ECLI:NL:RBROT:2025:2721

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
11253294 CV EXPL 24-29661
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning door detentie huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en de bewindvoerder van huurder [persoon A]. Woonbron heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist, omdat [persoon A] al bijna twee jaar geen hoofdverblijf in de woning heeft door zijn detentie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [persoon A] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, aangezien hij zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft gehad en dit niet eerlijk heeft gemeld aan Woonbron. De bewindvoerder heeft aangevoerd dat de tijdelijke tekortkoming niet ernstig genoeg is om ontbinding te rechtvaardigen, maar de kantonrechter oordeelt dat de langdurige afwezigheid en de valse verklaringen van de familie van [persoon A] de tekortkoming ernstig maken. De kantonrechter heeft de eis van Woonbron toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de bewindvoerder veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens is de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11253294 CV EXPL 24-19661
datum uitspraak: 21 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. C.N. Vethanayagam,
tegen
[naam bewindvoerder], die handelt onder de naam
[naam bewindvoerderskantoor] ,in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[persoon A],
vestigingsplaats: Barendrecht,
gedaagde,
gemachtigde: [persoon B] .
De partijen worden hierna ‘Woonbron’ en ‘de bewindvoerder’ genoemd. [persoon A] wordt hierna ‘ [persoon A] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 31 juli 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met één bijlage;
  • de e-mail van 9 januari 2025 van Woonbron, met bijlagen;
  • één bijlage die Woonbron ter zitting heeft overgelegd.
1.2.
Op 23 januari 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren namens Woonbron aanwezig mevrouw [persoon C] en de heer [persoon D] , medewerkers sociaal beheer bij Woonbron, mevrouw [persoon E] , juridisch medewerker bij Woonbron, en de gemachtigde. Namens de bewindvoerder was aanwezig de gemachtigde. Verder waren de zoon en dochter van [persoon A] aanwezig.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[persoon A] huurt vanaf 15 november 2021 de woning aan de [adres] in Rotterdam van Woonbron. Volgens Woonbron is [persoon A] op meerdere manieren tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, onder meer door al langere tijd geen hoofdverblijf in de woning te hebben. Woonbron eist daarom dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt en dat de bewindvoerder wordt veroordeeld om de woning te ontruimen.
2.2.
De bewindvoerder is het niet eens met de eis van Woonbron. De bewindvoerder erkent dat [persoon A] al langere tijd in detentie verblijft en daardoor zelf geen hoofdverblijf in de woning heeft, maar volgens de bewindvoerder is deze tijdelijke tekortkoming niet ernstig genoeg om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Daarbij heeft [persoon A] volgens de bewindvoerder groot belang bij het behoudt van de woning, omdat zijn detentie binnenkort eindigt.
2.3.
De kantonrechter wijst de eis van Woonbron toe. Dit betekent dat de huurovereenkomst eindigt en dat de bewindvoerder de woning moet ontruimen. Hieronder wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.4.
Woonbron eist dat de huurovereenkomst met [persoon A] wordt ontbonden. De kantonrechter mag de huurovereenkomst alleen ontbinden als [persoon A] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en die tekortkoming ernstig genoeg is. Hierbij moet de kantonrechter rekening houden met alle omstandigheden. [1]
2.5.
Op grond van artikel 8.2 van de algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst moet [persoon A] in de woning zijn hoofdverblijf hebben. [persoon A] heeft zich niet aan deze verplichting gehouden. Vaststaat namelijk dat [persoon A] al bijna twee jaar (en mogelijk al langer) geen hoofdverblijf in de woning heeft doordat hij in detentie verblijft. Op zitting hebben zijn kinderen toegelicht dat hij begin 2023 in Finland veroordeeld is tot een gevangenisstraf van 3,5 jaar, waarvan hij 2/3e moet uitzitten. De bewindvoerder heeft echter geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat dit juist is. Het is dus mogelijk dat [persoon A] al eerder gedetineerd is geraakt en ook een langere gevangenisstraf moet uitzitten dan zijn kinderen zeggen.
2.6.
Het voorgaande betekent dat [persoon A] al geruime tijd (in ieder al bijna twee jaar) tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst. De kantonrechter is van oordeel dat deze tekortkoming ernstig genoeg is om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen.
2.7.
De bewindvoerder heeft aangevoerd dat de zoon van [persoon A] een onderdeel vormt van zijn huishouden en wel zijn hoofdverblijf in de woning heeft (gehad) tijdens de detentie van [persoon A] . Voor zover de bewindvoerder meent dat die omstandigheid de tekortkoming van [persoon A] minder ernstig maakt, overweegt de kantonrechter het volgende. Hoewel de zoon van [persoon A] momenteel in de woning woont, woont hij daar niet vanaf het begin. Hij zegt dat hij in de zomer van 2022 bij zijn vader is gaan wonen, omdat zijn relatie was verbroken. Daarvoor had hij met zijn vriendin een eigen huishouden. Het enkele inwonen is onvoldoende om een gezamenlijk huishouden aan te nemen. Dat een lid van het huishouden van [persoon A] gedurende zijn detentie wel het hoofdverblijf in de woning heeft (gehad), is daarom niet vast komen te staan, nog daargelaten de vraag of die enkele omstandigheid zou maken dat de tekortkoming dusdanig minder ernstig is dat de ontbinding niet gerechtvaardigd zou zijn.
2.8.
Naast de lange duur van de tekortkoming, weegt de kantonrechter ook mee dat [persoon A] zijn detentie niet (eerlijk) bij Woonbron heeft gemeld en dat zijn familie (namens hem) valse verklaringen heeft afgelegd richting Woonbron over de reden dat hij niet in de woning verbleef. Hoewel de kantonrechter begrijpt dat [persoon A] in verband met zijn (aanstaande) invrijheidstelling en re-integratietraject een groot belang heeft bij het behoud van de woning, maakt dat zijn tekortkoming niet anders of minder zwaar. En tegenover dit belang staat het belang van Woonbron om deze sociale huurwoning te gaan verhuren aan iemand die de woning op dit moment hard nodig heeft.
2.9.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ontbindt de kantonrechter de huurovereenkomst tussen Woonbron en [persoon A] . Daardoor kunnen de overige tekortkomingen die Woonbron heeft gesteld onbesproken blijven.
Er zijn geen oneerlijke bepalingen
2.10.
De kantonrechter heeft onderzocht of er oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
De bewindvoerder moet de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.11.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet de bewindvoerder de woning aan de [adres] in Rotterdam ontruimen. Dat moet binnen veertien dagen nadat dit vonnis is betekend. Tot en met de dag van de ontruiming moet de bewindvoerder een gebruiksvergoeding van € 821,58 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Woonbron heeft niet uitgelegd waarom de bewindvoerder een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand.
De bewindvoerder moet de proceskosten betalen
2.12.
De proceskosten komen voor rekening van de bewindvoerder, omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die de bewindvoerder aan Woonbron moet betalen op € 115,84 aan dagvaardingskosten, € 130,00 aan griffierecht, € 408,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 204,00) en € 102,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 755,84. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De gevorderde wettelijke rente over de nakosten wordt toegewezen.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Woonbron dat eist en de bewindvoerder daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen Woonbron en [persoon A] en veroordeelt de bewindvoerder om binnen 14 na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning aan de [adres] in Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [persoon A] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonbron te stellen;
3.2.
veroordeelt de bewindvoerder om vanaf vandaag tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Woonbron te betalen € 821,58 per maand;
3.3.
veroordeelt de bewindvoerder van [persoon A] in de proceskosten, die aan de kant van Woonbron worden begroot op € 755,84 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 102,00 vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
62828

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.