ECLI:NL:RBROT:2025:2593

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
83-124411-24; 83-160211-24 (gev. ttz).
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het opslaan van meer dan 50 kg NEM aan noodsignalen zonder omgevingsvergunning

Op 25 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van het opslaan van meer dan 50 kg netto explosieve massa (NEM) aan noodsignalen zonder de vereiste omgevingsvergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, eigenaar van een eenmanszaak, verantwoordelijk was voor de opslag van pyrotechnische artikelen in een bunker te Oostvoorne. Tijdens een controle door de DCMR op 23 november 2022 werd geconstateerd dat de verdachte meer dan 50 kg NEM aan noodsignalen had opgeslagen zonder vergunning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van de feiten die onder parketnummer 83-160211-24 waren ten laste gelegd, maar sprak hem vrij van de feiten onder parketnummer 83-124411-24. De rechtbank legde een geldboete op van € 7.500, waarvan € 5.000 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte op de hoogte was van de vergunningplicht en dat hij tekort was geschoten in zijn onderzoeksplicht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team st
Parketnummers: 83-124411-24; 83-160211-24 (gev. ttz).
Datum uitspraak: 25 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. J.W. Grift, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, waaronder de dagvaarding van de zaak met parketnummer 83-160211-24 zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot betaling van een geldboete ter hoogte van € 20.000,00, waarvan € 10.000,00 voorwaardelijk en daaraan verbonden een proeftijd voor de duur van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feiten 83-124411-24
4.1.1.
Beoordeling
De verdachte is eigenaar van een eenmanszaak die onder meer de handelsnaam ‘ [handelsnaam A] ’ voert. In het kader van deze eenmanszaak beheert de verdachte een tweetal opslagplekken voor (consumenten)vuurwerk. Tijdens een controle door DCMR Milieudienst Rijnmond (hierna: DCMR) op 23 november 2022 bij de opslagplaats op het adres [adres 2] te Rozenburg constateerde de inspecteur een aantal vermeende overtredingen met betrekking tot de opslag van noodsignalen.
Feit 1
De tenlastelegging van feit 1 bevat kortgezegd het verwijt dat de verdachte meer dan 50 kilogram netto explosieve massa (hierna: NEM) aan noodsignalen had opgeslagen zonder dat hiervoor de vereiste omgevingsvergunning was verleend. Voor de bewezenverklaring van dit feit moet onder meer vast komen te staan dat daadwerkelijk meer dan 50 kg NEM aan noodsignalen was opgeslagen. Onder deze grens geldt namelijk niet de voor de bewezenverklaring van dit feit vereiste vergunningsplicht. Uit het dossier blijkt dat de inspecteur de aanwezigheid van 59,22 kg NEM heeft vastgesteld aan de hand van een in de opslagplaats aanwezig logboek. Door de inspecteur is niet volledig gecontroleerd of dit logboek overeen kwam met de daadwerkelijk in de opslagplaats aanwezige pyrotechnische artikelen. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat niet van de juistheid van dit logboek kan worden uitgegaan, onder meer nu in de opslagplaats pyrotechnische artikelen zijn aangetroffen die niet in het logboek staan. Nu er niet ook op een andere manier is gecontroleerd wat er zich daadwerkelijk in de opslagplaats bevond aan pyrotechnische artikelen, kan niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat daar meer dan 50 kg NEM aan noodsignalen aanwezig was.
Feit 2
Voor de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit is vereist dat vast komt te staan dat de in de opslagplaats aanwezige noodsignalen waarvan de expiratiedatum meer dan een jaar was verstreken, aldaar ook langer dan een jaar hebben gelegen. De enige aanleiding om dit te vermoeden is wederom het logboek. De rechtbank heeft eerder geconcludeerd dat de informatie die daarin stond beschreven niet betrouwbaar is. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de noodsignalen langer dan een jaar in de opslagplaats hebben gelegen.
4.1.2.
