ECLI:NL:RBROT:2025:2530

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
C/10/691693 / JE RK 24-2764
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige ontwikkelingsproblemen

Op 2 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht over een minderjarige, geboren in 2008. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden en heeft een machtiging verleend voor uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier weken. Dit besluit is genomen vanwege ernstige zorgen over de mentale en fysieke toestand van de minderjarige, die aan zelfbeschadiging doet en in onveilige situaties terechtkomt. De Raad heeft verzocht om deze maatregelen om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen.

Tijdens de zitting op 2 januari 2025, waar de ouders, de minderjarige en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren, zijn de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige besproken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een acuut en ernstig vermoeden bestaat dat de ontwikkeling van de minderjarige bedreigd wordt. De ouders hebben geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad, maar hebben hun zorgen over de situatie van de minderjarige geuit. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de problemen te behandelen en dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de kinderrechter heeft aangegeven dat het hoger beroep moet worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en op schrift gesteld op 23 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/691693 / JE RK 24-2764
Datum uitspraak: 2 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Rotterdam-Dordrecht
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] ,
advocaat: mr. J. Oversluizen, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder], hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] ,
[naam vader], hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 24 december 2024;
  • de instemmingsverklaring van een onafhankelijke gedragswetenschapper van
  • de instemmingsverklaring van een onafhankelijke gedragswetenschapper van
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 2 januari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [voornaam minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat;
- de ouders;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, [persoon B] .
1.3.
Er is bijzondere toegang verleend aan [persoon C] , onafhankelijk gedragswetenschapper. Tevens is er bijzondere toegang verleend aan de zus van [voornaam minderjarige] .

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft bij [naam afdeling 1] in Hoenderloo.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden.
3.2.
De Raad verzoek daarnaast een spoedmachtiging te verlenen om [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier weken en aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek en licht het als volgt toe. De afgelopen periode zijn de zorgen over de mentale en fysieke toestand van [voornaam minderjarige] flink toegenomen. [voornaam minderjarige] brengt haar leven in gevaar en komt herhaaldelijk in onveilige situaties terecht. Het is van belang dat [voornaam minderjarige] op een plek verblijft waar zij stabiliseert en tot rust komt. Vervolgens dient [voornaam minderjarige] een diagnose en behandeling te krijgen. Gelet ook op de zorgen vanuit de ouders is het belangrijk dat de veiligheid van [voornaam minderjarige] wordt gewaarborgd. De Raad sluit zich dan ook aan bij de visie van de gedragswetenschappers en hoopt dat de behandeling van [voornaam minderjarige] op [naam afdeling 2] snel van de grond komt.
4.2.
De GI schaart zich achter het verzoek van de Raad. Het is begrijpelijk dat [voornaam minderjarige] op de open groep bij [naam afdeling 1] wil blijven. Gelet op de ernstige zorgen over de veiligheid van [voornaam minderjarige] is een plaatsing op een open groep echter niet meer mogelijk. Indien een gesloten machtiging wordt toegewezen zal [voornaam minderjarige] op groep drie bij [naam afdeling 2] geplaatst worden. De expertise van deze groep sluit goed aan bij [voornaam minderjarige] problematiek. Het is onduidelijk of de intake op de Fjord succesvol zal verlopen en hoewel [voornaam minderjarige] gemotiveerd is, zal haar gedrag eerst moeten stabiliseren voordat zij bij de Fjord terecht kan. Het is belangrijk dat [voornaam minderjarige] zo snel mogelijk passende hulpverlening krijgt en daarom is een gesloten plaatsing bij [naam afdeling 2] op dit moment noodzakelijk.
4.3.
Door en namens [voornaam minderjarige] wordt verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Er bestaan weliswaar zorgen over de situatie van [voornaam minderjarige] , maar het is de vraag of [naam afdeling 2] de geschikte hulpverlening kan bieden en de veiligheid van [voornaam minderjarige] voldoende kan waarborgen. Het is belangrijk dat de alternatieven in acht worden genomen en het belang van [voornaam minderjarige] voorop wordt gesteld. Een plaatsing bij de Fjord sluit hoogstwaarschijnlijk beter aan bij de behoeften van [voornaam minderjarige] en daarom dient de intake daar te worden afgewacht. [voornaam minderjarige] geeft aan dat het beter met haar gaat, dat zij graag naar school wil gaan en voldoende hulpverlening vanuit [naam afdeling 1] in Hoenderloo ontvangt.
4.4.
Door de ouders wordt geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. [voornaam minderjarige] heeft een beperkte emotionele intelligentie en dit zorgt ervoor dat zij haar eigen veiligheid herhaaldelijk in gevaar brengt. [voornaam minderjarige] is vermist geraakt, gedrogeerd en seksueel misbruikt. De afgelopen periode heeft er tussen de verschillende instanties geen samenwerking plaatsgevonden en is er ook geen hulpverlening opgestart. [voornaam minderjarige] verbleef eerst bij [naam afdeling 1] in Borculo, waarna zij vervolgens in een kliniek in Dordrecht is geplaatst. Daarna verbleef [voornaam minderjarige] opnieuw thuis en is het weer mis gegaan. De crisisdienst heeft [voornaam minderjarige] bij Yulius geplaatst, echter verliep dit niet goed en is zij vervolgens in het crisishuis geplaatst. Doordat er opnieuw contact was met de jongen is [voornaam minderjarige] uiteindelijk bij [naam afdeling 1] in Hoenderloo geplaatst. [naam afdeling 1] is een crisisplek en daarom wordt er geen behandeling opgestart en zijn er geen faciliteiten om geschikte hulpverlening te verlenen. Tevens kan de 1-op-1 begeleiding niet worden voortgezet. Doordat [voornaam minderjarige] zichzelf beschadigt, is zij recent opnieuw op de spoedafdeling beland. De ouders hebben veel verdriet en willen graag dat [voornaam minderjarige] hulp krijgt. De ouders staan daarom achter een plaatsing bij [naam afdeling 2] . Het is van belang dat er een diagnose wordt gesteld en [voornaam minderjarige] in veiligheid wordt gebracht.

