting van de woning.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de burgemeester op goede gronden tot sluiting van de woning is overgegaan. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Procesverloop

2. Op 16 augustus 2023 heeft de politie in de woning een overtreding van de Opiumwet geconstateerd. Met het besluit van 5 oktober 2023 heeft de burgemeester besloten om de woning te sluiten voor de duur van drie maanden. Met het bestreden besluit van 10 januari 2024 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij de sluiting gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van de burgemeester deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn met kennisgeving vooraf niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Op 16 augustus 2023 heeft de politie een bedrijfsauto gecontroleerd met als bestuurder [persoon A] ( [persoon A] ). In de bedrijfsauto werden circa 4,5 kilogram hennep, diverse verpakkingsmaterialen en een weegschaal aangetroffen. [persoon A] stond in de Basisregistratie personen ingeschreven op het adres van de woning. De politie heeft vervolgens de woning doorzocht en heeft daar eiser aangetroffen. In de woning werden op diverse plaatsen verdovende middelen aangetroffen:
  • een pot met henneptoppen
  • twee zakjes met in totaal 75 vermoedelijke XTC-pillen
  • één zakje met vermoedelijk MDMA-poeder
  • een verpakking psychedelische thee met één theezakje
  • een verpakking psychedelische truffel van vier gram
  • twee zakjes hennep
  • drie joints
  • twee potten hennep
  • een grote zak met diverse handelshoeveelheden hennep
  • een bakblik met resten van henneptoppen
  • drie boterhamzakjes met henneptoppen
  • een set wurgstokken (een verboden wapen op grond van de Wet Wapens en munitie)
De politie heeft een bestuurlijke rapportage opgesteld waarin deze bevindingen zijn vastgelegd. Na het wegen en het testen van de aangetroffen middelen bleek het te gaan om 67,1 gram MDMA en 265 gram hennep. [persoon A] heeft tegenover de politie verklaard dat hij de hennep die in het voertuig is gevonden van eiser had gekregen. Eiser ontkende dit. Eiser heeft tegenover de politie verklaard dat de in de woning aangetroffen verdovende middelen zijn eigendom waren en dat hij deze in het bezit had voor eigen gebruik. De woning ligt in het gebied Feijenoord en in de wijk Hillesluis. Zowel het gebied Feijenoord als de wijk Hillesluis scoren onder het stedelijk gemiddelde op het gebied van veiligheid. Bovendien is het gebied Feijenoord aangewezen als een veiligheidsrisicogebied.
4. Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de burgemeester op 14 september 2023 zijn voornemen kenbaar gemaakt om de woning te sluiten en eiser, [persoon A] en de verhuurder in de gelegenheid gesteld hun zienswijze kenbaar te maken. Eiser en de verhuurder hebben hiervan gebruik gemaakt. De burgemeester heeft naar aanleiding van de rapportage besloten de woning te sluiten voor de duur van drie maanden.
Voorlopige voorziening
5. Eiser heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Met de uitspraak van 23 oktober 2023 (ROT 23/6691) heeft de voorzieningenrechter dat verzoek afgewezen.
Had de burgemeester de bevoegdheid om de woning te sluiten?
6. Eiser voert aan dat de burgemeester niet de bevoegdheid had om de woning te sluiten. Eiser stelt dat de hennep en MDMA voor eigen gebruik aanwezig waren. Eiser gebruikte de drugs als zelfmedicatie in verband met lichamelijke (pijn)klachten en psychische klachten.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot sluiting van een woning als in dat pand harddrugs of softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt of als de drugs met dat doel aanwezig is. Uit vaste rechtspraak [1] volgt dat mag worden aangenomen dat een meer dan geringe hoeveelheid drugs niet, althans niet uitsluitend, voor eigen gebruik van een persoon bestemd is, maar deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden. Bij harddrugs is er in principe sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen. Bij softdrugs is er in principe sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 5 gram wordt aangetroffen. In de woning is van zowel harddrugs als softdrugs een ruime overschrijding hiervan aangetroffen (134 keer de handelshoeveelheid harddrugs en 53 keer de handelshoeveelheid softdrugs). Daarom mocht de burgemeester ervan uitgaan dat eiser de drugs aanwezig had om te worden verkocht, afgeleverd of verstrekt. De stellingen van eiser over het gebruik van de drugs als zelfmedicatie kunnen hem niet baten. Het kan best zijn dat eiser zelf ook drugs gebruikte, maar de rechtbank acht het niet aannemelijk dat hij een dusdanig grote voorraad drugs nodig had voor eigen gebruik. Ook is niet gebleken dat een arts het gebruik van drugs heeft voorgeschreven of heeft geadviseerd. Gelet hierop heeft de burgemeester zich terecht op het standpunt gesteld dat aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is voldaan en dat hij bevoegd was om tot sluiting van de woning over te gaan.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
7. Eiser voert aan dat de burgemeester had moeten afzien van sluiting aangezien er nooit een overlastmelding over de woning is geweest. Verder stelt eiser dat de burgemeester had moeten volstaan met een minder ingrijpend middel dan een sluiting. Zo was een waarschuwing of zelfs een last onder dwangsom meer op zijn plaats geweest en was een waarschuwing volgens het beleid zelfs verplicht.
