ECLI:NL:RBROT:2025:2324

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
ROT 23/7665
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen boete voor overtredingen van de Wet dieren in slachterij

Op 29 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin eiseres, vertegenwoordigd door mr. F.T.M. Peters, beroep aantekende tegen een boete van € 4.000,- die haar was opgelegd door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, vertegenwoordigd door mr. J.A.J. Woutersen. De boete was opgelegd wegens overtredingen van de Wet dieren, specifiek voor onvoldoende stro en onvoldoende ruimte voor varkens die in de slachterij overbleven. De rechtbank heeft het beroep behandeld en na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat de opgelegde boete terecht was, omdat er sprake was van twee overtredingen van de dierenwelzijnsregels. Eiseres had aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden waren die de boete onterecht maakten, maar de rechtbank volgde dit standpunt niet. De rechtbank concludeerde dat eiseres verantwoordelijk was voor het naleven van de regels, ongeacht de omstandigheden die leidden tot de overtredingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekende dat eiseres geen griffierecht terugkreeg en ook geen proceskostenvergoeding ontving.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De rechtbank gaf informatie over de procedure voor het indienen van een hogerberoepschrift en de mogelijkheid om een voorlopige voorziening aan te vragen bij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/7665

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

29 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. F.T.M. Peters),
en
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, voorheen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
(gemachtigde: mr. J.A.J. Woutersen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een boete van € 4.000,- die verweerder haar met het besluit van 2 juni 2023 heeft opgelegd voor een overtreding van de Wet dieren. Met het bestreden besluit van 11 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 29 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.

Motivering

2. Het is voldoende duidelijk en voldoende gemotiveerd dat sprake is van twee overtredingen, zowel voor wat betreft het aanwezige materiaal als voor wat betreft de ruimte. [1] Er is aangevoerd dat sprake was van een bijzondere omstandigheid gelegen in een storing die van korte duur was. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat daarom geen boete diende te worden opgelegd. Ook verder zijn er geen omstandigheden aangevoerd die moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die maken dat geen boete diende te worden opgelegd. Eiseres was, gegeven de overliggers en ongeacht de reden dat er sprake was van overliggers, verantwoordelijk voor het naleven van de regels. Ook de beroepsgrond ten aanzien van de samenhang slaagt niet. Het gaat om twee zelfstandige regels van dierenwelzijn die zijn overtreden. Dat er mogelijk geen overtredingen zouden zijn gepleegd als de dieren meer verspreid waren geweest, maakt dit niet anders.
3. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug en ook geen proceskostenvergoeding.
4. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2025 door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s-Gravenhage.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Feit 1: overtreding van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 5.8 van de Regeling houders van dieren, en met artikel 15, eerste lid, en Bijlage III, punt 1.2, van Verordening 1099/2009. Feit 2: overtreding van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 5.8 van de Regeling houders van dieren, en met artikel 3, eerste lid, artikel 15, eerste lid, en Bijlage III, punt 2.1, van Verordening 1099/2009