ECLI:NL:RBROT:2025:2225

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
10-120439-24 en 10-270686-23 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarige jongens met gevangenisstraf en vrijheidsbeperkende maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van seksueel misbruik van vier minderjarige jongens. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest, en er is een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd voor de duur van vijf jaar, die dadelijk uitvoerbaar is. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de slachtoffers beoordeeld en geconcludeerd dat deze voldoende steunbewijs bieden voor de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen, waaronder seksueel binnendringen, en heeft de slachtoffers gedwongen tot het verrichten van seksuele handelingen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoedingen zijn vastgesteld voor immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10-120439-24 en 10-270686-23 (gev. ttz.)
Datum uitspraak: 11 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1983,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. M.J. van Berlo, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding met parketnummer 10-120439-24 en hetgeen is vermeld in de dagvaarding met parketnummer 10-270686-23, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de (gewijzigde) tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Samengevat wordt de verdachte verweten dat hij vier minderjarige jongens seksueel heeft misbruikt. Hij wordt verdacht van het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder seksueel binnendringen, bij de minderjarige [slachtoffer 1] (hierna: [voornaam slachtoffer 1] ) in de periode van 1 augustus 2023 tot en met 4 april 2024 en bij de minderjarige [slachtoffer 2] (hierna: [voornaam slachtoffer 2] ) in de periode van 30 maart 2024 tot en met 1 april 2024. Bij [voornaam slachtoffer 1] is dit subsidiair ten laste gelegd als het verleiden van een minderjarige tot ontucht. Daarnaast zou de verdachte met de destijds minderjarige [slachtoffer 3] (hierna: [voornaam slachtoffer 3] ) in de periode van 4 januari 2017 tot en met 3 januari 2020 ontuchtige handelingen hebben gepleegd en zou hij hem in de periode van 1 september 2022 tot en met 20 februari 2023 hebben aangerand, dan wel hebben verleid tot ontucht. Ten slotte wordt de verdachte verweten dat hij op 6 september 2022 de destijds minderjarige [slachtoffer 4] (hierna: [voornaam slachtoffer 4] ) heeft aangerand, dan wel dat hij hem heeft verleid tot ontucht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 10-120439-24 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde en het onder 10-270686-23 onder 1, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod met de 4 slachtoffers en minderjarigen in het algemeen, voor de duur van 5 jaren met toepassing van een week vervangende hechtenis voor iedere keer dat de verdachte de maatregel overtreedt;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel.

4.Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de dagvaarding met betrekking tot het onder 10-270686-23, feit 2 primair en feit 3 primair ten laste gelegde partieel nietig is, omdat is nagelaten de ten laste gelegde dwangmiddelen te verfeitelijken. Onder het ten laste gelegde “door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid” kunnen tal van gedragingen vallen en dat geldt ook voor het “misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door het creëren van een afhankelijkheidssituatie”. Hierdoor is onduidelijk waaruit het dwingen heeft bestaan.
4.2.
Beoordeling
Op grond van artikel 261 Sv moet de tenlastelegging voldoende feitelijk en duidelijk zijn, zodat de verdachte weet waartegen hij zich heeft te verdedigen. Of aan die eisen is voldaan, hangt af van de bewoordingen waarin de tenlastelegging is opgesteld en het dossier waarop deze is gebaseerd.
Anders dan de raadsman heeft betoogd zijn de bestanddelen “door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid” naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk, doordat in de tenlastelegging de volgende verfeitelijking is opgenomen: “te weten door het misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door het creëren van een afhankelijkheidssituatie”. Gelet hierop in combinatie met de inhoud van het dossier, was het voor de verdachte voldoende duidelijk waartegen hij zich moest verdedigen.
4.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen. De dagvaarding is geldig.

5.Waardering van het bewijs

5.1. 10-120439-24,
10-120439-24, feit 1 ( [voornaam slachtoffer 1] )
Op het onder 10-120439-24 onder 1 primair ten laste gelegde is geen verweer gevoerd. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2. 10-120439-24,
10-120439-24, feit 2 ( [voornaam slachtoffer 2] )
5.2.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat de verklaring van [voornaam slachtoffer 2] niet voor het bewijs kan worden gebruikt aangezien deze onbetrouwbaar en inconsistent is. Zonder deze verklaring is er onvoldoende steunbewijs om tot een bewezenverklaring te komen.