Conclusie
De verdachte wordt van deze feiten vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering 83-160211-24
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De verdachte kan niet als pleger (drijver van de inrichting) gezien worden van het tenlastegelegde feit, nu hij als enkele verhuurder niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de opslag van goederen door de huurder. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot de opslag van de pyrotechnische artikelen.
4.2.2.
Beoordeling
In het kader van de eerdergenoemde eenmanszaak verhuurde de verdachte een bunker te Oostvoorne, bestemd voor de opslag van consumentenvuurwerk, aan de medeverdachte, [medeverdachte rechtspersoon] . Deze medeverdachte gebruikte deze bunker voor de opslag van pyrotechnische artikelen. Naar aanleiding van een anonieme melding heeft de politie op 10 februari 2023 een doorzoeking verricht in de bunker, waarbij dozen met pyrotechnische artikelen zijn aangetroffen. De DCMR heeft op 15 februari 2023 ook een inspectie gedaan van de bunker. Hierbij werd door haar geconcludeerd dat sprake zou zijn van opslag van 507 kg NEM aan noodsignalen, zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning was verleend. De voorraad pyrotechnische artikelen is in beslag genomen en beschreven door het Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk (hierna: COV). Niet is betwist dat er geen omgevingsvergunning was verleend.
Noodsignalen
Voorafgaand aan de vraag of de verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor het opslaan van de pyrotechnische artikelen in de bunker in Oostvoorne zonder dat hier een vergunning voor was verleend, moet worden vastgesteld om wat voor soort artikelen het gaat.
Onder categorie 3.6 van Bijlage I, onderdeel C, van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) zijn de inrichtingen voor de opslag van pyrotechnische artikelen van de klasse ADR-1 vermeld waarvoor een vergunningplicht geldt. Onder f. staat vermeld dat een vergunning vereist is wanneer in de inrichting meer dan 50 kg NEM aan noodsignalen is opgeslagen. Er staat geen definitie van het begrip ‘noodsignaal’ in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), noch in het Bor.
Met betrekking tot de pyrotechnische artikelen, beschreven in bijlagen 2, 4, 6 en 8 van het onderzoek van het COV, zijn er aanwijzingen dat het mogelijk geen noodsignalen zijn. Dit volgt onder meer uit de pyrotechnische categorieën en productbenamingen die op de goederen zijn vermeld, zo staat bijvoorbeeld op de artikelen uit bijlagen 6 en 8 een UN-code vermeld die behoort bij vuurwerk bestemd voor amusementsdoeleinden en zijn de artikelen uit bijlagen 2 en 4 volgens de verpakking kennelijk geproduceerd voor andere doeleinden dan als noodsignaal.
De officier van justitie heeft betoogd dat de artikelen, bedoeld in de bijlagen 2, 4, 6 en 8, als die niet zijn aan te merken als noodsignalen, dan in ieder geval vielen onder de vergunningplichtige categorie i (“andere ontplofbare stoffen” van ADR-klasse 1), vermeld onder categorie 3.6 van Bijlage I, onderdeel C, van het Bor. De rechtbank volgt de officier van justitie hierin niet, alleen al omdat niet valt uit te sluiten dat deze artikelen moeten worden aangemerkt als consumentenvuurwerk.
Vanwege de onduidelijkheid over de aard van deze pyrotechnische artikelen zal de rechtbank de verdachte ten aanzien van deze artikelen vrijspreken.
Ten aanzien van de pyrotechnische artikelen, genoemd in de bijlagen 3, 5, 7 en 9 van het rapport van het COV, kan wel eenduidig worden vastgesteld dat dit noodsignalen zijn. De in bijlagen 3 en 9 beschreven pyrotechnische artikelen zijn voorzien van een IMO/Solas kenmerk, waarmee zij feitelijk worden aangeduid als noodsignalen met een functie in de scheepvaart. De in bijlagen 5 en 7 beschreven pyrotechnische artikelen zijn voorzien van de categorie P1 en wat deze artikelen (rook- en handfakkels) betreft, blijkt uit niets dat zij een andere bestemming hebben dan die van noodsignaal. Het totaalgewicht aan NEM van de noodsignalen, vermeld in deze bijlagen, is 101,24 kilogram. Hiermee komt de totale hoeveelheid aanwezige NEM aan noodsignalen ruim boven de grens van 50 kg uit. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat er in de inrichting meer dan 50 kg NEM aan noodsignalen opgeslagen lag zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning was verleend.
