ECLI:NL:RBROT:2025:2817
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake aanwijzing op grond van de Wkkgz
Op 28 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een zorgaanbieder, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen een aanwijzing van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze aanwijzing was gebaseerd op artikel 27 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), omdat de zorg die verzoekster bood niet voldeed aan de gestelde eisen. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Minister en vroeg de voorzieningenrechter om de publicatie van de aanwijzing en het inspectierapport tegen te houden totdat de bezwaarprocedure was afgerond.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond dat de publicatie zou schaden. Verzoekster stelde dat de publicatie zou leiden tot onherstelbare reputatieschade, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van transparantie en het informeren van anderen zwaarder weegt dan de mogelijke reputatieschade voor verzoekster. De voorzieningenrechter concludeerde dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd verplicht was om de aanwijzing en het rapport openbaar te maken, en dat er geen individuele belangenafweging nodig was. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoekster erkende dat er ruimte was voor verbetering in de zorg die zij bood, maar dat dit niet voldoende was om de voorlopige voorziening toe te wijzen.
De uitspraak werd gedaan door mr. R. van den Wildenberg, in aanwezigheid van griffier mr. L. Zwager, en is openbaar uitgesproken op 28 februari 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.