5.2.1.2.
Beoordeling
[voornaam slachtoffer 2] heeft, anders dan de verdediging heeft gesteld, concreet en gedetailleerd verklaard over de ontuchtige handeling en de omstandigheden waaronder deze plaatsvond. Hij heeft verteld dat hij op zijn zij lag toen de verdachte zijn vinger, met daarop glijmiddel, in zijn kont stopte. Hij wist dat het een vinger was omdat hij de knokkels van de verdachte tegen zich aan voelde. Volgens [voornaam slachtoffer 2] heeft [voornaam slachtoffer 1] dit gezien en heeft de verdachte vervolgens ook met [voornaam slachtoffer 1] seksuele handelingen verricht.
Deze verklaring wordt op essentiële punten ondersteund door de verklaringen van [voornaam slachtoffer 1] en de moeder van [voornaam slachtoffer 1] , de getuige [naam getuige] . Zo heeft [voornaam slachtoffer 1] uitgebreid over het ‘trio’, zoals hij het noemt, verklaard, waarbij hij zei dat hij heeft gezien dat de verdachte aan [voornaam slachtoffer 2] zat. Dat [voornaam slachtoffer 1] niet concreet verklaard heeft over de vinger in de anus van [voornaam slachtoffer 2] doet daar niets aan af, temeer omdat [naam getuige] verklaard heeft dat zij van [voornaam slachtoffer 1] heeft gehoord dat de verdachte zijn vinger in de anus van [voornaam slachtoffer 2] heeft gestopt tijdens het trio.
De rechtbank ziet gelet hierop geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [voornaam slachtoffer 2] .
De rechtbank verwerpt het verweer.
5.3. 10-270686-23,
10-270686-23, feiten 1 en 2 ( [voornaam slachtoffer 3] )
5.3.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat de verklaring van [voornaam slachtoffer 3] onbetrouwbaar is en kritisch getoetst moet worden en dat er bovendien onvoldoende steunbewijs is.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde is verder aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat er sprake was van dwang.
5.3.1.2.
Beoordeling
Betrouwbaarheid verklaringen [voornaam slachtoffer 3]
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [voornaam slachtoffer 3] . [voornaam slachtoffer 3] heeft immers meerdere keren concreet en consistent verklaard over het seksueel misbruik door de verdachte. Zo heeft hij steeds verklaard dat de verdachte op twee momenten in zijn leven is gekomen en dat het misbruik in beide periodes heeft plaatsgevonden. Ook over de wijze waarop (het betasten van zijn geslachtsdeel, pijpen en aftrekken) en de omstandigheden waaronder (onder andere bij het naar bed brengen en in de auto) het misbruik plaatsvond heeft hij consistent verklaard. Gelet op de jonge leeftijd van [voornaam slachtoffer 3] ten tijde van het onder 1 ten laste gelegde en gelet op het tijdsverloop sindsdien, is het niet onbegrijpelijk dat zijn verklaring ten aanzien van feit 1 op sommige punten weinig specifiek is, zoals door de verdediging aangevoerd. Dit doet gelet op het voorgaande echter niet af aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen.
Steunbewijs
Zijn verklaringen worden daarnaast voldoende en op essentiële punten ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo heeft de getuige Vrolijks uitgebreid verklaard over de momenten waarop [voornaam slachtoffer 3] haar in vertrouwen nam over het misbruik door de verdachte en over de emotie die hij daarbij toonde. Zij heeft over feit 1 verklaard dat [voornaam slachtoffer 3] , al voordat hij opnieuw in contact kwam met de verdachte, aan haar had verteld dat hij door [voornaam verdachte] was aangerand en dat dit was gebeurd toen hij nog op de basisschool zat. Zij verklaarde dat als [voornaam slachtoffer 3] de verdachte zag, zijn bloed al ging koken. Hij moest dan bijna huilen en was echt boos. Over feit 2 heeft zij verklaard dat zij, in de periode nadat de verdachte opnieuw contact had gezocht met [voornaam slachtoffer 3] , zij hen ongeveer drie a vier keer heeft gezien. Het viel haar toen op dat de verdachte heel handtastelijk was naar [voornaam slachtoffer 3] . Ook heeft zij verklaard dat [voornaam slachtoffer 3] na enige tijd aan haar heeft verteld dat hij opnieuw door de verdachte was aangerand en dat hij toen heel aangeslagen en verdrietig was. [voornaam slachtoffer 3] was toen in haar armen in huilen uitgebarsten. Ook in de verklaring van de moeder van [voornaam slachtoffer 3] kan steun worden gevonden. Zij verklaarde onder meer over het feit dat [voornaam slachtoffer 3] vroeger altijd naar bed werd gebracht door de verdachte. Ook heeft [voornaam slachtoffer 3] haar destijds verteld over het misbruik, waarop het contact met de verdachte was verbroken.