Rol verdachte
De vervolgvraag is of de verdachte er (mede)verantwoordelijk voor kan worden gehouden dat er in de inrichting meer dan 50 kg NEM aan noodsignalen lag zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning was verleend.
Voorop staat dat de medeverdachte als verkoper op de hoogte was of moest zijn van het soort pyrotechnische artikelen dat zij verkocht en hoeveel kilogram NEM hiervan in de vuurwerkbunker in opslag lag. Daarnaast wordt in het huurcontract tussen de verdachte en de medeverdachte bepaald dat uitsluitend noodsignalen in de vuurwerkbunker zullen worden opgeslagen en benoemt één van de vennoten van de medeverdachte in het mailcontact met de verdachte waarin zij de huur van het pand bespreken, dat er ‘maximaal 500kg’ zal worden opgeslagen en dat het gaat om ‘P1’ en ‘fakkels en rooksignalen, bestemd voor de maritieme sector’. Hierop geeft de verdachte te kennen dat hij er bekend mee is omdat hij deze ook in Rozenburg (op een andere opslaglocatie) heeft opgeslagen. Hieruit concludeert de rechtbank dat de verdachte en de medeverdachte hebben geweten dat in de bunker meer dan 50 kg NEM aan noodsignalen zou worden opgeslagen.
De rechtbank komt ook tot de conclusie dat de verdachte en de medeverdachte wisten dat de opslag van meer dan 50 kg NEM aan noodsignalen een vergunningplichtige activiteit is. Zowel de verdachte als de medeverdachte hebben voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst en apart van elkaar contact gehad met de DCMR, die aan hen beiden duidelijk heeft gemeld dat een omgevingsvergunning nodig is wanneer het gaat om de opslag van meer dan 50 kg NEM aan noodsignalen.
Bovendien mag van personen die beroepsmatig pyrotechnische middelen opslaan verwacht worden dat zij van de van toepassing zijnde wetgeving op de hoogte zijn en onderzoek doen naar de aanwezigheid van de juiste vergunningen. Dit is de verantwoordelijkheid van de drijver van de inrichting, in dit geval de verdachte, die dat deed door de inrichting te verhuren. Onvoldoende daarvoor is dat de verdachte, zoals hij heeft verklaard, er van uit is gegaan dat de huurders in het bezit waren van de juiste vergunning. De verdachte is aldus tekort geschoten in haar onderzoeksplicht en heeft de medeverdachte bewust meer dan 50 kg NEM aan noodsignalen laten opslaan in zijn bunker zonder dat hiervoor een vergunning was verleend. Wat de bewezenverklaring betreft is het in dit kader voldoende dat de verdachte en de medeverdachte opzet hadden op het opslaan van de noodsignalen. Het is dus niet vereist dat er ook opzet was op het niet hebben van de vergunning. De verdachte en de medeverdachte hebben bovendien opzettelijk en in nauwe en bewuste samenwerking gehandeld.
4.2.3.
