In deze zaak vordert een woningcorporatie, vertegenwoordigd door eiseres, de ontruiming van een pand dat door krakers is gekraakt. De eiseres heeft het pand in november 2024 als gekraakt aangetroffen en heeft de krakers verzocht om het pand te verlaten. De gedaagden, waaronder [persoon A], hebben hieraan geen gehoor gegeven. De voorzieningenrechter heeft de procedure op 17 februari 2025 behandeld, waarbij de gedaagden niet verschenen zijn, behalve [persoon A]. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden behoorlijk zijn opgeroepen en heeft verstek verleend tegen de niet verschenen gedaagden.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens de belangen van beide partijen afgewogen. De eiseres stelt dat de staat van het pand onveilig is en dat ontruiming noodzakelijk is voor herstelwerkzaamheden. Echter, [persoon A] heeft betwist dat er een gevaarlijke situatie is en heeft aangetoond dat hij het pand netjes onderhoudt en bijdraagt aan de leefbaarheid van de buurt. De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van de eiseres bij ontruiming niet opweegt tegen het belang van [persoon A] om in het pand te blijven wonen, vooral gezien de omstandigheden van woningnood en de bijdrage die hij levert aan de gemeenschap.
Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter de vordering van de eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten van [persoon A]. De kosten worden begroot op € 983,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat. De eiseres moet deze kosten binnen 14 dagen na aanschrijving betalen, met wettelijke rente indien dit niet tijdig gebeurt. Het vonnis is uitgesproken op 3 maart 2025.