Dwang als bedoeld in art. 246 Sr
Van ‘dwingen’ zoals tenlastegelegd kan slechts sprake zijn indien de verdachte heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de tenlastegelegde handelingen tegen zijn wil heeft ondergaan en dat het opzet van de verdachte daarop is gericht.
Op het moment van de onder 2 tenlastegelegde handelingen was de verdachte 39 jaar oud en [voornaam slachtoffer 3] 15 jaar oud. Van dat leeftijdsgeschil gaat een bepaald gezag uit en dat alleen al heeft het voor [voornaam slachtoffer 3] moeilijk gemaakt om zich aan de seksuele handelingen door de verdachte te onttrekken. Daar komt nog bij dat [voornaam slachtoffer 3] en de verdachte een verleden hebben, waarin [voornaam slachtoffer 3] de verdachte als vaderfiguur zag (en de verdachte zich ook zo opstelde) en hij is misbruikt door de verdachte. Dit maakt dat er sprake was van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bij de verdachte en daarvan heeft hij misbruik gemaakt. Daarnaast heeft de verdachte [voornaam slachtoffer 3] meerdere malen met zijn auto naar school gebracht, waardoor er een afhankelijkheidssituatie ontstond, en hem toen onverhoeds betast.
Conclusie
De rechtbank verwerpt de verweren.
5.4. 10-270686-23,
10-270686-23, feit 3 ( [voornaam slachtoffer 4] )
5.4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een vormverzuim. Er is onderzoek verricht in de telefoons van de verdachte zonder voorafgaande machtiging van de officier van justitie of de rechter-commissaris, terwijl door dit onderzoek een aanzienlijke inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. Dit dient (primair) te leiden tot bewijsuitsluiting met betrekking tot hetgeen op de telefoons is aangetroffen. Er is dan onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring van het feit te komen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Subsidiair is aangevoerd dat er geen sprake is van ‘dwang’ als bedoeld in art. 246 Sr, zodat de verdachte ook om die reden dient te worden vrijgesproken.
5.4.1.2.
Beoordeling
Vormverzuim
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad (HR 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:592) voor het kunnen verrichten van onderzoek aan gegevens afkomstig van in beslag genomen telefoons een getrapte bevoegdheidstoedeling bestaat. Deze komt er op neer dat dat onderzoek kan worden verricht door een opsporingsambtenaar, indien op voorhand is te voorzien dat de met het onderzoek samenhangende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als beperkt kan worden beschouwd. Als sprake is van een meer dan beperkte inbreuk en bij een zeer ingrijpende inbreuk is toestemming van de officier van justitie respectievelijk de rechter-commissaris nodig.
De rechtbank stelt vast dat door het onderzoek in de telefoons slechts een bepaald aspect van het privéleven van de verdachte naar voren is gekomen, namelijk zijn seksuele gerichtheid en seksleven. Het onderzoek naar dit aspect is relevant in het kader van de strafbare feiten waarvan de verdachte in deze zaak wordt verdacht. Niet gebleken is dat het onderzoek in de telefoons zich heeft uitgestrekt tot andere gegevens dan die welke relevant waren voor de feiten waarvan de verdachte wordt verdacht. Evenmin is gebleken dat door het onderzoek een volledig beeld van het persoonlijk leven van de verdachte is verkregen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de met het onderzoek samenhangende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als beperkt kan worden beschouwd, zodat de algemene bevoegdheid van opsporingsambtenaren zoals geregeld in artikel 94 in verbinding met artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering voldoende legitimatie biedt. Er is dus geen sprake van een vormverzuim.
