ECLI:NL:RBROT:2025:2903

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
C/10/690242 / JE RK 24-2572
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 22 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die momenteel verblijft in een jeugdhulpinstelling, positieve ontwikkelingen doormaakt. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van een jaar. Tijdens de mondelinge behandeling was de voogd afwezig, maar de minderjarige heeft haar mening schriftelijk via de GI kenbaar gemaakt. De kinderrechter heeft de zorgen over de minderjarige, zoals eerder vastgesteld, als onverminderd aanwezig beoordeeld. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 6 februari 2026, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft ook een brief aan de minderjarige gestuurd, waarin de positieve ontwikkelingen worden benadrukt en de motivatie van de minderjarige om in de zorg te werken wordt aangemoedigd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/690242 / JE RK 24-2572
Datum uitspraak: 22 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam voogd],
hierna te noemen: de voogd, wonende te [woonplaats] .
En in zijn adviserende taak is in de zaak gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 29 november 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam 1] ;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 2] .
1.3.
De voogd is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de voogd wel juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] uitgenodigd voor een kindgesprek om haar mening kenbaar te maken. [minderjarige] heeft niet van deze mogelijkheid gebruik gemaakt, maar heeft haar mening via de GI schriftelijk kenbaar gemaakt.
1.5.
De kinderrechter heeft na afloop van de mondelinge behandeling en het doen van uitspraak een e-mailbericht van de voogd ontvangen over zijn afwezigheid.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 8 januari 2014 zijn [naam 3] en [naam voogd] tot voogden over [minderjarige] benoemd. Bij beschikking van 25 april 2022 is bepaald dat [naam voogd] het eenhoofdig gezag over [minderjarige] uitoefent.
2.2.
[minderjarige] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
2.3.
Bij beschikking van 6 februari 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 6 februari 2025.
2.4.
Bij beschikking van 18 oktober 2024 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 6 februari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van [minderjarige]

4.1.
De GI heeft namens [minderjarige] ter zitting het volgende naar voren gebracht. Het gaat beter met [minderjarige] sinds zij bij [naam instelling] verblijft en zij maakt betere keuzes.

5.Het standpunt van de GI

5.1.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. Er is geen contact tussen [minderjarige] en de voogd. De Raad heeft een onderzoek uitgevoerd naar gezagsbeëindiging en afgelopen week is het bericht ontvangen dat de Raad een verzoek hiertoe bij de rechtbank heeft ingediend. Het verblijf van [minderjarige] bij [naam instelling] verloopt goed en zij ontwikkelt zich positief. In februari 2025 haalt zij haar diploma en zij is gemotiveerd om in de zorg te gaan werken. Daarnaast maakt zij betere keuzes, is zij gestopt met blowen en volgt ze de dagelijkse behandeling gericht op emotieregulatie binnen [naam instelling] . De jeugdbeschermer heeft ter zitting aangegeven trots te zijn op [minderjarige] . Voor de komende periode is het belangrijk te kijken naar een geschikte plek voor [minderjarige] na haar meerderjarigheid. [minderjarige] is niet naar het kindgesprek gekomen, omdat zij de voogd niet wil zien.

6.De informatie van de Raad

6.1.
De Raad brengt ter zitting het volgende naar voren. Het onderzoek naar gezagsbeëindiging is afgerond. De Raad adviseert om de voogdij te beëindigen en de GI met het gezag te belasten. Het verzoek tot beëindiging van de voogdij is reeds ingediend.

7.De beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige]
7.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling. [1] De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
7.2.
De zorgen over [minderjarige] , zoals vermeld in de beschikking van 6 februari 2024, zijn onverminderd aanwezig. Sinds april 2024 verblijft [minderjarige] bij [naam instelling] , waar zij tot rust komt en stabiliseert. [minderjarige] zit op haar plek bij [naam instelling] en maakt positieve ontwikkelingen door. Zij maakt betere keuzes, zoals het stoppen met blowen en neemt actief deel aan de dagelijkse gesprekken binnen de groep. Daarnaast wordt verwacht dat [minderjarige] in februari 2025 haar diploma behaalt. [minderjarige] is gemotiveerd om in de zorg te gaan werken. Om deze positieve ontwikkelingen voort te zetten, is het van belang dat de jeugdbeschermer betrokken blijft. De kinderrechter verlengt daarom, zoals verzocht en onweersproken, de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar. [2]
7.3.
Over de machtiging tot uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter het volgende. [minderjarige] kan niet terugkeren naar huis. Het is van belang dat haar plek bij [naam instelling] wordt gecontinueerd, in afwachting van de beslissing over het verzoek tot beëindiging van de voogdij. De verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] is noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [3] De kinderrechter verlengt daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van een jaar.
7.4.
Voor de komende periode is het belangrijk om te onderzoeken waar [minderjarige] na haar meerderjarigheid het beste kan verblijven. Daarnaast dient onderzocht te worden of er passende hulpverlening voor [minderjarige] kan worden ingezet, zodat zij, indien zij hiervoor openstaat, kan beginnen met het verwerken van de gebeurtenissen uit haar verleden.
Brief van de kinderrechter aan [minderjarige]
7.5.
De kinderrechter heeft [minderjarige] een brief met onder meer de volgende passage gestuurd:
‘(…) De reden waarom ik dit besluit heb genomen, is omdat ik zie dat je op dit moment goed op je plek bent bij [naam instelling] . Jij doet het daar goed en [naam 1] vertelde dat je binnenkort je diploma haalt en dat je graag in de zorg wilt werken. Ook heeft ze gezegd dat je gestopt bent met blowen en betere keuzes maakt. Ze zei dat ze trots op je is en ik ben het helemaal met haar eens. Je hebt moeilijke tijden gehad, maar het is super knap dat het nu beter met je gaat en dat je zulke positieve stappen zet.
.(…)’.
Uitvoerbaar bij voorraad
7.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep tegen deze beslissing wordt ingesteld.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 6 februari 2026;
8.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 6 februari 2026;
8.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in aanwezigheid van M.Y.R. Veldkamp als griffier, en op schrift gesteld op 29 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:255, Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
3.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.