Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 10-120439-24 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde en het onder 10-270686-23 onder 1, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest;
- oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod met de 4 slachtoffers en minderjarigen in het algemeen, voor de duur van 5 jaren met toepassing van een week vervangende hechtenis voor iedere keer dat de verdachte de maatregel overtreedt;
- dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel.
4.Geldigheid dagvaarding
5.Waardering van het bewijs
Standpunt verdediging
Beoordeling
Standpunt verdediging
Beoordeling
Standpunt verdediging
Beoordeling
6.Strafbaarheid feiten
2.primair:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
3.primair:
7.Strafbaarheid verdachte
8.Motivering straf en maatregel
9.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen
- [slachtoffer 1] (ten aanzien van het onder 10-120439-24 onder 1 ten laste gelegde). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 25.000,- aan immateriële schade.
- [slachtoffer 2] (ten aanzien van het onder 10-120439-24 onder 2 ten laste gelegde). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 6.000,- aan immateriële schade.
- [slachtoffer 3] (ten aanzien van het onder 10-270686-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 7.500,- aan immateriële schade, € 2.881,40 aan materiële schade en € 27,19 aan proceskosten.
- [slachtoffer 4] (ten aanzien van het onder 10-270686-23 onder 3 ten laste gelegde). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade en € 141,11 aan materiële schade.
- [slachtoffer 1] : de gevorderde immateriële schade dient aanzienlijk te worden gematigd, gelet op toegewezen bedragen in vergelijkbare zaken.
- [slachtoffer 2] : primair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair dient de gevorderde immateriële schade aanzienlijk te worden gematigd, aangezien onvoldoende duidelijk is dat sprake is van een causaal verband tussen de klachten en het ten laste gelegde. Meer subsidiair dient de benadeelde partij voor het grootste gedeelte niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering in verband met een onevenredige belasting van het strafgeding.
- [slachtoffer 3] : primair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair dient de gevorderde materiële schade tot een bedrag van € 140,47 (reiskosten) te worden afgewezen. Ten aanzien van de gevorderde materiële schade van € 2.086,66 (verlies van arbeidsvermogen) geldt ook dat deze moet worden afgewezen. Dit deel van de vordering is te laat ingediend en uit de stukken blijkt niet zonder meer blijkt dat de klachten uit de ten laste gelegde feiten voorkomen. De gevorderde immateriële schade dient aanzienlijk te worden gematigd, aangezien onvoldoende duidelijk is dat sprake is van een causaal verband tussen de klachten en het ten laste gelegde.
- [slachtoffer 4] : primair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair dient de gevorderde materiële schade tot een bedrag van € 78,54 (reiskosten) te worden afgewezen. De gevorderde immateriële schade dient aanzienlijk te worden gematigd, aangezien onvoldoende duidelijk is dat sprake is van een causaal verband tussen de klachten en het ten laste gelegde. Meer subsidiair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering in verband met een onevenredige belasting van het strafgeding.
- [slachtoffer 1] : € 10.000,- aan immateriële schade;
- [slachtoffer 2] : € 4.000,- aan immateriële schade;
- [slachtoffer 3] : € 7.500,- aan immateriële schade en € 608,82 aan materiële schade;
- [slachtoffer 4] : € 2.500,- aan immateriële schade en € 97,42 aan materiële schade;
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Bijlagen
12.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren;
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
5 (vijf) jarenna heden,
5 (vijf) jarenna heden;
1 (één) week;
dadelijk uitvoerbaaris;
[slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 10.000,- (zegge: tienduizend euro), aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1] te betalen
€ 10.000,- (hoofdsom,
zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 10.000,- niet mogelijk blijkt
, gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
85 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
[slachtoffer 2], te betalen een bedrag van
€ 4.000,- (zegge: vierduizend euro), aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] te betalen
€ 4.000,-(hoofdsom,
zegge: vierduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 4.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
50 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
[slachtoffer 3], te betalen een bedrag van
€ 8.108,82 (zegge: achtduizend honderdacht euro en tweeëntachtig eurocent), bestaande uit € 7.500,- aan immateriële schade en € 608,82 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 3] te betalen
€ 8.108,82(hoofdsom,
zegge: achtduizend honderdacht euro en tweeëntachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 8.108,82 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
75 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
[slachtoffer 4], te betalen een bedrag van
€ 2.597,42 (zegge: tweeduizend vijfhonderdzevenennegentig euro en tweeënveertig eurocent), bestaande uit € 2.500,- aan immateriële schade en € 97,42 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 4] te betalen
€ 2.597,42(hoofdsom,
zegge: tweeduizend vijfhonderdzevenennegentig euro en tweeënveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.597,42 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
35 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.