Dwang als bedoeld in art. 246 Sr
Van ‘dwingen’ zoals tenlastegelegd kan slechts sprake zijn indien de verdachte heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de tenlastegelegde handelingen tegen zijn wil heeft ondergaan en dat het opzet van de verdachte daarop is gericht.
De verdachte heeft aan [voornaam slachtoffer 4] , die op dat moment 16 jaar oud was, gevraagd om een filmpje te maken waarop hij zichzelf aftrekt en dit filmpje vervolgens naar hem op te sturen. Uit de verklaring van [voornaam slachtoffer 4] volgt dat de verdachte meerdere keren aandrong om een filmpje te maken en daarbij specifieke instructies gaf wat [voornaam slachtoffer 4] zou moeten doen. Zelfs nadat [voornaam slachtoffer 4] meermalen had gezegd dat hij dit niet wilde doen, bleef de verdachte aandringen en bood hem daarbij een geldbedrag aan, welk bedrag telkens hoger werd. De verdachte zei ook dat [voornaam slachtoffer 4] verkeerd dacht, want het was hartstikke normaal.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en daardoor het slachtoffer heeft gedwongen om een filmpje te maken en deze naar de verdachte te sturen.
ConclusieDe verweren worden verworpen.
5.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 10-120439-24 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde en het onder 10-270686-23 onder 1, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
10-120439-24:
1.
hij
op meer tijdstippen in de periode 01 augustus 2023 tot en met 4 april 2024
te Ridderkerk en en te Breda, en te Duitsland en te België,
met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] -2009, een aan zijn zorg, of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft hij verdachte meermalen
- zijn penis en voorwerpen gebracht in de anus van die [slachtoffer 1] en
- de penis van die [slachtoffer 1] in zijn mond genomen en de penis van die [slachtoffer 1] in zijn anus gehouden en
- zich door die [slachtoffer 1] laten aftrekken en
- die [slachtoffer 1] afgetrokken en
- het lichaam van die [slachtoffer 1] gestreeld.
2.
hij
in de periode 30 maart 2024 tot en met 01 april 2024
te Ridderkerk,
met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] -2010, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een ontuchtige handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
immers heeft verdachte zijn, verdachtes vinger in de anus van die [slachtoffer 2] gebracht.
10-270686-23:
1.
hij
op meer tijdstippen in de periode 04 januari 2014 tot en met 03 januari 2020
te Frankrijk en te Spijkenisse,
met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 4] -2007, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet
had bereikt,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten het meermalen betasten van het geslachtsdeel van die [slachtoffer 3] en/of het aftrekken en/of pijpen van die [slachtoffer 3] .
2.
hij
op meer tijdstippen in de periode 01 september 2022 tot en met 20 februari 2023
te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
door een andere feitelijkheid, te weten door het misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door het creëren van een afhankelijkheidssituatie en/of telkens onverhoeds
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het door verdachte brengen van zijn handen in de broek van die [slachtoffer 3] en/of betasten van die [slachtoffer 3] ’ piemel.
3.
hij
op 6 september 2022
te Hellevoetsluis,
door een andere feitelijkheid, te weten door het misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht
[slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen, te weten het door die [slachtoffer 4] aftrekken van zichzelf, terwijl die [slachtoffer 4] onder de douche stond en deze handelingen te filmen met zijn mobiele telefoon en deze film te versturen naar hem, verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10-120439-24
1 primair:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
2:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
10-270686-23
1:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;

2.primair:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;

3.primair:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf en maatregel

8.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich jarenlang schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met in totaal vier minderjarige jongens. Bij twee van de jongens was sprake van seksueel binnendringen, één van de jongens heeft hij gedwongen om een filmpje voor hem te maken waarop hij seksuele handelingen bij zichzelf verricht en een andere jongen is langdurig in twee verschillende periodes in zijn leven door de verdachte misbruikt. Dat heeft de verdachte kunnen doen doordat hij telkens op manipulatieve en berekenende wijze in het leven is gekomen van zijn slachtoffers. De verdachte heeft zich steeds voorgedaan als iemand die de gezinnen waar deze jongens deel van uitmaakten, en die op dat moment in lastige (familiaire) situaties verkeerden, wilde helpen door klusjes te doen en een luisterend oor te bieden. Hij wist daarbij het vertrouwen van de ouders te winnen. Ondertussen palmde hij een deel van de slachtoffers in met veel en dure cadeaus. De verdachte schroomde bovendien niet om vrienden van de slachtoffers te benaderen, één van de slachtoffers in deze zaak is op die manier met de verdachte in contact gekomen. De rechtbank stelt vast dat de verdachte dit alles maar met één doel heeft gedaan: het uiteindelijk kunnen misbruiken van deze jongens, enkel ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens.