5.De gedragswetenschapper

5.1.
De gedragswetenschapper brengt ter zitting naar voren dat [voornaam minderjarige] kwetsbaar is en op sociaal emotioneel niveau achterloopt. Dit zorgt ervoor dat [voornaam minderjarige] beïnvloedbaar is en makkelijk in contact komt met jongeren die haar misbruiken. Het is daarom van belang dat de veiligheid van [voornaam minderjarige] voorop wordt gesteld en er wordt ingezet op begrenzing. Gezien de gedragsproblematiek van [voornaam minderjarige] is een plaatsing bij de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) niet voor de hand liggend. Een plaatsing bij [naam afdeling 1] in combinatie met de ambulante hulpverlening vanuit Apeldoorn vraagt veel zelfstandigheid van [voornaam minderjarige] en sluit daarom niet goed aan. Een gesloten plaatsing bij [naam afdeling 2] is op dit moment het meest passend. Bij [naam afdeling 2] verblijft [voornaam minderjarige] in veiligheid, heeft zij een basisvoorziening en wordt haar gedrag gestabiliseerd. Er kan diagnostiek plaatsvinden, zodat een geschikte behandeling kan worden opgestart. Een samenwerking tussen [naam afdeling 2] en de Fjord zou eventueel van belang kunnen zijn.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en de zitting heeft de kinderrechter het ernstige vermoeden dat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] acuut en ernstig wordt bedreigd. Aan de voorwaarden voor een voorlopige ondertoezichtstelling wordt dus voldaan. [1] Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten instelling noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [voornaam minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [2]
6.2.
Ter zitting is naar voren gekomen dat er al lange tijd ernstige zorgen bestaan over de ontwikkeling en veiligheid van [voornaam minderjarige] . Bij [voornaam minderjarige] bestaat het vermoeden dat sprake is van een ernstige ontwikkelingsstoornis. Daarnaast heeft zij veel verdriet over de situatie van haar vader. De zorgen zijn in ernst en omvang toegenomen. De afgelopen jaren heeft [voornaam minderjarige] haar fysieke en mentale veiligheid herhaaldelijk in (groot) gevaar gebracht. Ook heeft zij een zelfmoordpoging ondernomen. [voornaam minderjarige] loopt geregeld weg en onttrekt zich dan aan de noodzakelijke hulpverlening en begeleiding.
6.3.
[voornaam minderjarige] verblijft sinds december 2023 bij verschillende instanties en tot op heden is er geen diagnostiek of passende hulpverlening opgestart. De afgelopen periode verbleef [voornaam minderjarige] op een crisisplek bij [naam afdeling 1] in Hoenderloo en ontving zij 1-op-1 begeleiding. Door het extreme gedrag van [voornaam minderjarige] is de leefsituatie bij [naam afdeling 1] onhoudbaar geworden en kan zelfs 1-op-1 begeleiding niet voorkomen dat zij zichzelf opnieuw ernstig beschadigde. [voornaam minderjarige] heeft herhaaldelijk contact met jongeren door wie zij gedrogeerd en misbruikt wordt. Ondanks de inspanningen van de moeder en diverse instanties is het tot op heden niet gelukt om geschikte hulpverlening in te zetten en de zorgen in het vrijwillig kader weg te nemen. Het is daarom van belang dat er een vaste jeugdbeschermer betrokken is en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] nauw in de gaten wordt gehouden. Daarnaast is het van belang dat er diagnostiek plaatsvindt en naar een passende behandeling wordt toegewerkt. Daarom stelt de kinderrechter [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht voor de duur van drie maanden. In die periode kan de Raad nader onderzoek doen waarbij [voornaam minderjarige] en de ouders betrokken zullen worden.
6.4.
Ook verleent de kinderrechter een machtiging om [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Gelet op de ernstige zorgen, is de kinderrechter van oordeel dat een dergelijke plaatsing op dit moment noodzakelijk is. Er bestaat een groot risico dat [voornaam minderjarige] wegloopt en opnieuw in aanraking komt met jongeren die ernstig misbruik van haar maken. Daarnaast doet [voornaam minderjarige] aan (forse) zelfbeschadiging en brengt zij hiermee haar gezondheid in gevaar. Op basis hiervan is het van belang dat de veiligheid van [voornaam minderjarige] centraal staat en de benodigde begrenzing wordt ingezet. Een gesloten plaatsing bij [naam afdeling 2] biedt deze veiligheid en stabiliteit en is daarom op dit moment het meest passend. De kinderrechter is van oordeel dat de intake bij de Fjord dient door te gaan, zodat bekeken wordt of dit in de toekomst een passende plek voor [voornaam minderjarige] kan zijn.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
stelt [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd in Rotterdam, met ingang van 2 januari 2025 tot 2 april 2025;
7.2.
verleent een machtiging om [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 2 januari 2025 tot 2 april 2025;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2025, in aanwezigheid van R.J.S. Mulder als griffier, en op schrift gesteld op 23 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 en 1:257 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).