In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en de bewindvoerder van huurder [persoon A]. Woonbron heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist, omdat [persoon A] al bijna twee jaar geen hoofdverblijf in de woning heeft door zijn detentie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [persoon A] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, aangezien hij zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft gehad en dit niet eerlijk heeft gemeld aan Woonbron. De bewindvoerder heeft aangevoerd dat de tijdelijke tekortkoming niet ernstig genoeg is om ontbinding te rechtvaardigen, maar de kantonrechter oordeelt dat de langdurige afwezigheid en de valse verklaringen van de familie van [persoon A] de tekortkoming ernstig maken. De kantonrechter heeft de eis van Woonbron toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de bewindvoerder veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens is de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding en de proceskosten.