De verdachte heeft met zijn handelen een zeer grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Het is algemeen bekend dat feiten als deze langdurige gevolgen kunnen hebben voor de slachtoffers en nadelig zijn voor hun psychoseksuele ontwikkeling. Ook kan het handelen van de verdachte grote gevolgen hebben voor het zelfbeeld van de slachtoffers en voor hun vertrouwen in de medemens. Uit de verklaringen van de slachtoffers bij de politie en de namens hen voorgedragen verklaringen ter terechtzitting blijken de enorme (psychische en andere) gevolgen van het misbruik, die de slachtoffers nog lang met zich mee zullen dragen. Dat geldt niet alleen voor de slachtoffers zelf, maar ook voor hun familieleden.
De verdachte heeft voorts geen enkele verantwoordelijkheid genomen of inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen.
Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 22 november 2024, waaruit blijkt dat aan hem op 6 september 2021 een strafbeschikking voor schennispleging is opgelegd. Dit betekent dat het strafblad enigszins strafverzwarend werkt.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 mei 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
Op deze zaak na verloopt het leven van de verdachte zonder opmerkelijke problematiek. Qua huisvesting, financiën en dagbesteding is zijn situatie relatief stabiel. Hij is niet geheel zonder problemen doch evengoed deels onbezorgd opgegroeid en heeft een goed contact met zijn moeder, zus, stiefvader, dochter, pleegzoon en verdere familie. Met zijn vader heeft hij geen contact meer en verder heeft hij een beperkt sociaal netwerk. Er lijkt geen psychiatrische problematiek te spelen, al kan gelet op het tenlastegelegde en de eerdere veroordeling voor schennispleging de aanwezigheid van seksuele problematiek geenszins worden uitgesloten.
Omdat er een kans op een terugval in gedrag, zoals ten laste gelegd, aanwezig wordt geacht wordt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, gekoppeld aan een proeftijd en met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en het vermijden van contacten met minderjarigen, geadviseerd.
Psycholoog drs. [persoon A] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 30 augustus 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
Op basis van het onderzoek is geen sprake van een psychische stoornis, maar deze kan ook niet geheel worden uitgesloten. Er komen wel aanwijzingen naar voren voor een seksuele stoornis, maar onvoldoende om, mede vanwege de ontkennende houding van betrokkene, deze vast te kunnen stellen. Doordat er geen stoornis kan worden vastgesteld is er geen sprake van een doorwerking in de tenlastegelegde feiten. Om die reden is er geen behandelnoodzaak en wordt geen zorg geadviseerd. Er kan daardoor evenmin een gefundeerde uitspraak worden gedaan over de kans op herhaling.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De deskundigen hebben geen stoornis bij de verdachte kunnen vaststellen. Om die reden wordt de verdachte volledig toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en het aantal slachtoffers kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Met de officier van justitie is de rechtbank van mening dat er geen ruimte is voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. Hoewel de rechtbank denkt dat de verdachte (en daarmee ook de samenleving) kan profiteren van een behandeling en hij deze misschien zelfs nodig heeft, kan deze alleen worden opgelegd bij een maximale gevangenisstraf van vier jaar. Dat doet echter geen recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier geëiste gevangenisstraf van vijf jaar in dit geval passend en geboden is. Om die reden zal de rechtbank geen voorwaardelijk strafdeel kunnen opleggen met een behandeling als bijzondere voorwaarde. De rechtbank gaat er vanuit dat de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering opnieuw zullen worden bezien en indien nodig alsnog zullen worden verbonden aan een eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt verder aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en met (andere) minderjarigen.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens voornoemde personen, wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Daarbij betrekt de rechtbank naast het aantal slachtoffers en de lange periode waarbinnen de feiten zijn gepleegd dat, nadat de verdachte in september 2023 was aangehouden voor de feiten gepleegd met twee van de slachtoffers, hij de feiten met de twee andere slachtoffers heeft gepleegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

9.1.