7.1.
De rechtbank begrijpt het betoog van eiser over de afwezigheid van enige overlast en meldingen daarvan als een beroep op het ontbreken van de noodzaak om de woning te sluiten. Deze beroepsgrond slaagt evenmin.
7.2.
De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Rotterdam tegen te gaan. Dit beleid staat in de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in principe overgaat tot sluiting van een woning. Er is onder meer in opgenomen dat bij een ernstig geval in beginsel wordt overgegaan tot het sluiten van de woning, maar dat nadrukkelijk zal worden overwogen of kan worden volstaan met een laatste waarschuwing, waarbij rekening wordt gehouden met alle omstandigheden van het geval.
7.3.
Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, wat op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [2] De burgemeester heeft kunnen overwegen dat hier sprake is van een ernstig geval, zoals bedoeld in zijn beleid, door de aanwezigheid van een combinatie van een grote (handels)hoeveelheid softdrugs en harddrugs, de wijze waarop deze drugs waren verpakt, de aanwezigheid van verwerkte en onverwerkte softdrugs, de wijze waarop de woning in beeld is gekomen bij de politie (vanwege een voertuig van een op het adres van de woning ingeschreven persoon met daarin een grote hoeveelheid hennep in bakjes en zakjes en een weegschaal), de verklaring van [persoon A] dat hij de drugs van eiser heeft gekregen, de aanwezigheid van een illegaal wapen (wurgstokken) in de woning en de ligging van de woning in een zeer kwetsbare wijk. De burgemeester heeft daarom de noodzaak tot sluiting van de woning aanwezig mogen achten en was niet gehouden om met een minder ingrijpend middel te volstaan.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
8. Als de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van de woning noodzakelijk is, komt de vraag aan de orde of de sluiting ook evenwichtig is. Eiser heeft in dit verband gewezen op de gevolgen die de sluiting voor hem heeft. Zo heeft hij de woning nodig voor de omgangsregeling met zijn kinderen. Volgens eiser heeft de burgemeester de belangen van zijn minderjarige kinderen onvoldoende meegewogen. Verder heeft eiser gewezen op de omstandigheid dat de verhuurder van de woning de huurovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden, waardoor hij dakloos wordt. Daarnaast zal het voor eiser niet meer mogelijk zijn een sociale huurwoning te huren, omdat de verhuurder geen positieve verhuurdersverklaring zal afgeven en eiser op de zwarte lijst plaatst.
8.1.
De rechtbank vindt dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet maken dat de sluiting van de woning voor de duur van drie maanden onevenwichtig is. Dat zal zij hierna toelichten.
8.2.
De rechtbank stelt voorop dat een sluiting met veel nadelige gevolgen niet per definitie onevenwichtig is. Inherent aan een sluiting van een woning is dat de bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. De gevolgen van een woningsluiting kunnen echter bijzonder zwaar zijn indien de betrokkene niet kan terugkeren in de woning na de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting zijn huurcontract wordt ontbonden. Daarbij is ook van belang of de betrokkene door sluiting van de woning op een zogenoemde zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio. Dit hoeft zich echter niet zonder meer tegen sluiting te verzetten, bijvoorbeeld niet als de betrokkene een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt.
8.3. In dit geval kan eiser een verwijt worden gemaakt nu zowel de (ruime) handelshoeveelheid MDMA als de handelshoeveelheid hennep zijn eigendom waren. Het kan best zijn dat een deel van deze drugs voor eigen gebruik waren, maar, zoals hiervoor al is overwogen, was de hoeveelheid dermate groot dat niet aannemelijk is dat deze drugs alleen voor eigen gebruik bestemd waren.
8.4.
De rechtbank begrijpt dat het voor eiser lastig is om een omgangsregeling met zijn kinderen vorm te geven als hij zijn kinderen niet in een thuissituatie kan ontvangen. Dit neemt niet weg dat eisers kinderen niet staan ingeschreven op het adres van de woning en eiser ook elders vorm kan geven aan de omgangsregeling met zijn kinderen. Hij is daarvoor niet gebonden aan deze specifieke woning. Door de sluiting worden de kinderen van eiser niet dak- en thuisloos.
8.5.
Onder deze omstandigheden heeft de burgemeester meer gewicht mogen toekennen aan het belang van het herstel van de openbare orde en een veilig woon- en leefklimaat dan aan het belang van verzoeker.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de burgemeester op goede gronden is overgegaan tot het sluiten van de woning voor de duur van drie maanden. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
2.Zie ook de hiervoor genoemde uitspraak.