ECLI:NL:RBROT:2025:2962
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.G.L. de Vette
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake niet-ontvankelijk verklaring bezwaar tegen voorbereidingsbeslissing van het CBR
In deze zaak heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen een beslissing van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) die haar bezwaar tegen een brief van 6 april 2024 niet-ontvankelijk heeft verklaard. De brief van het CBR verzocht om aanvullende informatie van een oogarts om te beoordelen of eiseres in staat is om te rijden. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van 6 april 2024 een voorbereidingsbeslissing is, waartegen geen bezwaar kan worden gemaakt, tenzij deze beslissing de belanghebbende rechtstreeks in zijn belang raakt. De rechtbank oordeelt dat dit in dit geval niet aan de orde is, omdat de doorverwijzing naar de oogarts niet als een directe inbreuk op de rechten van eiseres kan worden gezien. De rechtbank concludeert dat het CBR terecht het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres heeft geen gelijk gekregen en het bestreden besluit blijft in stand. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.