Vorderingen
Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
  • [slachtoffer 1] (ten aanzien van het onder 10-120439-24 onder 1 ten laste gelegde). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 25.000,- aan immateriële schade.
  • [slachtoffer 2] (ten aanzien van het onder 10-120439-24 onder 2 ten laste gelegde). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 6.000,- aan immateriële schade.
  • [slachtoffer 3] (ten aanzien van het onder 10-270686-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 7.500,- aan immateriële schade, € 2.881,40 aan materiële schade en € 27,19 aan proceskosten.
  • [slachtoffer 4] (ten aanzien van het onder 10-270686-23 onder 3 ten laste gelegde). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade en € 141,11 aan materiële schade.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vorderingen in hun geheel kunnen worden toegewezen, met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen het volgende aangevoerd:
  • [slachtoffer 1] : de gevorderde immateriële schade dient aanzienlijk te worden gematigd, gelet op toegewezen bedragen in vergelijkbare zaken.
  • [slachtoffer 2] : primair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair dient de gevorderde immateriële schade aanzienlijk te worden gematigd, aangezien onvoldoende duidelijk is dat sprake is van een causaal verband tussen de klachten en het ten laste gelegde. Meer subsidiair dient de benadeelde partij voor het grootste gedeelte niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering in verband met een onevenredige belasting van het strafgeding.
  • [slachtoffer 3] : primair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair dient de gevorderde materiële schade tot een bedrag van € 140,47 (reiskosten) te worden afgewezen. Ten aanzien van de gevorderde materiële schade van € 2.086,66 (verlies van arbeidsvermogen) geldt ook dat deze moet worden afgewezen. Dit deel van de vordering is te laat ingediend en uit de stukken blijkt niet zonder meer blijkt dat de klachten uit de ten laste gelegde feiten voorkomen. De gevorderde immateriële schade dient aanzienlijk te worden gematigd, aangezien onvoldoende duidelijk is dat sprake is van een causaal verband tussen de klachten en het ten laste gelegde.
  • [slachtoffer 4] : primair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair dient de gevorderde materiële schade tot een bedrag van € 78,54 (reiskosten) te worden afgewezen. De gevorderde immateriële schade dient aanzienlijk te worden gematigd, aangezien onvoldoende duidelijk is dat sprake is van een causaal verband tussen de klachten en het ten laste gelegde. Meer subsidiair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering in verband met een onevenredige belasting van het strafgeding.
9.4.
Beoordeling
[slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen ten gevolge van het onder 10-120439-24 onder 1 primair bewezenverklaarde feit. Dit is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Daarom is sprake van aantasting in de persoon “op andere wijze” als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW, zodat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding voor de immateriële schade. De rechtbank zal, mede gelet op min of meer soortgelijke gevallen, de immateriële schade naar billijkheid vaststellen op € 10.000,-.
De vordering wordt dus deels toegewezen. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 april 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij voor een groot deel zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
[slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen ten gevolge van het onder 10-120439-24 onder 2 bewezenverklaarde feit. Dit is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Daarom is sprake van aantasting in de persoon “op andere wijze” als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW, zodat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding voor de immateriële schade. De rechtbank zal de immateriële schade, mede gelet op min of meer soortgelijke gevallen, naar billijkheid vaststellen op € 4.000,-.
De vordering wordt dus deels toegewezen. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 april 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
[slachtoffer 3]
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen ten gevolge van de onder 10-270686-23 onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde feiten. Dit is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd, onder meer met de brief van de psychotherapeut waaruit volgt dat er bij de benadeelde partij sprake is van traumagerelateerde klachten als gevolg van nare ervaringen, waaronder de aanranding. Dat er mogelijk ook sprake is van andere oorzaken voor zijn psychische problematiek doet hier niet aan af. Daarom is sprake van aantasting in de persoon “op andere wijze” als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW, zodat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding voor de immateriële schade. De rechtbank zal de immateriële schade naar billijkheid vaststellen op € 7.500,-.