Conclusie
De verweren van de verdediging worden verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in parketnummer 83-160211-24 tenlastegelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 10 februari 2023 te Oostvoorne, gemeente Voorne aan Zee, aan
de [adres 3] ,
tezamen en in vereniging met een anderen, opzettelijk,
zonder omgevingsvergunning een project heeft uitgevoerd, bestond uit het in werking hebben van een inrichting,
zijnde een inrichting als bedoeld in Onderdeel C, categorie 3.6 onder f van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht,
waar een opslagvoorziening voor ontplofbare stoffen van ADR-klasse 1 aanwezig was,
immers had hij, meer dan 50 kilogram, netto explosieve massa (NEM) noodsignaal Besluit omgevingsrecht genoemde stoffen, opgeslagen in die inrichting;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van overtreding van voorschrift gesteld krachtens art. 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, opzettelijk begaan
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de opslag van meer dan 50 kg NEM aan noodsignalen in een inrichting, zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning was verleend. In totaal lag er meer dan 100 kg NEM aan noodsignalen, naast ook andere pyrotechnische artikelen. Het opslaan van (grote hoeveelheden) ontplofbare stoffen wordt door de Staat aan banden gelegd ter beveiliging van de omgeving van deze inrichtingen. Wanneer deze opslag geschiedt zonder de juiste vergunningen kan de Staat dergelijke activiteiten niet behoorlijk reguleren en kan het publieke belang geschaad worden. De verdachte was als eigenaar van locaties waar vuurwerk wordt opgeslagen bekend met de noodzaak van deze vergunningen en is er in het verleden ook meermaals op gewezen dat hij een vergunning nodig heeft wanneer hij meer dan 50 kg NEM aan noodsignalen in zijn inrichtingen wil opslaan. Desondanks heeft de verdachte er toch voor gekozen om geen vergunning aan te vragen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit acht de rechtbank een deels voorwaardelijke geldboete op zijn plaats. Omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie komt, zal deze geldboete lager zijn dan door de officier van justitie geëist. Het voorwaardelijke deel van de geldboete dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank een geldboete ter hoogte van € 7.500,00, waarvan € 5.000,00 voorwaardelijk en daaraan verbonden een proeftijd voor de duur van 2 jaren, passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, en 47 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 83-124411-24 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het in parketnummer 83-160211-24 tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 7.500,00 (vijfenzeventighonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
72 dagen hechtenis;
bepaalt dat van deze geldboete een gedeelte, groot € 5.000,00 niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. J.F. Koekebakker en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Westhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 25 februari 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
83-160211-24
1
hij, op of omstreeks 10 februari 2023 te Oostvoorne, gemeente Voorne aan Zee, aan
de [adres 3] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
zonder omgevingsvergunning een project heeft uitgevoerd, dat geheel of
gedeeltelijk bestond uit het in werking hebben van een inrichting,
zijnde genoemde inrichting een inrichting als bedoeld in Onderdeel C, categorie 3.6 onder f en/of onder i van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht, in elk geval als bedoeld in Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht,
waar een opslagvoorziening voor ontplofbare stoffen van ADR-klasse 1 aanwezig
was,
immers had hij, 507 kilogram, in elk geval meer dan 50 kilogram, netto explosieve massa (NEM) noodsignaal en/of andere ontplofbare stoffen dan de in categorie 3.6 onder a t/m h van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht genoemde stoffen, niet zijnde pyrotechnisch speelgoed, opgeslagen in die inrichting;
83-124411-24
1
hij, op of omstreeks 23 november 2022 te Rozenburg, gemeente Rotterdam, aan de
[adres 2] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
zonder omgevingsvergunning een project heeft uitgevoerd, dat geheel of
gedeeltelijk bestond uit het in werking hebben van een inrichting,
zijnde genoemde inrichting een inrichting, als bedoeld in Onderdeel C, categorie 3.6
onder f van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht, in elk geval als bedoeld in
bijlage I van het Besluit omgevingsrecht,
waar een opslagvoorziening voor ontplofbare stoffen van ADR-klasse 1 aanwezig
was,
immers had hij,
ongeveer 59,22 kilogram, in elk geval meer dan 50 kilogram netto explosieve massa
(NEM) noodsignaal, opgeslagen in die inrichting;
2
hij, op of omstreeks 23 november 2022 te Rozenburg, gemeente Rotterdam, aan de
[adres 2] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
in een inrichting, afvalstoffen, te weten noodseinmiddelen waarvan de
expiratiedatum is verstreken, voorafgaand aan verwijderd langer dan een jaar na de
expiratiedatum heeft opgeslagen;