De als materiële schade gevorderde reiskosten met betrekking tot het doen van aangifte en de behandelingen bij Youz betreffen een totaal bedrag van € 608,82. De rechtbank oordeelt dat dit rechtstreekse (materiële) schade betreft en dat dit deel van de vordering genoegzaam is onderbouwd. De vordering zal in zoverre dus worden toegewezen. De als materiële schade gevorderde reiskosten met betrekking tot besprekingen met de advocaat tot een bedrag van € 55,24 dienen te worden beschouwd als proceskosten.
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van materiële schade die betrekking heeft op de zogenaamde wegrakingen van de benadeelde partij (te weten een bedrag van € 130,68 aan reiskosten en € 2.086,66 aan verlies verdienvermogen), is onvoldoende komen vast te staan dat sprake is van een causaal verband tussen deze wegrakingen en de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank is van oordeel dat de beoordeling van de vordering in zoverre een nader onderzoek vergt en dat dit een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen.
De vordering wordt dus deels toegewezen. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 februari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij grotendeels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 82,43 en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
[slachtoffer 4]
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen ten gevolge van het onder 10-270686-23 onder 3 primair bewezenverklaarde feit. Dit is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Daarom is sprake van aantasting in de persoon “op andere wijze” als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW, zodat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding voor de immateriële schade. De rechtbank stelt vast dat uit het verzoek tot schadevergoeding volgt dat de hoogte van het gevorderde bedrag is gebaseerd op het plegen van ‘talloze malen’ ontucht. Dit is echter niet ten laste gelegd en dus ook niet bewezenverklaard. Rekening houdend met de bewezenverklaring zal de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vaststellen op € 2.500,-.
De als materiële schade gevorderde reiskosten met betrekking tot het doen van aangifte en de behandelingen bij Youz betreft een totaal bedrag van € 97,42. De rechtbank oordeelt dat dit rechtstreekse (materiële) schade betreft en dat dit deel van de vordering genoegzaam is onderbouwd. De vordering zal in zoverre dus worden toegewezen. De als materiële schade gevorderde reiskosten met betrekking tot besprekingen met de advocaat tot een bedrag van € 43,69 dienen te worden beschouwd als proceskosten.
De vordering wordt dus deels toegewezen. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 6 september 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij grotendeels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 43,69 en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen een schadevergoeding te betalen:
  • [slachtoffer 1] : € 10.000,- aan immateriële schade;
  • [slachtoffer 2] : € 4.000,- aan immateriële schade;
  • [slachtoffer 3] : € 7.500,- aan immateriële schade en € 608,82 aan materiële schade;
  • [slachtoffer 4] : € 2.500,- aan immateriële schade en € 97,42 aan materiële schade;
telkens vermeerderd met de wettelijke rente en de kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 63, 245, 246, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10-120439-24 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten en de onder parketnummer 10-270686-23 onder 1, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
- zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2009), [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2010), [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4] 2007) en [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum 1] 2006), gedurende
5 (vijf) jarenna heden,
zich te onthouden van direct of indirect contact met minderjarigen, met uitzondering van zijn eigen kinderen, gedurende
5 (vijf) jarenna heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
1 (één) week;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste zes maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 10.000,- (zegge: tienduizend euro), aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1] te betalen
€ 10.000,- (hoofdsom,
zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 10.000,- niet mogelijk blijkt
, gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
85 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2], te betalen een bedrag van
€ 4.000,- (zegge: vierduizend euro), aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] te betalen
€ 4.000,-(hoofdsom,
zegge: vierduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 4.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
50 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3], te betalen een bedrag van
€ 8.108,82 (zegge: achtduizend honderdacht euro en tweeëntachtig eurocent), bestaande uit € 7.500,- aan immateriële schade en € 608,82 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 82,43, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 3] te betalen
€ 8.108,82(hoofdsom,
zegge: achtduizend honderdacht euro en tweeëntachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 8.108,82 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
75 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4], te betalen een bedrag van
€ 2.597,42 (zegge: tweeduizend vijfhonderdzevenennegentig euro en tweeënveertig eurocent), bestaande uit € 2.500,- aan immateriële schade en € 97,42 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 43,69, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 4] te betalen
€ 2.597,42(hoofdsom,
zegge: tweeduizend vijfhonderdzevenennegentig euro en tweeënveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.597,42 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
35 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H. Kroon, voorzitter,
en mr. E. IJspeerd en mr. P.T. Verweijen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Dijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst (gewijzigde) tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
10-120439-24:
1.
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 01 augustus 2023 tot en met 4 april 2024
te Ridderkerk en/of te Lelystad en/of te Breda, in elk geval in Nederland en/of te
Duitsland en/of te België,
met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] -2009, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft hij verdachte meermalen, althans eenmaal
- zijn penis en/of (een) voorwerp(en) gebracht in de anus van die [slachtoffer 1] en/of
- de penis van die [slachtoffer 1] in zijn mond genomen en/of de penis van die [slachtoffer 1] in zijn anus gehouden en/of
- zich door die [slachtoffer 1] laten aftrekken en/of
- die [slachtoffer 1] afgetrokken en/of
- het lichaam van die [slachtoffer 1] gestreeld;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 01 augustus 2023 tot en met 4 april 2024
te Ridderkerk en/of te Lelystad en/of te Breda, in elk geval in Nederland en/of te
Duitsland en/of te België,
door giften en/of beloften van geld en/of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding, te weten door
geld en/of kleding en/of een mobiele telefoon en/of meubilair,
[slachtoffer 1] geboren op [geboortedatum 2] -2009, een aan zijn zorg, opleiding of
waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, die de leeftijd van achttien jaren nog
niet had bereikt,
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem,
verdachte, te dulden, immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal
- zijn penis en/of (een) voorwerp(en) gebracht in de anus van die [slachtoffer 1] en/of
- de penis van die [slachtoffer 1] in zijn mond genomen en/of de penis van die [slachtoffer 1]
in zijn anus gehouden en/of
- zich door die [slachtoffer 1] laten aftrekken en/of
- die [slachtoffer 1] afgetrokken en/of
- het lichaam van die [slachtoffer 1] gestreeld;
2.
hij
in of omstreeks de periode 30 maart 2024 tot en met 01 april 2024
te Ridderkerk,
met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] -2010, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
immers heeft verdachte zijn, verdachtes vinger in de anus van die [slachtoffer 2] gebracht;
10-270686-23:
1.
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks in de periode 04 januari 2014 tot en met 03 januari 2020
te Frankrijk en/of te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 4] -2007, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet
had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten het meermalen, althans eenmaal betasten van het geslachtsdeel van die [slachtoffer 3] en/of het aftrekken en/of pijpen van die [slachtoffer 3] ;
2.
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 01 september 2022 tot en met 20 februari 2023
te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door het misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door het creëren van een afhankelijkheidssituatie en/of (telkens) onverhoeds
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het door verdachte brengen van zijn handen in de broek van die [slachtoffer 3] en/of laten betasten van die [slachtoffer 3] ’ piemel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 01 september 2022 tot en met 20 februari 2023
te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in Nederland,
door giften en/of beloften van geld en/of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding, te weten door het kopen van vapes en/of snoep en/of door het geven van geld,
[slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2007, die de leeftijd van achttien jaren nog niet
had bereikt,
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem,
verdachte, te dulden, door meermalen, althans eenmaal zijn verdachtes hand te
brengen in de broek van die [slachtoffer 3] en/of te strelen over, althans het betasten van de
piemel van die [slachtoffer 3] ;
3.
hij
op of omstreeks 6 september 2022
te Hellevoetsluis, althans in Nederland
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door het misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door het creeren van een afhankelijkheidssituatie
[slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het door die [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal aftrekken van zichzelf, terwijl die [slachtoffer 4] onder de douche stond en/of deze handeling(en) te filmen met zijn mobiele telefoon en/of deze film te versturen naar hem, verdachte;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 6 september 2022
te Hellevoetsluis
door giften en/of beloften van geld en/of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding, te weten door het geven van geld, te weten 500 euro, althans enig geldbedrag,
[slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 1] -2006, die de leeftijd van achttien jaren nog niet had
bereikt,
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem,
verdachte, te dulden, die [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal zichzelf heeft afgetrokken, terwijl die [slachtoffer 4] onder de douche stond en/of deze handeling(en) te filmen met zijn mobiele telefoon en/of deze film te versturen naar hem, verdachte.